Niet dat we het willen opblazen, maar als de cameraman neen zegt tegen Michael Mann voor jouw debuutfilm, creëert dat een zekere verwachting. Met Welp, een slasher op een scoutskamp én een ode aan de Amblinfilms van Spielberg, schrijft regisseur Jonas Govaerts, tevens gitarist van The Hickey Underworld, een nieuw bloederig hoofdstuk in de Vlaamse filmgeschiedenis. ‘Vakmanschap is overschat: ik wil iemand zich zien amuseren in wat hij doet.’
Maurice Luijten, 12, volledig in scoutsuniform, staat naast de weg recht op zijn BMX. Uit de trekkerszak op zijn rug steekt een blikken gamel; eronder bungelt een slaapzak. Hij springt op en neer om buiten adem te raken, iets wat bij 30 graden en volle zon niet erg moeilijk blijkt: in geen tijd parelt het zweet langs zijn slapen.
‘Stilte voor opname.’
‘Stilte voor opname!’
‘Geluid?’
‘Loopt.’
‘Even wachten tot de klokken stoppen met luiden.’
De Onze-Lieve-Vrouwekathedraal, aan de andere kant van de Schelde, stopt met luiden.
‘En nog even wachten tot die helikopter is overgevlogen.’
Een politiehelikopter vliegt aan en over.
‘Oké. Cue figuranten in de wagens.’
Zes auto’s, verderop in de straat, zetten hun motor aan.
‘En actie.’
Luijten steekt de weg over. De zes auto’s rijden voorbij.
‘En cut.’
HET IS VRIJDAG, DAG TWEE VAN DE OPNAMES VAN Jonas Govaerts’ debuutfilm Welp. We staan voor de gebouwen van Zeescouts Linkeroever. Na het weekend, op draaidag drie, zal Luijten definitief oversteken, om aan de andere kant opgewacht te worden door negen welpen en twee leiders, Titus De Voogdt en Stef Aerts. Hij zal net op tijd komen om met de legertruck te vertrekken richting kampplaats in de Ardennen, met een tussenstop onderweg om fourier Evelien Bosmans op te pikken. Ginds zal hij als eerste opmerken dat er iets niet pluis is met de kampplaats, maar omdat hij een fantasierijk jongetje is, zal niemand hem geloven. Hij zal te horen krijgen dat hij te veel in het kampverhaal over een moordlustig boskind opgaat. Dat hij te veel verbeelding heeft.
Evenwel, aangezien het nu eenmaal een horrorfilm is waarin Luijten de hoofdrol speelt, zal hij gelijk krijgen. Dat er vijftien liter nepbloed besteld is, doet vermoeden dat niet álle welpen de film zullen overleven.
Vooralsnog, op dag twee, gebeurt er niks noemenswaardig en steekt Luijten gewoon de straat over. ‘Het bloed blijft nog in de frigo’, zegt Govaerts. ‘Om dingen te laten werken, moet je investeren in je personages. Dat is de truc. Het moeten echte mensen zijn. Horror rekt de suspension of disbelief enorm op, dan kun je maar beter zorgen dat de kijker op zijn minst in je personages gelooft.’
Govaerts zit voor de monitor, zijn handen als een lichtkap om zijn ogen gevouwen, tegen de zon. Drie jaar heeft hij aan het scenario gewerkt. Fantasierijke Toekan – ‘een luidruchtige vogel die graag anderen pest’ – was zijn totem toen hij zelf bij de scouts zat. In het volwassen leven is hij vooral bekend als gitarist van The Hickey Underworld. Minder geweten is dat hij de tv-regisseur voor de Acht-reeksen Super 8 (2009) en Monster! (2010) isen de getalenteerde filmregisseur achter kortfilms als Mobius (2004) en Abused (2005). In het voorjaar van 2014, als Welp in de zalen komt, zal die volgorde wellicht anders zijn. Een slasher in een scoutskamp én de eerste Vlaamse horrorfilm: de kans is klein dat dat onopgemerkt voorbij zal gaan.
‘Nou ja, de eerste Vlaamse horrorfilm’, zegt Govaerts. ‘Dat klopt niet helemaal. Er is Lucker van Johan Vandewoestijne uit 1986: een walgelijke, goedkope film over een seriemoordenaar die lijken neukt. Heb ik op dvd liggen, trouwens. Er is The Antwerp Killer uit 1983, een van de grote curiosa uit de Vlaamse filmgeschiedenis. 63 minuten, heel vreemde film, met een kleine rol voor Michel Follet. En er is natuurlijk Daughters of Darkness (1971) van de grote Harry Kümel, een erotisch vampierendrama in Oostende. Het bestond dus al wel, Vlaamse horror.’
Is het wel al zeker: de duurste Vlaamse horrorfilm. Met 2 miljoen euro heeft Welp een vergelijkbaar budget als dat van Rundskop. Veel geld voor een debuutfilm, wat iets zegt over hoeveel volk er in de film gelooft. Dat Govaerts een aantal mensen met een indrukwekkende staat van dienst om zich heeft verzameld, zal daar ook wel voor iets tussen zitten. Twee namen vallen op de call sheet. Nicolas Karakatsanis, de cameraman van Rundskop en de Amerikaanse Loft, die sindsdien duchtig naam maakt in Hollywood. En Richard C. Matheson, executive producer en consulent voor het scenario. Hij is de zoon van de vorige maand overleden Richard Matheson, de legendarische schrijver van I Am Legend en The Shrinking Man.
‘Maar zijn zoon kan ook aardig schrijven. Toen ik op Sint-Lukas zat, was ik diens Dystopia tegengekomen, een reeks horror- en fantasykortverhalen. Een daarvan heb ik als Mobius geadapteerd, mijn eerste noemenswaardige kortfilm. Ik had de rechten niet gecleard: pas achteraf heb ik hem gecontacteerd. “Dat kun je niet maken. Ik ga je aanklagen”, was zijn eerste antwoord. Maar toen hij de film zag, dacht hij: “Maar dit valt nog wel mee.” Op zijn vraag heb ik dan nog een kortverhaal van hem geadapteerd, Abused. Het begin van een zekere verstandhouding. Voor deze film is hij nog eens over het script gegaan. Toen zijn vader overleed, heeft hij me nog een bericht gestuurd: “You two would have liked each other.”‘
‘En hoe heb je Karakatsanis kunnen strikken?’
‘We zijn vrienden. We zaten samen op school op Sint-Lukas. In het tweede jaar is hij buitengesmeten omdat hij nooit deed wat gevraagd werd. Vroegen ze een documentaire te draaien, dan kwam Nicolas met een fotoreeks af. Maar we hebben altijd contact gehouden. Hij heeft al mijn kortfilms gedraaid. Iedereen had wel door dat hij iets speciaal kon met een camera.’
‘Wat maakt hem eigenlijk zo goed als cameraman?’
‘Ik hoor wel eens dat zijn grote sterkte is dat hij met weinig licht een beeld kan opzetten. Dat is één theorie. Ik hou het erop dat hij te lui is om zijn set uit te lichten en te onhandig om deugdelijk te kunnen scherpstellen.’
Hij grijnst. Karakatsanis, met baseballpetje van de Brooklyn Nets en opvallende Nike-sneakers, staat buiten gehoorsafstand met de man die de steadycam hanteert te overleggen.
‘Maar het heeft er wel om gespannen’, zegt Govaerts. ‘Drie weken geleden was ik met Nicolas de storyboards aan het overlopen toen hij telefoon kreeg. Michael Mann, calling from the helicopter. Hij wilde hem als cameraman voor zijn nieuwe film. Toen was ik wel even bang. Michael Mann: ik denk dat ik zelfs ‘ja’ zou hebben gezegd. (lacht) Hij heeft er een dag over getwijfeld, maar heeft toch voor Welp gekozen. Vriendschap, heet dat dan.’
Luijten kijkt tussen twee scènes door even mee naar de rushes. ‘Scouts Sint-Lernous’, zie ik op de mouw van zijn scoutshemd staan.
‘Naar Stef Lernous?’
‘Correct’, zegt Govaerts.
JONAS GOVAERTS: Er zitten wel wat verwijzingen in de film. Ons fictief dorp in de Ardennen heet Casselroque, een nogal opzichtige referentie naar Castlerock, waar alle verhalen van Stephen King zich in of rond afspelen. Misschien dat ik dat nog aanpas: ik haat het als films overladen zijn met knipogen. Ik heb mezelf moeten bedwingen om niet van elke achternaam Kümel, Dante, Carpenter of een andere regisseursnaam te maken. Nu zijn het allemaal oud-leiders van mij bij de scouts in Borgerhout geworden. En een verwijzing naar Stef Lernous van Abattoir Fermé dus, de grootste wandelende horrorencyclopedie die ik ken. Dat leek me wel gepast.
Ik dacht dat Welp vooral bloederige spielerei zou zijn van een horrornerd die zijn sadistische neigingen gaat botvieren in het bos. De film lijkt persoonlijker dan ik verwacht had.
GOVAERTS: Het is wel een persoonlijke film, ja. Veel mensen lijken te denken dat het een afrekening is met een of ander scoutstrauma, maar dat is niet het geval. Het is een ode aan mijn eigen tijd als welp bij de scouts. Het oeridee stamt ook van die periode, toen ik 11 of 12 was en bij de welpen zat. Het is een heel interessante leeftijd: het is de periode waarin je fantasie tot bloei komt – en op hol begint te slaan. Een scoutskamp is daar ook ideaal voor. Elk jaar was er een kampverhaal waar je in op kon gaan. Elk jaar kwam de leiding je om twee uur ’s nachts uit je bed halen voor een nachtspel, waarbij ze niet aarzelden om je heel bang te maken. Grappig wel: als je zelf zo jong bent, lijkt de leiding een bende verantwoordelijke volwassenen. Terwijl dat ook maar gewoon achttienjarigen zijn die ’s avonds vooral willen drinken. Zelf net geen kinderen meer.
Welp is hoe ik als kind hoopte dat een welpenkamp zou eindigen. Wat als dát nu misloopt en dít echt zou zijn: dat is hoe de film moet zijn.
Je klinkt bijna nostalgisch, voor iemand die binnen een week een slasher gaat loslaten op een scoutskamp.
GOVAERTS: Er zit zeker ook nostalgie in de film. De lenzen zijn dezelfde die John Carpenter in 1978 gebruikte voor Halloween – een van de eerste horrorfilms die in Panavisionbreedbeeld werd gedraaid, de esthetiek waar ik me mijn eigen jeugd in herinner. Maar we zijn vooral op zoek gegaan naar de Amblinsfeer: de films die Spielberg met zijn productiebedrijf Amblin maakte in de jaren tachtig. Poltergeist, E.T., The Goonies, Gremlins: allemaal films die verteld worden door de ogen van een twaalfjarige. Super 8 (2011) van J.J. Abrams was daar al een ode aan; Welp is de onze.
Is horror de cinema van je jeugd?
GOVAERTS: Niet in het bijzonder. Ik mocht ook niet alles zien. Ik ben nogal beschermend opgevoed op dat vlak. Ken je Kuffs (1991) met Christian Slater? Mocht ik van mijn vader niet zien omdat er een pistool op de cover stond. Mijn moeder was daar veel lakser in. Met haar keek ik ’s nachts stiekem naar Commando. Mijn eerste filmdode. Mijn eerste 87 filmdoden zelfs, om precies te zijn. Waarna ik de rest van de nacht niet sliep. (lacht)
Horror heeft wel veel indruk op mij gemaakt als kind. Ik herinner me dat ik bij mijn grootouders logeerde en ’s nachts in mijn pyjama naar beneden ging om een glas water te halen. Mijn grootouders waren Poltergeist 2 aan het kijken. Ik heb maar één shot gezien: de brugbeugel van een jongetje dat vergroeid was met het decor. Maar ik kan me de scène nog altijd perfect voor de geest halen. Ook niet geslapen die nacht, trouwens.
DE OVERSTEEKSCÈNE STAAT EROP. DE DOLLY’S, lichtschermen en monitoren moeten versleept worden voor de volgende shot: Luijten die de BMX in het fietsenrek zet. De rest van de ploeg mag een halfuurtje op adem komen.
Filmen is wachten, zo wil het cliché, en dus zoekt een mens iets om zich in de tussentijd mee bezig te houden. Zoals daar is: het aantal filmtitels turven dat Govaerts vermeldt. Na een halfuur interview zit ik al aan zestien – zeventien als we Dawn of the Dead, dat zowel in de originele versie van George A. Romero als in de remake van Zack Snyder vermeld wordt, twee keer tellen.
‘Mijn excuses voor de namedropping, het is sterker dan mezelf. Ik heb lang in de Video Library gewerkt: ik mocht alles meenemen naar huis, zolang ik het maar op tijd terugbracht. Dat is zo’n beetje mijn filmopvoeding geweest: film na film na film kijken. En dat is zo gebleven. Ik kijk alles. Van films als Death Bed: The Bed That Eats, die misschien maar door honderd mensen bekeken is – de regisseur wist niet eens dat zijn film op dvd was uitgekomen – tot Zot van A.’
Weer twee streepjes erbij.
Wat is de film die je het meest hebt uitgeleend?
GOVAERTS: Ik denk dat dat Evil Dead II (1987) is – de film die me waarschijnlijk het meeste boetes heeft opgeleverd. Ik was een jaar of 17 en had hem in de videotheek in Berchem gevonden. Op VHS, uiteraard. Ik herinner me het openingsshot nog, waarin de auto richting de boshut rijdt. Een mosterdgele Oldsmobile Delta 88, de auto die in alle films van Sam Raimi zit. De camerahoek, de muziek: dat is tegelijk zo schoon en zo dreigend. Het plezier van het maken zelf spat van die film af. Je ziet dat Raimi zich ongelooflijk hard geamuseerd heeft. Als regisseur vond ik dat heel inspirerend. ‘Ah, zo kan het dus ook. Je kunt ook gewoon in de bossen met een camera rondlopen.’
Mijn lievelingsfilms zijn films die een beetje kapot zijn. Evil Dead II heeft dat. Dellamorte Dellamore (1994) van Michele Suavi heeft dat. Donnie Darko (2001) heeft dat. Don’t Look Now (1973) van Nicolas Roeg heeft dat. Vreemde films, waarvan het verhaal nauwelijks klopt en alles vol fouten zit, maar die wel juist lijken te zitten.
Vooral bloederige titels, precies.
GOVAERTS: Er is iets aan geweld. Ik vind het walgelijk in het echte leven, maar ik vind dat het iets heel esthetisch kan worden in cinema. Daarom haatte ik Funny Games van Haneke ook: die film was een veroordeling van geweld in de cinema. Terwijl dat helemaal niet veroordeeld moet worden. Als het goed gedaan is, kan het ballet zijn. De mooiste scène die ik ooit gezien heb, was een messengevecht tussen twee Japanse grieten in Evil Dead Trap 2 – niks met Evil Dead te maken, trouwens. Mooie esthetische horror: het bestaat.
Maar pas op: ik kijk alles, hoor. Ik ben ook een grote fan van de kitchen-sink van Shane Meadows of Ken Loach. Maar horror is wel het genre dat een streepje voor heeft: goede horror, daar gaat niks boven. Alleen worden er te weinig goede horrorfilms gemaakt. De nieuwe lichting van de laatste jaren, daar heb ik weinig voeling mee. Ze spelen te veel op effect: de dissonante viool als er iemand achter de hoofdrolspeler opduikt, de night vision die wordt bovengehaald in de finale. Ik hou er niet zo van. Pas op: het werkt wel. Ik heb een volledig stuk van Paranormal Activity (2007), voorts een algehele kutfilm, gemist omdat ik met mijn handen voor mijn ogen in de cinemazaal zat. Een goede film moet meer doen dan op effect spelen. Horror is meer dan een pavlovreflex.
Wordt horror als genre onderschat?
GOVAERTS: Er wordt natuurlijk veel brol gemaakt, zoals ik zei. Zelfs ik ben gestopt met elke dvd met een afgerukte ledemaat erop te kopen. Het is nu eenmaal een genre dat mensen aantrekt die snel geld willen verdienen en niet geïnteresseerd zijn in het artistieke aspect van filmmaken. Makkelijk en goedkoop. Ik snap het dus wel waarom horror niet serieus genomen wordt. Maar als het goed gedaan is, kan makkelijk en goedkoop de film ook ten goede komen. Stephen King heeft dat ooit gezegd: ‘Al mijn lievelingsfilms zijn gemaakt in een kelder.’ Dat snap ik wel. Het is ook het genre waarin het plezier van het filmmaken het duidelijkst naar voren komt. Niet toevallig dat zoveel grote regisseurs in de horror begonnen zijn. Francis Ford Coppola, Martin Scorsese, James Cameron: allemaal hebben ze hun eerste stappen gezet in de exploitation van Roger Corman. Het is het genre waarin je je als filmmaker het meest kunt uitleven.
Het werkt ook niet als het moeilijk en duur gemaakt wordt. Ik heb net World War Z gezien: een van de slechtste films die ik dit jaar heb gezien. Zack Snyders remake van Dawn of the Dead: trok op niets. Er gaat iets verloren zodra een groot budget en een grote regisseur die niets met het genre heeft erop gezet worden.
Horror is ook een genre dat, onder het bloed en de afgehakte ledematen, vaak iets over de maatschappij vertelt.
GOVAERTS:(minzaam lachje) Mja.
Niet?
GOVAERTS: Dat is een klassieke filmschooltheorie. Ik snap het wel bij een aantal films. Dead of Night (1972) zal niet toevallig gaan over een gast die terugkomt van Vietnam, Romero zal met Dawn of the Dead (1978), een zombiefilm in een shoppingcentrum, wel iets willen zeggen over consumentisme. Maar ik denk vooral dat ze zich wilden amuseren met een zombiefilm te maken, eerder dan een kritisch pamflet over de maatschappij te schrijven. Laat ons eerlijk blijven: TheTexas Chainsaw Massacre (1974) was een film over kettingzagen, niet over de post-Vietnam-Amerika.
Ik denk dat je altijd wel iets vertelt over de tijd waarin je leeft, in eender welke kunstvorm. In de lectuur kunt je er achteraf van alles bij betrekken. Dat zal binnen tien jaar ook wel zo zijn met films waarvan we het nu niet vermoeden.
Wat zal Welp binnen tien jaar over de tijdsgeest van nu zeggen?
GOVAERTS: Geen flauw idee.
‘Een radicale kritiek op de overbescherming van het kind in het Vlaanderen post Dutroux’? Ik stel maar iets voor.
GOVAERTS: Klinkt als een thesiswaardig onderwerp. Er zit ook wel vaagweg iets in. Er zijn een paar dingen die je niet meer mag doen in een film: dieren doden en kinderen vermoorden. En laat dat nu net de twee grootste slachtoffergroepen zijn in de film. Die twee, en Marokkanen. (lacht) Dat dat zo choqueert, is deels wel omdat de tijdsgeest zo overbezorgd is over kinderen.
Het is natuurlijk wel zo dat het veel interessanter was om een kind te zijn toen ik twaalf was. Er mocht veel meer. In de films van toen zie je dat ook. Voor Welp heb ik heel wat kinderfilms als The Goonies en E.T. nog eens bekeken. Je staat versteld van wat er daarin allemaal kon. In E.T. scheldt Elliott zijn broer uit voor penis breath: dat zou er nu uitgeknipt worden. Maar om nu te zeggen dat Welp een kritiek is op de overbescherming: dat zou een te intelligente analyse zijn.
GOVAERTS IS OOK NIET DE MAN VAN HET compromis, als we op zijn cv mogen afgaan. In Mobius moordde hij zijn eigen familie en kennissenkring uit. In de kortfilm Of Cats and Women (2007) liet hij Marijke Pinoy zich uitleven met een kat, een zak en een betonnen muur. In Super 8 zagen we Kevin Janssens, zichzelf voortdurend de Vlaamse Tom Cruise noemend, de vleselijke geneugten bedrijven met Benny Claessens in de erotische afdeling van de videotheek uit de reeks. En wie Govaerts ooit op het podium zag staan met The Hickey Underworld, weet dat toegankelijkheid niet hun eerste bekommernis is. ‘Dat hebben we gemerkt aan de verkoopcijfers, ja’, zegt Govaerts. Plezier hebben in je eigen ding doen: het lijkt een grotere prioriteit.
GOVAERTS: Dat is wel zo. Ik haat dingen die een formule zijn. Vakmanschap is overschat: ik wil iemand zich zien amuseren in wat hij doet.
Je lijkt wel meer regisseur dan muzikant, als ik je enthousiasme over film hoor.
GOVAERTS: Ik heb meer vertrouwen in mijn kunnen op de set dan in de studio, dat is wel zo. Younes (Faltakh, nvdr.) is de aanvoerder van The Hickey. Hij is de motor, mijn inbreng is nooit massaal geweest. Ik zal nooit met een afgewerkte song naar de repetities komen, hij kan dat wel.
Zou je het kunnen missen, de muziek?
GOVAERTS: Dat is een behoorlijk actuele vraag op het moment.
Hoezo?
GOVAERTS: Twee jaar geleden heb ik iets opgelopen. Het is nog onduidelijk wat. Ze denken dat het de ziekte van Ménière is, maar ik heb het hoofdsysteem – duizelingen – niet. Heb ik wel: een linkeroor dat volledig naar de kloten is. Twee jaar al ben ik bezig met zuurstofkamers en experimentele medicatie, maar het helpt niet. Ik leef in een permanente staat van hyperacusis: ik ben overgevoelig voor geluiden als sirenes en roepende vrouwenstemmen. Om te regisseren gaat het nog. Ik sta in constante pijn op de set, maar ik kan ermee om. Muziek is een groter probleem. Ik weet niet of ik nog verder kan met The Hickey. Maar wat er ook gebeurt: het blijft mijn lievelingsgroep. Ofwel ga ik verder als groepslid, ofwel ga ik verder als hun grootste fan.
Ik zie The Hickey Underworld ook niet meteen een akoestische tournee brengen.
GOVAERTS: Volume is niet het probleem. Voor de duidelijkheid: het heeft niks met The Hickey te maken. Ik heb geen gehoorbeschadiging door te luide muziek: het is puur de ziekte. Ik heb pas gepraat met Edwin van Ed & Kim: ook hij is gestopt met draaien door de ziekte van Ménière. Ook een muzikant die gewoon pech heeft gehad, net als ik.
Je mag de impact daarvan niet onderschatten. Het bepaalt alles. Ik heb mijn leven voor deze miserie begon en mijn leven erna. Maar er is nog hoop. Ik las pas dat Stanford University erin geslaagd is een doof gemaakte woestijnrat opnieuw te laten horen via stamcellen.
Zit dáár geen horrorfilm in?
GOVAERTS:The Killer Gerbil. ‘The experiments went wrong, now it can hear your thoughts.’ Ik noteer het. (lacht)
‘DANKUWEL, MENSEN, DAT WAS HET VOOR vandaag. Goed werk geleverd.’
De draaidag zit erop, de crew verzamelt in café De Klep. Niet het lokale café op Linkeroever dat ik op basis van de naam verwacht had, wel filmlingo voor de opengeklapte laadruimte van de materiaalvrachtwagen en een aangebrachte wasmand met koude pinten.
Terwijl hij met Karakatsanis de shoot van maandag bespreekt, ga ik verder met turven. Na twee uur gesprekstijd staat de teller op 64, een gemiddelde van 0,53 referenties per minuut. Filmfreak zijn: het valt in cijfers per minuut uit te drukken.
‘En heb ik Rumblefish (1983) al vermeld?’
Vijfenzestig.
‘Moet ik wel doen. Een paar weken geleden gaf ik een verjaardagsfeest in de Korsakov, aan het Mechelseplein, toen Matthias Schoenaerts samen met Mickey Rourke binnenstapte. Motorcycle Boy uit Rumblefish, mijn grootste mancrush in de cinema. Blijkbaar zijn het vrienden en probeert Rourke Matthias bij een project te betrekken. Ik ken Matthias een beetje, heb gevraagd of hij mij niet even wilde voorstellen. “Het is mijn verjaardag en Mickey Rourke is mijn grote held.” “Geen probleem”, zei Matthias, en hij draaide zich naar Rourke. “Mickey, this is a great director.” Hij: “He better be.” Ik: “It’s my birthday.” Hij: “How old are you?” Ik: “33.” Hij: “You look like a baby.” En dat was het.’
Hij kijkt zielsgelukkig.
‘Een baby genoemd worden door Motorcycle Boy: op zich kan ik al tevreden sterven.’
VOLGENDE WEEK MAARTEN VAN DEN EYNDE
DOOR GEERT ZAGERS – FOTO’S ATHOS BUREZ
‘IK HAATTE FUNNY GAMES VAN MICHAEL HANEKE: DIE FILM WAS EEN VEROORDELING VAN GEWELD IN DE CINEMA. TERWIJL DAT HELEMAAL NIET VEROORDEELD MOET WORDEN.’
‘IK BEN OVERGEVOELIG VOOR GELUIDEN ALS SIRENES EN ROEPENDE VROUWENSTEMMEN. IK WEET NIET OF IK NOG VERDER KAN MET THE HICKEY UNDERWORLD.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier