Martin Scorsese over de gevechten in de New Yorkse onderwereld tijdens de Burgeroorlog en de conflicten op de set van ‘Gangs of New York’.

Over de geschiedenis van New York en Amerika.

Geschiedenis fascineert me, in het bijzonder de geschiedenis van mijn stad. In de negentiende eeuw was New York de grootste haven en de grootste toegangspoort van de inwijkelingen. New York werd ook gezien als een experiment: als democratie hier niet werkte, zou ze nergens in Amerika werken. In deze film kon ik mijn liefde voor New York combineren met mijn grote belangstelling voor hoe mensen in een grootstad met elkaar proberen te leven, vaak een onmogelijk karwei, gezien de verschillen van taal, afkomst en religie. Gangs wordt onvermijdelijk een film over de geschiedenis van Amerika, wat het betekent Amerikaan te zijn en waar het land voor staat.

Het is nuttig voor jongelui van nu om die historische strijd te bekijken door de bril van vandaag, want we leven nu in een tijd waarin de hele wereld een beetje wordt zoals Amerika in de negentiende eeuw. Het is nu wereldwijd dezelfde strijd. We zijn weer in een moment in de geschiedenis aanbeland waarin naties minder belangrijk zijn dan de verbondenheid om tot dezelfde stam te horen en de rituele terreur die daarmee samengaat.

Over de corruptie in New York.

Dat de corruptie zo welig tiert in Gangs of New York komt omdat het hier om de geboorte van een nieuwe wereld gaat. De Burgeroorlog verdeelde het land en je kon snel via allerlei onfrisse praktijken grof geld verdienen. Een figuur als William ‘Boss’ Tweed (een politicus die echt bestaan heeft, gespeeld door Jim Broadbent, pd) weet gewiekst de verschillende partijen tegen elkaar uit te spelen. Hij associeert zich met ‘Nativist’ Bill the Butcher om controle te verwerven over de Five Points, maar hij is ook een opportunist die maar al te graag de boten ziet aanmeren met hun grote vrachten Ierse inwijkelingen. Voor hem is elke armoezaaier ook een potentiële kiezer die hem aan de electorale overwinning kan helpen. En hij komt er mee weg, tot hij in de cartoons van Thomas Nast in de New York Times wordt ontmaskerd.

Over de driehoek Bill, Amsterdam en Jenny.

De relatie tussen Bill, Amsterdam en Jenny is geen simpele driehoeksverhouding. Er komt heel wat meer bij kijken: bijvoorbeeld de mentaliteit van vrouwen die voor pooiers werken, die tegelijk gedomineerd en geëxploiteerd worden maar zich ook beschermd en bemind voelen. Vanaf hun zesde, zevende belanden ze in de prostitutie, tegen de tijd dat ze elf zijn, zitten ze onherroepelijk aan de drank. Verschrikkelijk. Dat ze hun lichaam verkopen, is niet belangrijk voor ze: voedsel is belangrijk en beschutting vinden tegen regen, wind en vrieskoude. Jenny moet ook op alles voorbereid zijn, zodra er gevaar dreigt, gaat ze in de aanval en is ze klaar om haar belager de ogen uit te krabben.

Er is ook de dimensie van de jonge man die een vader nodig heeft en een oudere man die altijd een zoon had willen hebben, maar die beiden in een situatie zitten waarin ze elkaar moeten afmaken. Het gaat ook over dat moment in je leven waar je de fakkel moet overnemen van je ouders. Aanvankelijk sijpelt de Grote Geschiedenis alleen maar wat binnen in hun privé-geschiedenis maar gaandeweg gaat ze alles overspoelen.

Over Daniel Day-Lewis als Bill the Butcher

Ik werkte al samen met Daniel Day-Lewis aan The Age of Innocence, een film die ik maakte tijdens een emotioneel belangrijke periode in mijn leven. Mijn vader lag op sterven, ik was heel kwetsbaar en op de set groeide er een sterke band met mijn acteurs – met Daniel maar ook Michelle Pfeiffer en Winona Ryder. Ik voelde me heel goed in Daniels gezelschap; hij is een warme, hartelijke man. Toen ik hem Gangs voorstelde, ging hij er eerst niet op in omdat acteren hem niet langer interesseerde. Maar we bleven aandringen. Op zeker ogenblik vroeg hij mij waarom ik hem absoluut wou hebben voor die rol. ‘Omdat we van je houden’, zei ik. ‘We willen je gezelschap tijdens het maken van die film. Ik zeg niet dat het een makkie wordt, maar als we ons kunnen omringen met mensen die we bewonderen en liefhebben, slaan we er ons wel door.’

Zodra we hem overtuigd hadden, stortte hij zich vol overgave in zijn rol. Zodra hij Bill was, was hij altijd Bill: zelfs aan de telefoon sprak hij met het half Schots, half Amerikaans accent van Bill. Hij werd pas weer zichzelf toen hij terugkeerde naar huis en kind. Om er die dreigende, gespannen sfeer in te houden, die heerlijke ingehouden woede die op ieder ogenblik kan losbarsten, luisterde hij elke ochtend naar rapmuziek.

Over het geweld in ‘Gangs of New York’

De brutaliteit van Gangs vind je ook terug in sommige van mijn vroege films, het is een ander aspect van de New Yorkse onderwereld, van de ‘mean streets’ in Little Italy waar ik opgroeide. Vrienden en kennissen herinneren me eraan dat er ook Italiaanse immigranten zijn die het tot onderdirecteur van een bank geschopt hebben. Dat is natuurlijk waar, maar ik kan alleen praten over de wereld die ik in mijn jonge jaren heb gekend, de wereld uit Mean Streets. Ik was toen al een outsider, een observator. Om er echt bij te horen, moest je erg taai zijn, en ik was zwak en astmatisch. De zeldzame keren dat ik in een straatgevecht betrokken geraakte, kwamen er kopstoten aan te pas, maar ik leerde algauw mijn hoofd op een betere manier te gebruiken en ik wist geweld te vermijden door ze te slim af te zijn. Als kind zat ik in een tweestrijd: ik had bewondering voor sommige van die straatvechters maar ook voor de kerk.

Toen gewezen New Yorkse burgemeester Rudy Giuliani het had over het negatieve imago van de stad, nam hij altijd Taxi Driver als voorbeeld. Onder Giuliani werd de stad inderdaad veiliger en cleaner. Voor Bringing Out the Dead moesten we ons eigen vuilnis meenemen naar de set. We werden overal gevolgd door trucks met woedende vuilnismannen die de boel wilden schoonmaken. Maar hoe succesvol zijn grote schoonmaak ook is, de drabbige onderkant bestaat nog altijd, dat krijg je nooit echt weg. New York is altijd een taaie stad gebleven.

Het primitieve geweld in Gangs is onlosmakelijk verbonden met de wereld van toen, maakt ook deel uit van de menselijke conditie. Geweld is nu eenmaal voor veel mensen een optie, ook in de huiskring. Om te overleven in de straten van negentiende-eeuws New York moest je wel geweld gebruiken, je had geen andere keus. En als we zien waar de wereld nu naartoe gaat, wordt geweld hoe langer hoe meer als legitiem beschouwd. De finale uitbarsting in de film toont in de eerste plaats de futiliteit van het geweld. Vrede is meer dan het stopzetten van geweld, het is een verandering in onze manier van denken. Aan het eind van onze film ondergaan Bill en Amsterdam een transformatie. De meeste Amerikanen kennen deze periode niet, ze weten niet echt waar ze vandaan komen.

Over zijn ruzie met Harvey Weinstein

Die hele ruzie tussen Harvey Weinstein en mij is echt opgeblazen door de media. Laten we eens kijken wat er echt gebeurde: het gaat om een dure productie, er waren meningsverschillen tussen de producer, die tevens de studiobaas was, en mezelf, we gingen wat over het budget, de opnamen sleepten wat langer aan dan voorzien. Maar zo vergaat het ongeveer elke film die ooit werd gemaakt!

Journalisten hebben dit aangegrepen om het vertrouwde verhaal op te dissen van het conflict tussen kunst en commercie. Dat zit er natuurlijk in, maar dat is nu eenmaal de aard van het beestje. Het is hetzelfde liedje voor elke film van mij: ik probeer er zoveel mogelijk kunst van te maken – goede of slechte kunst, dat laat ik aan u over – maar probeer dat altijd in een commerciële context te zien, want mijn ‘kunst’ moet verkopen. En hoe groter je budget, hoe groter de verantwoordelijkheid om dat geld terug te verdienen. Ik las net een oud interview met Buñuel, dat herdrukt wordt voor de Criterion Collection dvd van Le Journal d’une femme de chambre, waarin hem wordt gevraagd waarom hij al die Mexicaanse films maakte. Zijn antwoord: ‘Omdat ze me het geld gaven en ik me verplicht voelde om een deel van de investering te recupereren aan de kassa.’ Buñuel! Stel je voor!

Gangs was een gigantische film. Harvey probeerde te helpen. Als er bespaard moest worden, vroeg hij me: van die vijf dure dingen die je vraagt, kan ik je er maar twee geven, welke heb je écht nodig? Dan was mijn antwoord meestal: geef me drie van de vijf, Harvey. Dat is de realiteit van het filmmaken. Sommige dagen beschikten we over vijftienhonderd figuranten, andere dagen waren er slechts enkele honderden voorhanden en natuurlijk had ik er toen duizend nodig. Omdat je als regisseur altijd meer wil. Maar er zijn allerlei trucjes met de camera om van een paar honderd figuranten een duizendkoppige massa te maken en zodoende de productiekosten te drukken.

(P.D.)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content