Mooi en melancholisch. Alsof hij als straf voor zijn schoonheid de last van de wereld op zijn schouders moet dragen. Acteren is voor Koen De Bouw dan ook een ontlading.

Door Mieke De Bruyne Foto Stephan Peleman

‘Stille Waters’. Zondag 9/12 – 21.20 TV1

Hoe waren de opnames van ‘Stille Waters’?

Koen De Bouw: Heel aangenaam. Ik was blij dat we buiten draaiden en niet in de studio. Ik heb genoten van die prachtige rivier die ik op een heel andere manier heb leren kennen. Niet vanaf de Antwerpse linker- of rechteroever, maar eens verder landinwaarts. We hebben daar negen maanden lang gekampeerd en na een tijd voelde ik me er echt thuis. We begonnen ’s morgens soms heel vroeg te draaien en het was prachtig om die dorpjes te zien wakker worden.

In tegenstelling tot je recente rollen, Benoît in ‘Falling’, Laarmans in ‘Lijmen/ Het Been’, is je personage Rob minder uitgewerkt.

De Bouw: Ik was daar een beetje bang voor. Rob is geen leidende figuur. Hij is wel de partner van de protagoniste, in dit geval Antje. Hij begeleidt haar, volgt haar. En ik heb graag dat mijn personage iets teweegbrengt. In deze serie doet hij dat wel, maar op het tweede niveau, via zijn relatie met haar. Het is moeilijk om op die manier je personage gewicht te geven. Je kunt het vergelijken met de witte en de rode clown. De witte geeft de aanzet, de rode werkt de grap af en heeft de dankbaarste rol. Ik heb even getwijfeld over die rol, omdat ik bang was voor de middelmatigheid van het personage. Terwijl de hoofdpersonages juist bestaan bij gratie van die middelmatigheid en zich eraan spiegelen.

Is het minder intens om een dergelijke rol te spelen? Moet je minder diep graven in jezelf?

De Bouw: Ja, omdat je tijdens de sleutelscènes ten dienste staat van het hoofdpersonage. Maar dat heeft niks te maken met graven in jezelf. Voor Benoît of Laarmans moest ik dat ook niet doen. Dat is trouwens sowieso mijn methode niet. Ik vind het makkelijker om rollen te spelen die ver van me af staan. Je kunt geen zatlap spelen met vier liter wijn in je lijf.

Je moet toch weten wat het is om zat te zijn om een zatlap te kunnen spelen.

De Bouw: Ja, en net dat ‘weten’ is essentieel. Veel mensen worden geboren met een bepaalde wetenschap, die zij in de loop van hun leven bevestigd zien. Ik ervaar dat zelf toch zo. De dingen die ik heb opgezocht of op mijn pad ben tegengekomen, zijn zaken die ik altijd heb geweten, op een of andere manier.

Oerkennis?

De Bouw: Zoiets, en je gaat onder die kennis gebukt omdat ze je te vroeg bezoekt. Voor sommige mensen is de essentie van het leven ervaringen opdoen en daardoor rijker worden. Ik streef meer naar het licht zijn dan naar het beladen worden door dingen die ik meemaak.

Welke rol heeft acteren daarin?

De Bouw: Acteren heeft voor mij iets therapeutisch. Het spelen is een ontlading. Er komen bepaalde krachten vrij. Je kunt het vergelijken met de leefwereld van kinderen. Die krijgen op korte tijd een hele hoop ervaringen te verwerken en via hun spel kunnen ze zich ontladen.

Voel je je dan na elke rol een beetje meer bevrijd?

De Bouw: Niet na de rol, maar tijdens het spelen zelf. Ik herinner me nog mijn verbazing toen ik voor de eerste keer acteerde. Elk jaar gingen wij met de hele familie naar Zwitserland. Daar speelde ik samen met mijn neefje en nichtje sketches van Gaston en Leo, tot groot vermaak van de familie. We schreven ook zelf stukken. Op het moment dat ik acteerde, zag ik niks of niemand meer, behalve mijn tegenspelers. Van interactie met het publiek was geen sprake, het was een puur op mijzelf gerichte ervaring. Een soort bevrijding, een roes.

Je bent op diverse terreinen actief geweest. Zijn er zaken die je nooit zou willen doen?

De Bouw: Er zijn dingen die ik mezelf niet meer wil aandoen. Zoals Het Swingpaleis bijvoorbeeld. Waarmee ik niks wil zeggen over de kwaliteit of het bestaansrecht van dergelijke programma’s. Ik kwam terecht in het programma toen het voor het eerst werd gemaakt en het was niks voor mij. Op een trouwfeest zie je me ook niet op de tafels dansen en ik ben de eerste om te klagen dat de muziek te luid staat om een fatsoenlijk gesprek te kunnen voeren.

Je zei daarnet nog dat je van lichtheid houdt.

De Bouw: Zeker, maar déze lichtheid trekt me naar beneden. Het was een lichtheid die nergens toe leidde, ik zat daar gewoon dood te gaan. Maar ik vind het wel belangrijk te genieten van banale dingen. Vroeger kon ik dat niet. In een gesprek ging ik direct heel diep, verschrikkelijk voor mezelf en voor mijn gesprekspartners. Inmiddels heb ik de banaliteit tot een van mijn verworvenheden gemaakt. Nu kan ik echt genieten van een babbel over het weer of de voetbal.

Trek je dat door naar je werk, in de keuze van je rollen?

De Bouw: Ik ben altijd bereid om mezelf in vraag te stellen en te ontdekken of ik bijvoorbeeld in een soap echt meedraai. Ik heb het nooit lang uitgehouden. De uitdaging is snel verdwenen.

Als je een hele dag in de huid van een personage hebt gezeten, hoeveel moeite kost het om er ’s avonds uit te stappen?

De Bouw: Het gebeurt weleens dat je met een rol thuiskomt. Toen ik in Wittekerke een drugsverslaafde speelde, kon ik weleens raar uit de hoek komen na zo’n draaidag. Het heeft te maken met adrenaline, denk ik, zeker bij extreme personages. Je laadt je de hele draaisessie op met de energie van dat personage en de rit naar huis is niet lang genoeg om je weer van die chemische stof te ontdoen. Dat uit zich dan soms door mensen op een botte manier te antwoorden. Maar ik ben me steeds bewust van het masker dat ik opzet tijdens het spelen.

Veel acteurs blíjven acteren.

De Bouw: Acteren is iets heel gevoeligs. Je gooit jezelf te grabbel voor een publiek. Je toont je hart en er kan worden op getrapt. Misschien slagen sommige acteurs er niet in dat masker na het spel direct af te zetten, uit een soort zelfbescherming.

Heb jij moeite met die kwetsbaarheid op een podium?

De Bouw: Absoluut. Daarom heb ik het theaterwerk lange tijd de rug toegekeerd. Jan Decorte, die mijn wrang gevoel over theater kende, heeft me overgehaald om het nog eens te doen, samen met hem. Maar bij Jan gaat het om theater van een andere orde, ontdaan van alles. Zonder maskers. Veel mensen komen naar een stuk kijken en weten al op voorhand dat ze het niet goed gaan vinden. Wat komen ze daar dan in godsnaam doen? Kritiek van buitenaf kan best interessant zijn, maar dan met kennis van zaken. Vaak wordt een recensie geschreven vanuit frustratie of onwetendheid. Het is pijnlijk als zoiets in handen komt van een breed publiek.

Wat is voor jou de essentie van acteren?

De Bouw: Het verhaal, je moet je ondergeschikt maken aan het verhaal. Wat heel moeilijk is, omdat je vaak onzeker bent. Soms vind je het scenario niet sterk genoeg en denk je dat je het als acteur moet verbeteren. Terwijl een goed script het niet moet hebben van jouw glansprestatie.

Soberheid is je Leitmotiv?

De Bouw: Je rol leegmaken, is een uitdaging. Zo kan de kijker zijn eigen ideeën en fantasieën op jou projecteren. Als je zelf alles invult, sla je je publiek dood. Uiteraard moet er sprake zijn van een minimale beweging. Maar het ontmantelingsproces is juist het interessantste, je rol ontdoen van alle franjes, zodat de essentie overblijft.

Een citaat van jou: ‘Als ik niet meer acteer, heb ik het opperste geluk bereikt. En als je volmaakt gelukkig bent, hoef je niks meer.’

De Bouw: ( lacht) Een overmoedige uitspraak, natuurlijk. Zoals je met de dood zou spotten. Ik ben er bijna zeker van dat ik het acteren nooit zou kunnen laten. Ik geloof wél in de kracht van het loslaten om opnieuw een soort verbazing te verkrijgen over de dingen. Zoals een kind zich verbaast over van alles en nog wat. Geluk kan misschien wel worden omschreven als ‘het zich kunnen verwonderen over de dingen’.

Je acteert omwille van die verwondering?

De Bouw: Ja, zo zou je het kunnen stellen. Al gaat het dan om een kunstmatige manier. Je creëert een wereldje, je zet een territorium uit, met je eigen wetten, je maakt er vrienden, voert er oorlog. Het is een beetje als God spelen.

Je verlangt naar ouder en wijzer worden. Maar een van de dingen die verdwijnen bij het ouder worden, is net die verwondering.

De Bouw: Misschien maak ik mezelf wel wijs dat die verwondering terugkomt met het ouder worden. Wijsheid houdt ook het besef in dat je niks weet. Niks weten, maakt verwondering opnieuw mogelijk. Misschien is dat het parcours dat ik wil afleggen. Dat houd ik me toch voor.

Waarom verlang je eigenlijk naar het ouder worden?

De Bouw: Ik merk dat er al veel ballast is weggevallen, ik zou geen achttien meer willen zijn. De fysieke aftakeling is wel iets smerigs. En hoe meer je je ertegen verzet, hoe erger. Toch kan het ook mooi zijn. Ik zag onlangs een interview met Mick Jagger. Zijn hele gezicht is één diepe groef, prachtig. Wat mensen allemaal uithalen met plastische chirurgie fascineert me ook. Je wordt niet lelijker door ouder te worden, ook al valt die fysieke kracht weg. De gehele schets is esthetisch een vooruitgang, dat méén ik. Als ik een jong boompje plant, kijk ik uit naar de eerste uil die er zijn intrek neemt.

Heeft het te maken met beter kunnen relativeren?

De Bouw: Neen, want ik benijd mensen die zich om alles en nog wat druk maken. Relativeren zit al te lang in mijn bloed. Dat is geen prettige gewaarwording. Ik relativeer alles kapot. Mijn vrouw kan zich nog opwinden over kleine dingen en dat vind ik prachtig.

Je bent melancholicus én levensgenieter.

De Bouw: Ik ben zeker een levensgenieter. Maar ik dramatiseer gewoon graag. Ik durf de dingen weleens te overdrijven, zeker de slechte. Maar ik maak vorderingen. Wanneer ik mensen ontmoet die vrolijk door het leven huppelen, dan voel ik me soms echt een aansteller. Mijn zwaarmoedigheid is ook lastig voor mijn omgeving. Ik zou graag een opgewekter mens zijn.

Maar ik laat me nu minder dan vroeger meeslepen door melancholie. Ik heb een fantastische vrouw die me recht houdt. Zij is mijn tegenpool. Zij stapt vrolijk door het leven, zonder oppervlakkig te zijn. Ze weet heel veel en voelt mensen heel goed aan. Ze herkent mijn gevoel en begeleidt me erin. Ik denk dat liefde ook een remedie is. En dan ook nog ( aarzelt even), mijn voeding. Oké, laat ik me maar outen: ik ben suikerverslaafd. Het is een dagelijks gevecht om van snoep af te blijven. Er zijn dagen dat het me lukt en dan voel ik me veel opgewekter. De eerste dagen dat ik stop, ben ik echt onhandelbaar. Ik merk dat als ik op mijn voeding let, mijn kop helderder is. Dan loop ik er minder zwaarmoedig bij. Maar het is niet makkelijk.

Waar geniet je intens van?

De Bouw: Van niks doen. Als kind vond ik het al leuk om op de radiator te zitten en gewoon naar buiten te staren, naar alles en niks. Maar niks doen was in die tijd des duivels. Ik hoef niet per se geëntertaind te worden. Ik zie dat ook bij mijn twee zonen. De ene kan zich twee uren bezighouden met het kijken naar een pier die hij uit de grond heeft gepeuterd. De ander kan geen ogenblik stil zitten en moet van ’s morgens tot ’s avonds bewegen of hij wordt gek. Ik geniet ook van samenzijn met vrienden, eten, drinken. En de laatste tijd meer en meer van reizen. Terwijl ik vroeger niet begreep waarom mensen per se van huis wilden gaan naar ergens waar ze niks of niemand kenden.

Is er een rol die je graag eens wil spelen?

De Bouw: Niet echt. Of ja, misschien The Elephant Man. Ik heb een zwak voor antihelden. Eigenlijk wil ik elke rol spelen waar ik op het eerste gezicht niet voor in aanmerking kom.

Speelt je uiterlijk je nog steeds parten?

De Bouw: Neen, daar heb ik heel vroeg komaf mee gemaakt. In Moeder waarom leven wij? mocht ik een slechterik spelen en sindsdien heb ik daar geen problemen meer mee gehad. Hoewel ik eigenlijk vier van de vijf aanbiedingen weiger, wegens de in mijn ogen verkeerde casting. Ik heb me misschien te veel tegen die typecasting verzet. Nu ik wat ouder ben en het te laat is voor dergelijke rollen, zou ik het makkelijker vinden om de cute guy te spelen. ( lacht)

Welk stuk is je bijgebleven?

De Bouw: Mijn debuut, Het Aards Paradijs van Guy Laenen, met Theater 42. We repeteerden drie keer in de week in de Warande. Onder het goedkeurende oog van Erik Anthonis, die daar toen directeur was. Ik heb daar zalige herinneringen aan. Erik vond dat de Warande een open huis moest zijn en alle deuren stonden letterlijk open, ook die van de kantoren en het archief en de backstage. Iedereen kon overal binnen. Een lumineus idee. Zo werd ook de stempelcontrole in het cultureel centrum gehouden en stond men aan te schuiven tussen de vliegende objecten van Panamarenko. De laatste keer dat ik in de Bourla-schouwburg kwam, ergerde ik me eraan dat van de acht ingangsdeuren er maar twee open waren. Als je wil dat mensen binnenkomen, moet je het ze makkelijk maken door de deuren open te zetten.

Heeft theater iets elitairs?

De Bouw: Neen. Zij die roepen dat er geen kip naar het Toneelhuis komt, weten niet waar ze het over hebben. Die zie je nooit in het theater. Maar ik begrijp wel waarom veel mensen er niet geraken. Het is niet goedkoop. En als je een hele dag hard hebt gewerkt in de fabriek, kan ik me voorstellen dat je liever op de bank hangt dan je nog naar een voorstelling te slepen. Daarom is het jammer dat de televisie de grote verhalen verwaarloost, want tv komt wél gemakkelijk bij de mensen binnen. Als je hen geen meerwaarde biedt, laat je een kans liggen.

Televisie is niet liefdevol. Ze verwaarloost de rol die ze kan hebben. Daarom betreur ik de opsplitsing tussen TV1 en Canvas. Ik ben blij met de interessante programma’s die Canvas biedt, maar het is jammer dat men het publiek heeft opgedeeld. Het is anders wel een goede zaak dat men een serie brengt als Stille Waters. Dat hebben we te danken aan Stef Wouters, die als producer van de reeks alles in het werk heeft gesteld om dit sterke verhaal van Ward Hulselmans te verdedigen. Volgens mij zitten mensen op zoiets te wachten: een reeks met een afgerond verhaal, met een begin en een einde. En om de Schelde te zien schitteren natuurlijk.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content