In oktober wordt Jommeke 50, maar het feestprogramma trekt zich nu al op gang met een tentoonstelling in het Belgisch Centrum voor het Beeldverhaal. Een pleidooi voor de meest onderschatte stripreeks van Vlaanderen. Anakwaboe! Door Gert Meesters

‘EXPO JOMMEKE’

Belgisch Centrum voor het Beeldverhaal, Zandstraat 20, 1000 Brussel, van 14 juni tot 2 oktober. Info en tickets: tel. 02 219 19 80.

FOCUSTRAKTEERT

Focus Knack geeft 50 vroege Jommekes weg aan één gelukkige winnaar. ZIE WWW.FOCUSKNACK.BE

Geen enkel rolmodel heeft mijn lagereschooltijd meer gedomineerd dan een avontuurlijke jongen met een strooien dakje. Mijn wereldbeeld werd geschapen naar het model van Zonnedorp, met onhandige slechteriken als Anatool, domme booswichten als Kwak en Boemel en geschifte schurken als de Koningin van Onderland. Natuurlijk moesten die allemaal het onderspit delven tegen het doodgewone blonde jongetje met de vreemde naam.

Als u ondertussen al de hulpdiensten aan het bellen bent, dan begrijp ik dat, maar alle baat komt te laat, want mijn geval is nog ernstiger dan u denkt. Het blijft niet bij een slechte invloed in mijn jeugd. Hoewel veel meningen van auteur Jef Nys me gestolen kunnen worden, heeft hij volgens mij gelijk als hij zijn strip onderschat acht. Pas een tiental jaar geleden begonnen er wat officiële blijken van waardering voor zijn strip te komen. Een grote prijs van betekenis heeft Nys echter (nog) nooit mogen ontvangen. Bij De Bronzen Adhemar bijvoorbeeld mochten de auteurs van Nero en Suske en Wiske meteen in de jury zetelen en werden de auteurs van Bakelandt en Kiekeboe snel bekroond. Maar Jef Nys wordt er doodgezwegen.

In de loop der jaren moest Nys uit diverse hoeken zelfs bakken kritiek slikken. In de periode van de acties ter bevordering van de standaardtaal kreeg het semi-Antwerps uit de tekstballonnen ervan langs. In de albums durfde ook al wel eens een dt-fout opduiken. Menig huisgezin zette Jommeke daarom op de zwarte lijst. Nys en de uitgever pasten het taalgebruik aan, maar de slechte taalreputatie bleef de strip achtervolgen. Als kind vond ik het taalgebruik van de strip juist fascinerend en aantrekkelijk door het exotische ervan. Het woord ‘zulle’ heb ik altijd met de strip geassocieerd. Niemand die ik kende, gebruikte dat woord, behalve de personages uit Jommeke. Volgens mij behoorde het woord tot het Zonnedorpse dialect. Als beoefenaar van de huig-r begreep ik ook totaal niet waarom Jommekes fantasierijke vriend Filiberke in de eerste zeven albums de ‘r’ niet kon uitspreken. Niks moeilijks aan, toch? Nys was hier en daar ook echt inventief met zijn taal, terwijl het toch te volgen bleef voor de lezertjes. Spaans kende ik bijvoorbeeld al toen ik zeven was: ‘Ikos spreekos Spaansos’. Ook het gestoethaspel met medeklinkers van Kwak en Boemel en de al dan niet freudiaanse ‘vernissingen’ van professor Gobelijn tonen dat Jommeke al van den beginne juist een heel taalgevoelige strip was.

In de hoogdagen van het feminisme kreeg Nys de kritiek dat Jommeke – net als de andere langlopende Vlaamse dagbladstrips – de klassieke rollenpatronen bevestigde. Moeder Marie blijft aan de haard, dat heeft haar geestelijke vader voor altijd vastgelegd. Als ze in De supervrouw uit haar rol probeert los te komen, loopt het verkeerd af met het gezin van Jommeke. De Miekes hebben ook een ondersteunende rol die bestaat uit veel koken en naaien. Progressief kan je Jommeke op dit vlak zeker niet noemen. Maar gemakshalve keken de feministes wel voorbij aan doortastende vrouwen als Elodie van Stiepelteen, die haar baron Odilon niet alleen fysiek domineert, of Madam Pepermunt, die gerust haar mannetje kan staan.

Andere kritiek kwam er op de verhalen, die te formulematig en weinig origineel zouden zijn. Jommeke moest inderdaad na 1981, toen Jef Nys zich minder intensief met zijn reeks ging bezighouden, aan persoonlijkheid en vindingrijkheid inboeten. Maar de eerste 100 albums vormen een hoogst overtuigende microkosmos. De critici maakten de fout om de reeks met de criteria van een volwassen lezer te beoordelen. Jommeke kent geen knipogen naar papa of mama over belastingen of andere kindonvriendelijke onderwerpen, zoals Suske en Wiske of Nero. De reeks is altijd resoluut eendimensionaal gebleven. Voor volwassenen lijken veel gebeurtenissen in de strips vreemd of onwaarschijnlijk, omdat ze zich te veel vastklampen aan de realiteit die ze kennen. Voor kinderen is Jommekes wereld speciaal, maar bijzonder consequent. Zij vinden het niet erg dat zo veel albums opgebouwd zijn rond mislukte drankjes van Gobelijn die in het leidingwater terechtkomen. Die herkenbaarheid vinden zij juist een voordeel. Een kind beseft dat de wereld van Jommeke verschilt van de zijne, maar omdat het een veilige omgeving is, stoort dat niet. Ik wist als kind dat je in Zonnedorp een huis mocht binnengaan via het raam, maar het kwam niet in me op om dat thuis te proberen.

Willy Vandersteen zorgde ervoor dat Suske en Wiske geen vader en moeder hadden, want anders zouden ze volgens hem nooit op avontuur mogen. In Jommeke trekt Jef Nys zich daar niets van aan: Jommeke gaat en staat waar hij wil. Kinderen baas is dan ook niet voor niets een album uit de reeks. Als Jommekes ouders in De kristallen grot een skireis voor twee winnen, dan is het evident dat Jommeke die reis mag ondernemen met Filiberke. Jommekes ouders zeuren af en toe over zijn uithuizigheid, maar veel hebben ze niet in de pap te brokken. Als de apen van Paradijseiland Jommeke komen opzoeken in Apen in huis, mag de hele troep meteen inwonen.

Samen met zijn vriendjes neemt Jommeke de volwassen wereld in bescherming tegen zichzelf. Het mag dan ook geen verbazing wekken dat zijn enkele volwassen vrienden het kind in zichzelf zeer goed gecultiveerd hebben, zoals professor Jeremias Gobelijn en de Schotse opper-gierigaard Mic Mac Jampudding. Net zomin mag het opzien baren dat Jommeke het tot leider van de wereld schopt, omdat hij als enige nog zijn gezond verstand kan gebruiken ( De grote knoeiboel).

De critici vergeten de kwaliteiten van Nys: niet alleen zijn onnavolgbare kinderlogica, maar ook zijn striptechnisch vakmanschap. Hij vertelt zijn verhalen altijd rechtlijnig en leesbaar. Ook zijn tekenstijl en inkleuring zijn bijzonder helder. Als Jef Nys naar zijn invloeden wordt gevraagd, verwijst hij eerder naar Hergé dan naar Vandersteen of Sleen. De springerige, beweeglijke tekeningen van Nys – met personages die van het ene been op het andere dansen terwijl ze spreken – lijken misschien niet direct op de stijve, klare lijn van Hergé. Maar beide auteurs hebben een talent voor luchtige, leesbare en standvastige tekeningen. Kinderen vinden dat vaak mooier dan het drukkere Suske en Wiske. Ook de zorg die Nys vaak zelf aan de ingekleurde versies van zijn zwart-witalbums besteed heeft, doet denken aan Hergé. De zwart-witte versies blijven vaak leuker, maar dat was bij Hergé ook zo.

Nys mag dan te weinig kritische appreciatie krijgen, over commercieel succes mag hij helemaal niet klagen. Anderhalf jaar geleden rondde hij de kaap van 50 miljoen verkochte Jommekes bij album 223. Allemaal verkocht in Vlaanderen. Dat betekent dat elke Vlaming, van baby tot eeuweling, gemiddeld een tiental Jommekes in huis heeft.

Gert Meesters

De critici vergeten de kwaliteiten van Nys: niet alleen zijn onnavolgbare kinderlogica, maar ook zijn striptechnisch vakmanschap.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content