De fotografieleider achter Wong Kar Wai, Christopher Doyle, bezit niet alleen een grote mond en een sterke lever, maar vooral hét recept om krachttoeren met beelden uit te halen. Door Ben Van Alboom
Jean-Pierre Jeunet heeft zijn cultstatus te danken aan Darius Khondji; Joel en Ethan Coen beginnen er niet meer aan zonder Roger Deakins; Steven Spielberg heeft wellicht een foto van Janusz Ka-minski op zijn nachtkastje staan en Wong Kar Wai mag van geluk spreken dat hij ooit Christopher Doyle tegen het lijf is gelopen. Achter elke grote director staat een sterke director of photography.
Niet de regisseur maar de fotografieleider is verantwoordelijk voor de filmbeelden. ‘Al is het natuurlijk altijd een kwestie van communicatie en vertrouwen’, zegt Christopher Doyle. De gerenommeerde Australische fotografieleider en notoir drankorgel bleef na een loopbaan bij de marine plakken in Azië – om het even waar, zolang er maar een bar in de buurt was. Aan de toog leerde hij er de Taiwanese filmmaker Edward Yang kennen. Samen maakten ze het uitstekende drama That Day, on the Beach. Zes films later botste Doyle op de Hongkongse filmmaker Wong Kar Wai. Samen schreven ze geschiedenis met een rits cinematografisch explosieve cultfilms als Hong Kong Express en Ashes of Time (beide 1994). Sindsdien zijn de twee onafscheidelijk, hoewel Kar Wai – zijn tijdrovende projecten indachtig – Doyle natuurlijk ook hoogstaande creatieve uitstapjes gunde met Chen Kaige (Temptress Moon), Phillip Noyce (Rabbit-Proof Fence) en Zhang Yimou (Hero).
‘Vraag me niet meer hoe wij onze eerste films samen hebben gemaakt. Daarvoor is mijn geheugen te veel aangetast door alcohol. Ik heb daar geen spijt van. Ik geloof niet in scholen en opleidingen, alleen in het leven. Welnu, ik heb genoeg geleefd om te weten dat niet de lens die je gebruikt maar wat je te vertellen hebt, het belangrijkste is. Als je nooit iets meemaakt, heb je niets te vertellen, zoals Quentin Tarantino. Die plundert de geschiedenis van de cinema enkel en alleen als excuus om achter een camera te mogen staan.’
Het zit de briljante beeldenstormer nog hoog dat de Amerikaanse filmmaker 2046 in Cannes met lege handen naar huis heeft gestuurd. Doyle draagt de Amerikaanse cinema duidelijk geen warm hart toe. ‘Op voorhand wordt in Amerika alles op papier vastgelegd waardoor je geen ruimte hebt om te manoeuvreren. In Azië doet iedereen maar wat. Als iets de eerste keer niet lukt, proberen ze het de tweede keer gewoon op een andere manier. Zo nemen ze een scène op het strand ook nog eens vlug op in de sneeuw, louter om te kijken wat dat geeft. Dan krijg je misschien niet altijd een goede film, maar het eindresultaat is wel altijd een pak interessanter dan de recente pogingen van Hollywood om Aziatische films te kopiëren. Is het je trouwens nog niet opgevallen dat ruim driekwart van de Amerikaanse fotografieleiders niet in de Verenigde Staten is geboren? Ze hebben anderen nodig om hun films te maken, al is dat misschien ook niet meer dan normaal. Een Noor heeft sowieso een interessantere kijk op New York dan iemand die er al veertig jaar woont. Die laatste is bijna onvermijdelijk zo blasé om te geloven dat hij de stad door en door kent, terwijl hij meer dan waarschijnlijk de simpelste zaken niet ziet. Daarom maak ik zelf zo graag films in Azië. Het continent blijft me verbazen.’
Of een visuele poëet als Christopher Doyle zichzelf ook inlaat met de plot, vroegen we ons ten slotte af. ‘Plot? Ik heb al acht films gedraaid waarvan ik de plot niet eens begrijp. Het zijn allemaal meesterwerken! Kinderen groeien niet langer op met sprookjes maar met videogames, visuele prikkels. Verhalen zijn achterhaald, de toekomst is aan het beeld.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier