Clint Eastwood, Sean Penn, Robert de Niro en nu ook Ben Affleck: sommige acteurs staan ook achter de camera hun mannetje, al zijn er minstens evenveel die hun ‘day job’ maar beter niet opzeggen. Enkele hedendaagse leading men die maar één keer in de regiestoel klauterden.

Tom Hanks That thing you do! (1996)

Hanks regisseerde ook een episode uit de tv-serie Band of Brothers, en zijn tweede langspeler – met de wandelende Griekse tragedie Nia ‘My Big Fat Greek Wedding’ Vardalos – komt dreigend dichtbij. Maar de enige door Hanks gedirigeerde film die tot nu toe de bioscopen haalde, is deze gladgepolijste pop-romcom waarin ook een piepjonge Charlize Theron en Liv Tyler opdraven – meteen de enige troost terwijl je 150 minuten lang de avonturen moet ondergaan van een matig rockgroepje met Steve Zahn als frontman en Tom Hanks als manager.

Johnny Depp The Brave (1997)

Een uit de gevangenis ontslagen Native American (Depp als een existentieel geplaagde Jack Sparrow met huiduitslag) stemt ermee in zich door een bende rednecks (geleid door Marlon Brando) te laten folteren in een ‘snuffmovie’ om op die manier zijn armlastige familie uit te nood te helpen. Klinkt heavy? Niet zo heavy als de kritieken waarin Depps neowesternvehikel genadeloos werd afgeslacht als ‘lachwekkend’, ‘pretentieus’ en ‘een demente kopie van mentors als Jarmusch en Kusturica.’ ‘De meest bizarre ervaring van mijn leven’, zei Depp. ‘Na de première in Cannes kwamen Antonioni en Bertolucci me feliciteren. De dag erna las ik dat ik de slechtste film aller tijden had gemaakt. Misschien was het ook een slechte film, maar zo hard en gemeen was ik nog nooit aangepakt.’

Gary Oldman Nil by Mouth (1997)

Oldmans portret van Zuid-Londense arbeiderstragiek, drankmisbruik en tweederangscriminaliteit oogt zo grimmig, authentiek en doorleefd dat de films van Ken Loach wel luchtige proletariërsprookjes lijken. Met een imponerende en vooral intimiderende Ray Winstone als de bonkige macho die zijn vrouw aframmelt en zijn junkiebroer bedreigt. Volgens filmcriticus Arno Hintjens ‘een van de strafste en meest aangrijpende films ooit’. Mo vint toh!

Tim Roth The War Zone (1998)

Roths ambitieuze en lichtjes onthutsende regiedebuut vertelt over een tiener die zijn oudere zus ervan verdenkt met hun vader (alweer Ray Winstone) in bed te duiken. Maar misschien is de knul wel gewoon verveeld en verward sinds de familie uit Londen is verhuisd. Een moerasdonkere, compromisloze karakterstudie over macht, familie, eenzaamheid en incest.

Matt Dillon City of Ghosts (2002)

Matt Dillon trekt als sjoemelende verzekeraar naar het donkerste hart van Zuid-Oost-Azië – Cambodja voor de kenners – om daar een buit op te halen. Maar hij stoot er vooral op louche inboorlingen, Gerard Depardieu als balorige hoteluitbater, mooie vrouwen en nog mooiere exotische plaatjes. Of hoe je een gratis vakantie kan combineren met het inblikken van een zweterig, sfeervol maar spectaculair ongeloofwaardig suspensedrama à la The Quiet American.

Nicolas Cage Sonny (2002)

Een 26-jarige soldaat (toyboy James Franco) keert terug naar zijn geboortebordeel in New Orleans, waar zijn moeder (Brenda Blethyn in misthoornmodus) hem vroeger wel eens als gigolo verhuurde. Maar hij is rotsvast van plan om voortaan het rechte pad te bewandelen, bij voorkeur met Mena Suvari, als de enige naaktschuwe hoer van New Orleans, aan zijn zij. Bijkomende waarschuwing: inblikker Nicolas Cage komt zelf ook even gedag zeggen – als een homopooier met roze poedel nota bene – maar tegen die tijd lig je allang onder je zetel van het lachen, of van de tequila’s.

Ed Harris Pollock (2002)

Een kunstenaar op de rand van een zenuwinzinking: zo laat Ed Harris’ goed gedoseerde, vlot vertelde en gelukkig geenszins idealiserende kunstenaarsbiopic en labour of love (Harris leurde vijftien jaar met dit project) zich nog het beste samenvatten. Centraal daarin: de legendarische action painter Jackson Pollock (een rol voor lookalike Harris himself), de drankduivel, de New Yorkse kunstscène van de jaren 40 en 50 en genoeg verf om een zwembad mee te vullen.

John Malkovich The Dancer Upstairs (2002)

Geheel tegen zijn kunstzinnige, wufte imago in trekt John Malkovich voor zijn Spaanstalige regiedebuut naar de achterbuurten van een niet nader genoemd Zuid-Amerikaans land, waar hij Javier Bardem als politieman laat speuren naar een terreurnetwerk om vervolgens in een explosieve affaire te verzeilen met een balletdanseres. Broeierig, kleurrijk, intrigerend én gebaseerd op de roman van Nicholas Shakespeare, die zich op zijn beurt baseerde op de echte speurtocht naar de Peruviaanse rebellenleider Abimael Guzmán.

Andy Garcia The Lost City (2005)

Persoonlijke betrokkenheid hoeft niet noodzakelijk een pluspunt te zijn, zoals Andy Garcia – geboren in Cuba maar na Castro’s revolutie naar Amerika gevlucht – bewijst in dit exotische fiftiesdrama. Op 143 minuten probeert Garcia het hele scharniermoment van de Cubaanse geschiedenis uit de doeken te doen – van de val van dictator Batista tot de opkomst van communist Castro – met als gevolg: een overdosis personages, plotlijnen, locaties, son-deuntjes, mojito’s en Montecristo’s.

Tommy Lee Jones The Three Burials of Melquiades Estrada (2005)

‘De eerste die de term neowestern nog durft boven te halen, knal ik omver’, aldus notoire zuurpruim en übermacho Tommy Lee Jones, maar gelukkig bevinden we ons hier buiten het bereik van zijn Winchester. Een neowestern dus, én een uitstekende bovendien: neergeschreven door Amores Perros-scenarist Guillermo Arriaga, met prachtige tex-mexlandschappen en gedreven vertolkt. Jones himself is de loyale rancher die zijn neergeschoten vriend Melquiades in zijn Mexicaanse geboortedorp wil begraven en daarvoor zijn blanke beul (Barry Pepper) meeneemt op een verplicht bezinningstochtje.

(D.M.)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content