Met ‘Kruistocht in Spijkerbroek’ komt een van de succesvolste Nederlandse jeugdboeken ooit op het grote scherm. Schrijfster Thea Beckman mag het niet meer meemaken, maar mogelijk levert het haar postuum nog een hele generatie nieuwe fans op. Een gesprek met Jean-Claude van rijckeghem, de helft van het Vlaamse scenaristenduo dat boek naar doek vertaalde.

‘De Vlaamse film beleeft momenteel haar wonderjaren’, orakelde cultuurminister Bert Anciaux enkele weken geleden nog, en inderdaad: bepaalde Vlaamse (co)producties worden alsmaar groter, duurder en commercieel ambitieuzer. Zo is er na De Zaak Alzheimer en Windkracht 10 nu ook Crusade in Jeans, een Engelstalige avonturenfilm naar Thea Beckmans bestseller Kruistocht in Spijkerbroek met een Europees budget van 10,5 miljoen euro én een flinke Vlaamse inbreng. Naast bijrolletjes voor Jan Decleir en Josse De Pauw en generiekmuziek van Ozark Henry noteren we ook de namen van jeugdauteur Jean-Claude Van Rijckeghem en filmcriticus Chris Craps. Het scenaristenduo tekende eerder al voor de scripts van de prima, door Danny Deprez geregisseerde jeugdfilms De Bal en Science Fiction. Hun scenario voor Crusade in Jeans moesten ze uiteindelijk uit handen geven aan de Amerikaan Bill Haney, die het verder afwerkte. ‘Ik kan daarmee leven’, lacht schrijver, producent en volbloed cinefiel Jean-Claude Van Rijckeghem onze verbazing weg. ‘Als scenarist mag je geen groot ego hebben. Anders word je héél snel ongelukkig.’

‘Kruistocht in Spijkerbroek’ is een Europese productie met een hoofdzakelijk Britse cast en een Nederlandse producent en regisseur – Kees Kasander en Ben Sombogaart. Hoe raakten twee Vlamingen bij het project betrokken?

Jean-Claude Van Rijckeghem: Chris Craps en ik hadden een scenario voor een middeleeuwse romantische komedie geschreven – een soort Bringing Up Baby (screwballkomedie uit 1938 met Cary Grant en Katharine Hepburn, nvdr.) in maliënkolder. Dat scenario hadden we ook naar Kees Kasander gestuurd en die vond het blijkbaar wel geestig. Alleen had hij dus al een middeleeuws project in de pijplijn zitten, waarop hij ons vroeg of we het eerste, nogal problematische scenario van Kruistocht in Spijkerbroek niet wilden herwerken. Uiteindelijk hebben we daarvan een volledig nieuwe oerversie geschreven – begin 2004 was dat – en daarna een deal gesloten voor nog eens drie herwerkingen op basis van de opmerkingen van regisseur Sombogaart.

Hoe ging dat in zijn werk?

Van Rijckeghem: Als je het boek van Beckman letterlijk verfilmt, krijg je een tien uur durende roadmovie. Het kwam er dus op aan alle gebeurtenissen te comprimeren in twee uur. Hoe je daaraan begint? We zijn van nul gestart. We hebben de roman eerst drie keer gelezen, het verhaal vervolgens samengevat op een tiental pagina’s en het boek ten slotte definitief dichtgeklapt. Het komt er uiteindelijk op aan het verhaal zo goed mogelijk opnieuw te vertellen, niet het te kopiëren. Kijk naar de eerste Harry Potter-film: dat was zo’n compleet steriele, woord-voor-woord-adaptatie die amper te bekijken viel en die JK Rowling ook gewoon zelf had kunnen maken.

Het boek is een bijna heilig verklaarde jeugdklassieker over een jonge voetballer – Dolf uit Rotterdam – die per toeval door een soort teletijdmachine naar de duistere middeleeuwen wordt geflitst. Hebben jullie wijzigingen durven aanbrengen?

Van Rijckeghem: De inhoud en gebeurtenissen zijn dezelfde, maar een film heeft nu eenmaal zijn eigen wetmatigheden. Het personage van Jenne bijvoorbeeld – het meisje waarop de jonge held Dolf verliefd wordt – zat niet in het boek. Er zat eigenlijk helemaal geen love story in, laat staan een sterke vrouwelijke figuur. Dat is op zich al een vreemde vaststelling, zeker voor een geemancipeerde schrijfster als Thea Beckman.

Waren er in de middeleeuwen geen sterke vrouwen?

Van Rijckeghem: Dat betwijfel ik. Aan die kinderkruistochten deden ook meisjes mee en in de negende eeuw zou er zelfs een vrouwelijke paus geweest zijn: pausin Johanna. Daarover is trouwens ooit nog een vreselijke film gemaakt met Liv Ullmann, maar dit geheel terzijde. (lacht) We vonden het in elk geval interessanter om er een vrouwelijke mentor aan toe te voegen. Tenslotte volg je die kinderen op een twee uur durende trektocht en roadmovies zijn bijna altijd problematisch.

Hoe bedoel je?

Van Rijckeghem: Ze zijn episodisch gestructureerd, waardoor ze op de duur vaak beginnen te slabakken – met uitzondering van Thelma and Louise. We hadden een dramatische ruggengraat nodig, en die vonden we in de relatie tussen Jenne en Dolf. En in het ontsluieren van de verborgen agenda van Anselmus, de volwassen priester die de kruistocht begeleidt. Dat laatste geeft de film ook een zekere suspense, hoewel die subplot in het boek halverwege al wordt opgehelderd.

Is het dan eigenlijk wel een goed boek?

Van Rijckeghem: Toch wel. Het leest als een trein. Alleen laat het zich niet zo gemakkelijk verfilmen omdat de basisconflicten ontbreken. In het boek is Dolf al een held vanaf de eerste pagina, terwijl hij zich verder ook best lekker voelt in de middeleeuwen. Het enige spanningsveld is de vrij lugubere teneur en die hebben we in de film behouden. Dolf moet opboksen tegen grote gevaren, er sterven kinderen onderweg, de waterpokken breken uit, er lopen wolven in rond… dat soort dingen.

Het scenario werd afgewerkt door een Amerikaan. Waarom?

Van Rijckeghem: Men wilde het meer naar de Amerikaanse markt toe schrijven. Het eerste deel loopt grotendeels gelijk met onze versie, in het tweede zijn er wel een aantal wijzigingen aangebracht. No hard feelings. Voor ons was het gewoon een opdracht en we wisten van bij het begin waar we aan toe waren.

Wat is er dan zo Amerikaans aan het finale product en wat zijn de dingen die jullie zelf niet konden bedenken?

Van Rijckeghem:(lacht, zucht en wikt zijn woorden) Er waren een aantal moeilijkheden voor de concrete productie. Een paar van die spektakelscènes bijvoorbeeld: die vallen niet zo gemakkelijk te realiseren met een budget van tien miljoen euro, wat misschien veel is voor een Europese film, maar nog altijd peanuts in vergelijking met een Hollywoodepos.

Daar hadden jullie toch ook een oplossing voor kunnen verzinnen? Wat is daar zo Amerikaans aan?

Van Rijckeghem:(diplomatisch) Wij hebben de film niet geproduceerd. Het is de film van Kees Kasander en dus was het zijn goed recht om er nog een extra scenarist bij te halen. Ik vind niet dat er grote compromissen zijn gemaakt. Het is géén softe film geworden voor kleine kinderen, maar een avonturenprent voor jongeren vanaf twaalf jaar.

Laten we het anders formuleren: zou de film er met jullie eindscenario anders hebben uitgezien?

Van Rijckeghem: De structuur ziet er in het tweede deel misschien een beetje anders uit en wat in ons scenario nog een kasteel was, werd om productionele redenen blijkbaar vervangen door een grot, maar daar voel ik me écht niet gefrustreerd over. Natuurlijk zijn er dingetjes die ik jammer vind, maar dat is onvermijdelijk.

Welke dingetjes?

Van Rijckeghem:(lacht) Jullie geven het echt niet op, hé? In ons scenario zat gewoon wat meer humor. Van die Back to the Future-achtige anachronismen en confrontaties tussen heden en verleden. Dolf had bijvoorbeeld een hele rugzak mee met moderne spullen. En ook het einde was een beetje anders: dat was iets somberder bij ons. De held kwam veilig en wel terug thuis, maar met zijn vriendinnetje liep het minder romantisch af. Daar hou ik nu eenmaal van: van liefdesverhalen die niet goed aflopen, avonturen waarin de held een tol moet betalen voor het beleefde avontuur en op die manier tot inzichten komt. Hij komt er gelouterd uit, maar draagt littekens voor de rest van zijn leven, zoals het personage van Sean Connery in The Man Who Would Be King, een van mijn favoriete films.

Het boek en de film gaan over de kinderkruistocht uit 1212. In hoeverre klopt de historische achtergrond?

Van Rijckeghem: Daar is maar weinig over bekend. In de annalen is sprake van een ‘army of innocence’ en er wordt gezegd dat het om kinderen ging die naar Jeruzalem trokken, maar dat kan ook pauselijke propaganda zijn geweest. Het gaat ongeveer over de periode van Richard Leeuwenhart: de donkere middeleeuwen dus, waar niet veel literatuur over bestaat. Eigenlijk zijn het meer legenden dan feiten, maar da’s precies wat het boek zo aantrekkelijk maakt. Beckman heeft een epische, goed gedocumenteerde interpretatie gebracht van hooguit een paar pagina’s aan historische beschrijvingen. Bovendien is het ook een dankbare periode om over te vertellen. Het gaat om de roots van onze cultuur. Wat de western is voor de Amerikanen en de samoerai-verhalen voor Aziaten, zijn de middeleeuwse legenden en ridderverhalen voor ons.

Het boek werd gepubliceerd in 1973. Ondertussen hebben de kruistochten wel een heel andere, politiek en zelfs raciaal beladen bijklank gekregen. Was je daarmee bezig toen je het scenario schreef?

Van Rijckeghem: Het avontuur en het coming of age-verhaal van Dolf staan voorop. Ik weet dat het onderwerp gevoelig ligt, en ik weet ook dat Kingdom of Heaven – de kruistochtenfilm van Ridley Scott – vanuit islamitische hoek heel wat tegenkanting kreeg, maar als scenarist moet je in de eerste plaats schrijven vanuit de leefwereld van de personages en niet vanuit een bepaalde politiek-sociale context. Bovendien komt er geen enkele Moor in voor, dus het zou me verbazen mochten er felle reacties op komen.

Er zijn al eerder films gemaakt over de kinderkruistochten: de gigantische flop ‘Lionheart’ (1987) van Franklin J. Schaffner én het obscure ‘The Gates to Paradise’ (1968) van Andrzej Wajda.

Van Rijckeghem: Ik heb geen van beide gezien. Ik ken wel The Warlord van Schaffner, ook een film over de middeleeuwen en een goeie bovendien.

Zijn er films die jullie bij het schrijven hebben geïnspireerd?

Van Rijckeghem: Ja, maar dan gaat het vooral over specifieke dingen. Die scènes in de tent bijvoorbeeld. Hoe steken die in elkaar? Hoe creëer je daarin sfeer en spanning? Daarvoor hebben we alle tentscènes uit Lawrence of Arabia bestudeerd. Voor de rest haalde ik mijn inspiratie vooral uit boeken, omdat ik me niet te direct wilde laten beïnvloeden. Herfsttij der Middeleeuwen van Huizinga vond ik fantastisch. Een non-fictionboek dat leest als een roman en waar je ongelofelijk veel van opsteekt. Hoe alles toen veel intenser werd beleefd bijvoorbeeld. Hoe mensen geen honger hadden maar crepeerden, niet blij waren maar euforisch, niet stierven maar werden afgeslacht. Erg dankbaar voor een scenarist, iets minder voor de betrokkenen (lacht).

Hoe werk je precies samen met Chris Craps?

Van Rijckeghem: We schrijven apart, maar voor we daaraan beginnen, praten we eerst heel lang over de thematiek, de toon, de mogelijkheden en het einde waar we naartoe werken. Daarna gaan we elk afzonderlijk aan de slag en geven we telkens commentaar op de scènes die de ander geschreven heeft. Die kritiek aanvaarden we van elkaar en ze werkt zelfs stimulerend, omdat twee breinen nu eenmaal beter en sneller werken dan één. Als scenarist mag je gewoon geen al te groot ego hebben, anders word je snel ongelukkig. Daarom hadden we ook niet zo veel problemen met die Bill Haney. Een scenario is slechts voor een stuk een persoonlijke creatie, voor de rest is het gewoon een werkdocument, een hulpmiddel voor een regisseur. Ik schrijf overigens altijd samen met iemand anders. Mijn nieuwste scenario voor Man zkt Vrouw – een komedie die zal worden geregisseerd door Miel Van Hoogenbempt – schreef ik samen met Windkracht 10-scenarist Pierre de Clerq en mijn middeleeuwse jeugdroman Jonkvrouw maakte ik samen met Pat van Beirs.

Komt jullie middeleeuwse komedie er ooit nog?

Van Rijckeghem: Misschien, maar ik ga hem in elk geval niet zelf produceren. Als er kostuums en historische decors bij komen kijken, zit je algauw aan vijf-zes miljoen euro en daar begin ik niet aan. Alle films die ik tot nu toe heb geproduceerd – van Miss Montigny tot Erik of het klein insectenboek – kostten minder dan twee miljoen. Het is gewoon te moeilijk en te riskant om zo’n grote productie te dragen. Bij ons moet je 35 verschillende bronnen aanboren om zo’n budget bijeen te harken, terwijl het in Amerika volstaat om één studio of productiehuis over de streep te trekken.

Hoe schrijf je een goed scenario?

Van Rijckeghem: Eigenlijk schrijf je geen scenario’s. Je vertelt ze. De woorden die je gebruikt zijn eerder secundair. Veel belangrijker zijn de personages, de opbouw en de context. Bovendien is het een levenslang leerproces. Kijk naar het geniale scenario van Brokeback Mountain. Dat werd geschreven door de 70-jarige Larry McMurtry – die ook al The Last Pïcture Show schreef – en je voelt gewoon dat daarin ongelofelijk veel levenswijsheid en metier steekt. Wat een lef trouwens, die gast. De manier waarop hij de dood van Heath Ledgers vriend aankondigt met dat hemd en daarna in flashback toont hoe hij in elkaar geslagen werd: daar krijgt élke scenarist kippenvel van. (lacht)

Kun je goeie scenario’s leren schrijven, zoals veel scriptgoeroes beweren?

Van Rijckeghem: Er zijn zeker enkele goeie boeken en cursisten te vinden. Syd Field – een van de invloedrijkste docenten in Hollywood – is totale onzin, maar Chris en ik hebben wél Robert McKee gevolgd. Die filosofeert gewoon over het verhaal en bestudeert de bestaande voorbeelden, de enige manier waarop je het leert.

Kijk je dan nooit onbevangen naar een film?

Van Rijckeghem: Toch wel. De eerste keer laat ik me gewoon meevoeren, zonder de mechaniek te bestuderen. En de tweede of derde keer eigenlijk ook. Ik ben nu eenmaal een gevoelige jongen (lacht).

Heb je favoriete scenario’s?

Van Rijckeghem:Lawrence of Arabia blijft natuurlijk fantastisch. De meeste films van David Lean hebben trouwens sterke scenario’s. Verder ben ik ook dol op de films van Emeric Pressburger en Michael Powell: Canterbury Tales, Black Narcissus of A Matter of Life and Death. Het zijn niet alleen fantastische verhalen, ze zijn ook buitengewoon origineel! Ook Ingmar Bergman vind ik een enorm sterke scenarist. De Maagdenbron is trouwens een van de beste films over de middeleeuwen ooit gemaakt. (alsmaar enthousiaster) Noteer verder maar Notorious van Hitchcock, geschreven door Ben Hecht. En bijna alles van Billy Wilder, die ook altijd in duo schreef: The Appartment, Sunset Boulevard en – mijn favoriet – Double Indemnity. Wat een klasse! Daarvoor moeten wij nog flink wat boterhammen eten.

Staan er ook Vlaamse films op je lijstje?

Van Rijckeghem:Verlengd Weekend vind ik goed geschreven. Als producent van die film ben ik natuurlijk bevooroordeeld, maar de meeste van die faits-divers-films vond ik scenarieel best sterk. Vidange Perdue is een van de beste recente Vlaamse films. Eigenlijk mogen we absoluut niet klagen de jongste jaren. Er is duidelijk een heropleving van de Vlaamse film. Er worden meer films gemaakt dan ooit tevoren en hoe meer er worden gemaakt, hoe meer goeie er tussen zullen zitten. Zoiets voedt zichzelf.

In theorie.

Van Rijckeghem: En in de praktijk. In dit vak moet je optimistisch zijn. Positief denken, heren! (lacht)

Door Patrick Duynslaegher en Dave Mestdach l FOTO PIET GOETHALS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content