‘ALS TRANSFORMERS WILD EN BOMBASTISCH MAG ZIJN, DAN IK OOK’

De Frans-Canadese relnicht Xavier Dolan gaat voor het eerst de theater- en thrillertoer op met Tom à la ferme, een queer noir-komedie over de luimen van de liefde en het leven. ‘Mijn generatie zal over twintig jaar heel andere prioriteiten hebben dan films maken.’

Een hypergetalenteerd goudhaantje dat schrijft, acteert, monteert en regisseert? Of een narcist met een ongezonde fetisj voor Fassbinder, Godard en Sirk? De nog altijd maar 25-jarige Québécois Xavier Dolan heeft, sinds hij in Cannes debuteerde met J’ai tué ma mère (2009), altijd al devote fans en fanatieke haters gehad. En Tom à la ferme, naar het toneelstuk van gouwgenoot Michel Marc Bouchard, zal daar niet meteen verandering in brengen.

Net als in zijn drie vorige films zoomt Dolan gulzig in op de clash van generaties, familieleden en seksuele voorkeuren, en zoals steeds ook op zichzelf: met blonde, lange haren deze keer, als het trashy titelpersonage dat op de familieboerderij van zijn pas overleden minnaar Guillaume komt logeren. Diens moeder, noch diens oudere machobroer had er evenwel weet van dat Guillaume homo was, waardoor Tom gedwongen wordt een rol te spelen en een ménage à trois ontstaat dat nu eens spannend en serieus, dan weer hysterisch en campy is.

‘Het was tijd voor verandering’, zegt het voormalige kindsterretje over zijn eerste adaptatie, zijn eerste psychothriller en zijn eerste blonde kleurspoeling. ‘Mijn vorige films gingen over onmogelijke liefde, heb ik zelf geschreven en vormden ook qua look een soort trilogie. Ik had zin om eens een ander genre te verkennen. Ik had twee jaar geleden al de rechten op het stuk gekocht en dacht: waarom dat niet verpakken als een thriller, met zo’n dreigende, hitchcockiaanse soundtrack? Het toneelstuk had ook al een donker kantje, maar in een film kun je dat meer uitdiepen dan op de planken.’

En dus vroeg je aan componist Gabriel Yared om zo Bernard Herrmann-achtig mogelijk te klinken?

XAVIER DOLAN: Aanvankelijk wilde ik geen muziek omdat ik daarvoor geen budget had. Maar toen ik de film monteerde, zag ik dat het hier en daar wrong. Toen ik er temp music(een tijdelijke soundtrack tijdens de productie, nvdr.) van Philip Glass en Bernard Herrmann op zette, kreeg het meer schwung en diepgang. Vandaar dat ik er Yared bij heb gehaald. Toen hij me zijn eerste demo’s opstuurde, was ik blij dat hij het thrillergenre ook volledig durfde te omarmen. Het was geen ironische stijloefening, maar een volbloed psychologische thrillersoundtrack zoals Hitchcock die besteld zou hebben. Het heeft iets over the top, zeker voor een film die over verlies en macht gaat. Maar hey, als Transformers wild en bombastisch mag zijn, dan ik ook. Wie zegt dat indiefilms altijd sobere, discrete soundtracks moeten hebben? Fuck that. Ik wilde geen Brian Eno. Ik wilde violen, cello’s, pauken, de hele rimram. (lacht)

Onder die thrillerverpakking schuilt wel weer een disfunctioneel melodrama met een vleugje Douglas Sirk. Mee eens?

DOLAN:(zucht) Ik haat labels. Ik wilde geen gemaniëreerde look. Geen Sirk. Geen Fassbinder. Ik wilde een simpele stijl die niet afleidt en de personages tot hun recht laat komen. Shot, tegenshot, totaalshot. Zo gaat het de hele film door. We hadden het geld niet om ingewikkelde shots te bedenken. Als critici me vergelijken met Sirk bedoelen ze dat ongetwijfeld als compliment, maar het is niet iets dat ik nastreef. En het is lui. Wat me ook irriteert, is me indelen onder ‘gaycinema’. Is dat een genre? Is een film van Kubrick, die hetero was en vooral hetero personages opvoerde, dan heterocinema? Waar vind ik die afdeling in de videotheek, want ik loop er telkens voorbij.

Point taken. Je schreef het scenario ditmaal niet zelf, je experimenteert met thrillerelementen… Zien we je ooit in Hollywood?

DOLAN: Ik zou graag eens een studiofilm maken. Waarom niet? Arthouse, independent, mainstream… het zijn termen die uitgevonden zijn door de vakbladen om sales agents duidelijk te maken wat ze kopen in Cannes of op andere festivals. Het is hol bedrijfsjargon. Ik geloof liever in een industrie, of een kunsttak zo je wilt, waar films ofwel werken ofwel niet. Heb je The Turin Horse van Béla Tarr gezien? Wel: die film wérkt. Hoe minimalistisch hij ook is. Dat openingsshot met dat paard duurt tien minuten maar is zo goed dat je je ogen er niet van af kunt houden. Wat maakt het uit of dat commercieel of indie is? Als Hollywood me een script geeft dat me aanspreekt, wil ik ervoor zorgen dat de film werkt, door er een passende stijl bij te verzinnen, hem juist te casten enzovoort. Home Alone werkt. Fucking Jumanji werkt. (lacht)

Over Cannes gesproken: al je vorige films gingen er in première maar naar verluidt was je twee jaar geleden zo boos dat Laurence Anyways niet in de hoofdcompetitie zat dat je Tom à la ferme uit balorigheid hebt opgestuurd naar Venetië. Klopt dat verhaal?

DOLAN: Het klopt dat ik ontgoocheld was dat mijn vorige film niet in competitie zat. Maar mag ik dan geen ambitie tonen? Als er conflicten waren, dan zijn die inmiddels uitgepraat. Ik heb veel aan Cannes te danken en daar blijf ik het festival erkentelijk voor. De waarheid is dat Tom à la ferme niet tijdig klaar was voor Cannes. En dat ik trots ben dat hij in een topfestival als Venetië zat. Denk je werkelijk dat ik zoveel te zeggen heb dat ik eisen kan stellen aan A-festivals? Dat kan zelfs Wong Kar-wai niet.

Je blijft wel opvallend gevoelig voor kritiek, ook al heb je qua erkenning nooit iets te klagen gehad.

DOLAN: Ik stop mijn hart en ziel in mijn films, dus is het logisch dat ik soms defensief reageer. Het zijn mijn kinderen en ik wil ze verdedigen. Telkens ik een film af heb en naar een festival opstuur, denk ik: ze zullen hem verbranden, zeggen dat ik weer naar school moet en hooguit over zeven jaar nog eens terug mag komen. Ik ben daarom meestal apestoned tijdens een première. Ik wil niet horen of mensen jouwen of applaudisseren. Ik wil het zo snel mogelijk achter de rug hebben.

Je bent op je 25e al aan je vierde film toe en je hebt er alweer twee in de steigers staan. Vanwaar die manie?

DOLAN: Ik behoor tot een generatie die binnen twintig jaar heel andere prioriteiten zal hebben dan films maken. Schoon water en gezond voedsel, daar draait het straks om. En dat besef ik. Vandaar dat ik nooit verder kijk dan de komende twee, drie jaar en ondertussen elke kans grijp om mijn stem te laten horen. Ik zal je wat verklappen: mijn neefje is veertien en gaat dood aan hersenkanker. Dát is de reden voor mijn manie.

TOM À LA FERME

Vanaf 16/4 in de bioscoop.

DOOR DAVE MESTDACH

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content