2012 gaat ongetwijfeld de geschiedenis in als het jaar waarin Hollywood België ontdekte. En dat allemaal dankzij de taxshelter. Maar is het fiscaal interessante systeem een vloek of een zegen voor onze eigen filmindustrie? ‘Een beetje van beide’, aldus enkele prominente figuren in het Vlaamse filmlandschap.
The Dark Knight-slechterik Aaron Eckhart maakt de straten van Brussel en Antwerpen onveilig in de CIA-thriller The Expatriate. Voormalig Transformers-teddybeer Shia LaBeouf geeft zich in Gent letterlijk en figuurlijk bloot voor Von Triers zoveelste schandaalfilm Nymphomaniac. En Oscarwinnares Nicole Kidman werkt onder andere in de Lintse Alfacamstudio’s aan Grace of Monaco, de tweede biopic van La Vie en rose-cineast Olivier Dahan.
Alleen zij die de laatste maanden op de planeet Pluto hebben doorgebracht, beseffen nog niet dat België het tot Tinseltowns nieuwe favoriete speeltuin heeft geschopt. En niet alleen de crème de la crème van de Amerikaanse filmindustrie heeft ‘ons’ ontdekt. Ook prestigieuze BBC-reeksen als Parade’s End en The White Queen worden grotendeels in het land van de Brabançonne gedraaid.
‘Een goede zaak voor onze audiovisuele industrie, maar geen reden om sentimenteel te worden’, meent Jan Verheyen, de uitgesproken filmfreak en regisseur die momenteel met zijn Lights! Camera! Action!-voorstelling – ‘100 jaar film in 100 minuten!’ – de culturele centra onveilig maakt. ‘Die grote namen zijn hier enkel en alleen omdat het voor hun projecten financieel-technisch interessant was om hier te draaien.’
Die internationale aandacht is inderdaad in de eerste plaats te danken aan de taxshelter, een in 2003 door de Belgische regering in het leven geroepen fiscale stimulans. Als we aan Dirk Impens, producent van films als Turquaze en The Broken Circle Breakdown en tv-series als Code 37 en Deadline 14/10, vragen hoe het systeem nu juist in elkaar zit, moet hij smakelijk lachen: ‘Dat is zoals vragen om de relativiteitstheorie in een-twee-drie uit te leggen: onmogelijk. Maar waarom de zaken moeilijk maken als het ook makkelijk kan? De taxshelter kort samengevat: winstgevende Belgische bedrijven kunnen hun winst – beperkt tot een half miljoen euro per jaar – in onze audiovisuele sector investeren. En daar krijgen ze een belastingvoordeel voor in de plaats.’
Het systeem werd bedacht omdat de Belgische filmsector, ondanks de nodige subsidies, destijds onder een acuut gebrek aan middelen gebukt ging. In de commercialwereld kregen technici loon naar werk, voor filmwerk kregen ze peanuts. ‘Als ze zich richting filmset begaven, grapten ze wel eens dat het tijd was voor hun jaarlijkse portie liefdadigheidswerk’, vertelt Verheyen.
Maar er was meer aan de hand, vervolgt de Zot van A. -filmer. ‘Ondanks de moeilijke financiële situatie zat de industrie in een hausse. Projecten werden ambitieuzer, wat een hoger prijskaartje meebracht. Zonder de taxshelter waren films als Windkracht 10: Koksijde Rescue, Loft en Dossier K. – producties met budgetten tussen de 3 en de 4,5 miljoen euro – totaal onmogelijk geweest.’
In de eerste jaren ging het grootste deel van de shelterkoek naar ‘eigen’ producties, waardoor de Belgische filmsector eindelijk geprofessionaliseerd werd. ‘In mijn ogen nog altijd de grootste verdienste van de taxshelter’, aldus Verheyen. ‘Zonder het initiatief was er nooit sprake geweest van de huidige Hollywoodavonturen van Michaël Roskam, Erik Van Looy en Matthias Schoenaerts.’
Maar de laatste tijd lijkt het systeem voornamelijk grote buitenlandse producties ten goede te komen. Peter Bouckaert, producer bij Eyeworks en voorzitter van de Vlaamse Filmproducentenbond, sprak onlangs in Knack zelfs van een zorgwekkende escalatie. Impens deelt die mening niet: ‘Mensen hebben last van Kidman-koorts. Het gaat om een momentopname. De aanwezigheid van al die grote namen in ons landje is eerder uitzondering dan regel. Bovendien is de toenemende buitenlandse interesse niet alleen te danken aan de taxshelter, maar ook aan het fantastische werk dat instellingen als Location Flanders leveren, én aan het internationale succes van de Belgische film, natuurlijk.’
Een blik op soortgelijke financiële systemen in onze buurlanden leert dat je toch moet opletten voor mogelijke uitwassen. Zowel in Nederland als in het groothertogdom Luxemburg zijn taxshelter-achtige constructies ondertussen grondig aangepast of afgeschaft. ‘Bij ons ging het helemaal mis’, mailt Ab Zagt, filmjournalist bij het Nederlandse dagblad AD. ‘Het initiatief zou onze regering naar verluidt meer dan 200 miljoen gulden gekost hebben.’
Onze noorderburen waren te hard van stapel gelopen bij het invoeren van het systeem. ‘Men had zich op een gelijkaardige maatregel in de scheepswereld gebaseerd’, aldus Zagt. ‘Daardoor ontstonden er allerlei loopholes en gingen er tonnen geld naar dubieuze producties.’ Zo werd Enigma, een door en door Britse WO II-thriller met Kate Winslet in de hoofdrol, deels gefinancierd met Nederlands kapitaal. Resultaat: in 2007 werd de regeling afgeschaft. ‘En dezer dagen kijken Nederlandse filmmakers jaloers naar het Belgische model.’
Ook in het naburige belastingparadijs liep het verkeerd. Impens schetst de situatie: ‘Voor een project, waarvan me de naam nu ontglipt, kwam Sean Connery welgeteld één dag in Luxemburg draaien. Maar het Groothertogdom moest wel de volledige gage ophoesten die de Schotse steracteur voor de prent ontving – 15 miljoen dollar. Dat krijg je ervan als de Wall Street boys zich beginnen te bemoeien.’
Impens doelt op bedrijven die initiatieven als de taxshelter als een zoveelste bancair product zien en er zo veel mogelijk geld uit trachten te slaan. ‘In België blijft het momenteel nog netjes. Toch heb je ook hier al firma’s die mensen inhuren om callcentergewijs investeerders te zoeken. Dat ze mijn productiebedrijf Menuet al een paar keer gebeld hebben met de vraag of we willen investeren in de taxshelter, zegt voldoende over hun modus operandi.’
Eén ding is voor zowel Impens als Verheyen overduidelijk: om de toekomst van de taxshelter te vrijwaren, moet de Belgische filmsector aan zelfregulering doen. ‘Dat het in andere landen zo fout is kunnen lopen, heeft met een gebrek aan hygiëne te maken’, aldus Impens. ‘Als wij als filmmakers er niet voor zorgen dat de zaken correct verlopen, mag je er zeker van zijn dat de regering ons binnen de kortste keren op de vingers tikt.’
Er is ondertussen dan ook sprake van een gezonde dialoog tussen de Vlaamse Filmproducentenbond en de bevoegde kabinetten over de evolutie van de taxshelter. ‘Nog zo’n teken van de volwassenwording van onze sector’, zegt Verheyen trots. ‘Vroeger zou dit soort discussies uitgevochten zijn in de media. Een opiniestuk hier, een scheldpartij daar. Nu lijkt iedereen te beseffen dat we in de eerste plaats aan de instandhouding van onze industrie moeten denken. We zijn nu zo goed bezig.’
DOOR STEVEN TUFFIN
DIRK IMPENS (PRODUCER): ‘MENSEN HEBBEN LAST VAN KIDMAN-KOORTS: AL DIE GROTE NAMEN IN ONS LANDJE IS EERDER UITZONDERING DAN REGEL, EN HET IS NIET ALLEEN TE DANKEN AAN DE TAXSHELTER.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier