Barber Shop
Het was natuurlijk geen toeval dat de eerste tussenstop op de ronde van Vlaanderen van Gwendolyn Rutten een kapsalon was. Weinig van wat Gwenny doet is onbesuisd, onberekend of niet door een gerenommeerd communicatiebureau bedacht. Om te weten wat er allemaal borrelde in de onderbuik van de Vlaamse man en vrouw moest Gwenny heel gewoon haar oor te luisteren leggen bij de dorpskapper. Hij wist wat er leefde, hij hoorde het elke dag van acht tot zeven in zijn salon – ja, een kleine zelfstandige moet de nodige uren kloppen om de eindjes aan elkaar te knopen.
Nu pastoors om allerlei redenen uit hun rol van biechtvader zijn gevallen, zijn kappers de geknipte personen om die rol over te nemen. Mensen gaan naar de kapper om hun haren te laten knippen en leggen er ongevraagd hun ziel op de kaptafel. De kapper weet hoe de huwelijken van zijn klanten eraan toe zijn, hij kent de zorgen over opgroeiende kinderen, onbetaalde rekeningen en knobbels op de linkerteen. De kapper knipt, wast, masseert de hoofdhuid en verder luistert hij, mompelt hij nu en dan instemmend en oordeelt verder niet. Het is de gouden kappersregel: knip nooit in de oren en spreek zelden tegen. Wie de temperatuur van een buurt of wijk wil meten, kan het best bij de kapper binnenwippen. Het is precies dat wat regisseur Luc Vrydaghs in Barber Shop doet. In zes steden in evenveel werelddelen schuifelt hij met zijn camera op de schouder tussen de stoelen en verhalen in de kapsalons. Niet, zoals mevrouw Rutten, om zichzelf in de verf te zetten, wel om kapper en klanten te laten spreken.
In een favela in Rio de Janeiro beheert Pedro 25 kappersstoelen in kapsalon Faria. Zijn stelregel is: wie een mes op straat kan hanteren, kan dat ook in een kapsalon. Al wie het geweld wil ontvluchten of de drugs vaarwel wil zeggen, krijgt van hem een kans om kapper te worden. Knippen in de favela’s is een kunst op zich: men moet de tondeuse beheersen, het verschil tussen stand twee en drie onder de knie hebben en het helpt als men figuren in stoppels kan scheren, van het embleem van Lacoste tot de kop van televisieheld Chaves. Mannen die nog geen dag eerder een pistool om hun wijsvinger lieten draaien werken nu minutieus wenkbrauwen bij en verzorgen met de nodige zachtheid baarden, snorren en hoofdhaar. Ondertussen wordt in de stoelen gemopperd, gelachen en gesakkerd. Vooral op de politie, die sinds een paar jaar massaal in de straten van de favela aanwezig is. Officieel om de veiligheid te bevorderen. Voor de klanten en kappers van Pedro is het verschil tussen agenten en bandieten flinterdun: ze zijn allemaal even schietgraag, alleen dragen de eersten een uniform.
Je zou denken dat een kapper blij is met wat orde op straat, maar Pedro haalt zijn neus op voor al dat blauw. Hun aanwezigheid jaagt klanten weg. ‘Vroeger kwamen mensen drugs kopen en lieten ze hun haar doen.’ Maar Pedro klaagt niet. Dat doet hij nooit, het levert hem niets op in een kapsalon als het zijne. Geduldig borstelt hij alle haren van de grond. Niemand die hem daar ooit bij helpt. Hij vraagt het ook niet meer. Met zijn kin op de borstelsteel zegt hij: ‘Het is God. Hij geeft mij de kracht en het geduld. Anders zou het me nooit lukken.’
De volgende dag overstromen de straten van de favela. Het vuil spoelt in een gulpende brij weg. De smurrie sleurt het reclamebord van kapsalon Faria mee en golft over de vloer van het kapsalon. Klanten en kappers gillen, lachen en brullen. ‘Dit is de olympische stad’, giert een van hen het uit. Wie denkt dat Brussel het hell hole van de wereld is, is duidelijk nog niet in de achterbuurt van Rio geweest. Al is het net iets te eenvoudig om alles wat bij de kapper verteld wordt zomaar te geloven. Het is tegelijk de kracht en de zwakke plek van Barber Shop: de camera kijkt niet verder dan het kapsalon.
woensdag 1/3, 21.15, Canvas ***
door Tine Hens
Dat de camera niet verder kijkt dan het kapsalon is tegelijk de kracht en de zwakke plek van Barber Shop.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier