Wat Margot Robbie en Betty Boop dankzij ‘Babylon’ gemeen hebben

© Scott Garfield
Tobias Cobbaert

En andere echte verhalen achter Babylon, Damien Chazelles sprookje over de glamour en weerzinwekkende decadentie van het Hollywood van de jaren twintig en dertig.

In 1959 verscheen Hollywood Babylon, een spraakmakend boek van avant-garderegisseur Kenneth Anger. Anger zou de smeuïgste verhalen uit het Hollywood van 1900 tot 1950 bundelen. Maar critici sabelden het boek al snel neer omdat het vol ongegronde roddels en sappige verzinsels stond. Volgens filmhistoricus Kevin Brownlow bestond Angers onderzoeksmethode voornamelijk uit ‘mentale telepathie’.

Toch werd Hollywood Babylon een hit die veel hardnekkige roddels rond oude Hollywoodsterren deed ontstaan. U hoeft dus niet ver te zoeken naar de reden waarom Damien Chazelle, de regisseur die u kent van Whiplash en La La Land, zijn nieuwe creatie Babylon doopte. Ook in deze drie uur lange rollercoaster duikt Chazelle in het oude Hollywood van de jaren twintig en dertig, toen de filmindustrie de overgang van stomme films naar prenten met geluid maakte. Chazelle wil niet enkel de glamour van het oude Hollywood, maar vooral de onderliggende decadentie breed uitsmeren. In tegenstelling tot Anger verzon Chazelle daarvoor fictieve personages, al is het niet moeilijk om te raden op welke echte sterren uit het antieke Hollywood die gebaseerd zijn. Een overzicht van de oorspronkelijke inwoners van Babylon.

© National

Clara Bow – Nellie LaRoy (Margot Robbie)

In Babylon maken we kennis met Nellie LaRoy, een onstuimige jonge vrouw die grootse ambities heeft in de filmwereld. Ze groeit uit tot ster van de stille film en wordt dankzij haar losbandige gedrag een sekssymbool. Maar zo snel als LaRoys ster rees in de jaren twintig, even rap dooft haar carrière het decennium daarna weer uit. De publieke opinie is preutser geworden en krijgt LaRoys uitspattingen nog maar moeilijk verteerd.

Het verhaal van Margot Robbies personage weerspiegelt dat van veel sterren in het oude Hollywood, maar toch lijkt één actrice als belangrijkste inspiratie te dienen: Clara Bow. In Babylon wordt het talent van Nellie ontdekt omdat ze op commando kan huilen, een kunst waar ook Clara Bow om bekend stond. Wanneer haar regisseuse aan LaRoy vraagt hoe ze erin slaagt om zo vlot traantjes te laten zien, antwoordt ze: ‘Simpel. Ik denk gewoon aan thuis.’ Ook de kindertijd van Clara Bow was, op zijn zachtst gezegd, geen fleurige periode. Haar ouders keken amper naar haar om en ze was het slachtoffer van fysieke en seksuele mishandeling.

Dat weerhield Bow er niet van een sekssymbool van de jaren twintig te worden. Betty Boop, de bekende cartoonfiguur van Max Fleischer, zou zelfs op haar geïnspireerd zijn. Bovendien was Bow de eerste vrouw die een ‘it-girl’ werd genoemd. Intussen wordt de term wel vaker gebruikt voor jonge vrouwen met sexappeal en een boeiende persoonlijkheid, maar het was Bow die de naam voor het eerst kreeg opgeplakt na haar wulpse vertolking in de film It (1927). In Babylon krijgt Nellie LaRoy de bijnaam ‘the wild child’, wellicht opnieuw een verwijzing naar Bow.

De meest smeuïge verhalen over Clara Bow worden door Chazelle evenwel niet gebruikt. Zo schreef Kenneth Anger in Hollywood Babylon dat Bow seks zou gehad hebben met een volledig voetbalteam, een verzinsel dat Bows zoon deed overwegen om Anger voor de rechtbank te slepen.

John Gilbert – Jack Conrad (Brad Pitt)

Brad Pitt vertolkt Jack Conrad, in zijn tijd de grootste ster van de stille film. Conrad valt op dankzij zijn charmerende uitstraling en zijn drankprobleem. Dat laatste wordt nooit expliciet benoemd, maar de hoeveelheid drank die hij verzet en de scènes waarin hij dronken op de set staat, zeggen genoeg. Om die reden doet Brad Pitts vertolking denken aan John Gilbert, een razend populaire filmster in de jaren twintig die dankzij zijn hoofdrollen in romances ‘the great lover’ werd genoemd.

Gilberts persoonlijke leven was minder romantisch dan dat van zijn personages. In 1936 overleed hij op 38-jarige leeftijd aan een hartaanval, hoogstwaarschijnlijk het gevolg van zijn drankmisbruik. Bovendien kende hij, net als Brad Pitts personage, een turbulent liefdesleven. In zijn korte leven trouwde Gilbert maar liefst vier keer, en in Babylon zien we Conrad vaker van vrouw dan van schoenen wisselen.

Wat Conrad en Gilbert nog gemeen hebben, is dat ze de overgang van de stille film naar talkies, films waarin gepraat werd, niet vlot konden maken. Volgens de legende zou John Gilbert nooit succes hebben gehad in praatfilms omdat hij een piepstemmetje had, wat in zijn stille films niet opviel maar zijn pratende rollen onbedoeld grappig maakte. Al is dat volgens filmhistorici onzin en had Gilbert gewoon een prima stem. Tegenwoordig denkt men dat niet de stem van Gilbert, maar zijn scenario’s niet meer serieus werden genomen. Het publiek van de jaren dertig had geen interesse meer in kleffe romances. In Babylon keldert ook het succes van Jack Conrad wanneer het publiek zijn stem kan horen, al maakt de film wel duidelijk dat er met zijn stem niets mis is. Zoals dat in het onverbiddelijke Hollywood gaat, is zijn stijl gewoon niet meer in de mode.

René Cardona – Manuel Torres (Diego Calva)

Manuel ‘Manny’ Torres, het derde en laatste hoofdpersonage in Babylon, is minder makkelijk te herleiden tot één historische figuur. Als Mexicaanse immigrant die succes boekt als filmproducer doet hij denken aan René Cardona, een Cubaan die in de jaren twintig in Hollywood de kneepjes van het vak leerde en vervolgens naar Mexico verhuisde, waar hij aan de wieg van de ‘golden age of Mexican cinema’ stond. Zowel Torres als Cardona slaagden erin om, ondanks het racisme van die tijd, een carrière uit te bouwen in Hollywood.

De situaties waarin Torres verzeild raakt, zorgen ervoor dat hij een ‘fixer’ wordt. Fixers, zoals de tot de verbeelding sprekende Eddie Mannix, moesten het privéleven van filmsterren afschermen en desnoods hun imago oppoetsen zodat de roddelblaadjes geen al te sappige verhalen zouden schrijven. In het begin van de film wordt Torres aangenomen als hulpje op een decadent Hollywoodfeestje. Beneden vindt er een grote orgie plaats (zowat de rode draad doorheen elke decadente Hollywoodfantasie), terwijl er boven een jonge vrouw het bewustzijn verliest na een overdosis drugs tijdens een seksuele escapade met een oudere man. Dat incident verwijst naar het echte schandaal rond acteur Roscoe Arbuckle, die naast actrice en model Virginia Rappe lag toen ze stierf na een wilde avond in San Francisco. Dankzij Torres’ improvisatiewerk als fixer loopt de situatie in de film minder dramatisch af dan in werkelijkheid. Later in de film moet Torres er ook voor zorgen dat Nellie LaRoy een minder wild imago krijgt en meer aansluit bij de delicate sensibiliteit van de jaren dertig.

Ten slotte doet Torres’ personage, dat een oogje heeft op Nellie LaRoy, ook enigszins denken aan Gilbert Roland, een Mexicaans-Amerikaanse acteur die een romantische relatie had met Clara Bow. Laten we het, zonder te spoilen, erop houden dat die romance in Babylon enigszins anders verloopt.

Anna May Wong – Lady Fay Zhu (Li Jun Li)

Manny Torres is niet het enige personage dat in Babylon tegen een racistisch systeem moet strijden. Ook Lady Fay Zhu (Li Jun Li) is gefrustreerd omdat ze als Chinese vrouw maar niet serieus genomen wordt. Hoewel ze als een stijlicoon gezien wordt, moet ze vooral tussentitels schrijven voor stille films. Het personage is gebaseerd op Anna May Wong, de eerste Chinees-Amerikaanse Hollywoodster. Ook Anna May Wong raakte gefrustreerd omdat ze ondanks haar star power steeds weer bijrolletjes moest spelen die bovendien vaak erg stereotiep waren.

In Babylon kondigt Lady Fay Zhu aan dat ze naar Europa gaat verhuizen, in de hoop dat de filmindustrie haar daar mooiere kansen zal bieden. Ook dit verwijst naar het echte leven van Anna May Wong, die de oceaan overstak en daar in films als Piccadilly (1929) wel serieuze rollen aangeboden kreeg. Na haar succes in Europa zou Anna May Wong terugkeren naar de Verenigde Staten, maar Babylon stopt voor we erachter kunnen komen of Lady Fay Zhu hetzelfde succes kent.

Het sensuele lied dat Lady Fay in het begin van Babylon zingt, verwijst overigens niet naar Anna May Wong, maar naar een andere klassieke Hollywoodster: Marlene Dietrich. Meer bepaald naar een scène uit Morocco (1930) van Josef von Sternberg. Voor de fans: Marlene Dietrich en Anna May Wong zouden later samen te zien zijn in Shanghai Express (1932) van dezelfde regisseur.

Louis Armstrong – Sidney Palmer (Jovan Adepo)

De komst van de talkies was niet alleen voor acteurs met een fluwelen stem goed nieuws. Ook muzikanten kregen plots de camera op zich gericht. Een van de subplots van Babylon draait rond de jazztrompettist Sidney Palmer. Waar hij in het begin van de film nog naast filmsets speelt om de acteurs te begeleiden tijdens het opnemen van stille films, wordt hij later door producer Manny Torres opgemerkt en mag hij in nieuwe, muzikale producties een centrale positie in beeld opeisen.

Het verhaal van Palmer loopt gelijk met dat van historische jazzmuzikanten als Duke Ellington en Louis Armstrong, die in de jaren dertig eveneens zichzelf speelden in muzikale films uit die tijd. Sommige van die artiesten, Armstrong in het bijzonder, werden doorheen de geschiedenis bekritiseerd omdat ze niet sociaal geëngageerd genoeg zouden zijn. In tijden van hevige segregatie was dit evenwel een van de eerste manieren waarop zwarte artiesten door een wit publiek geapprecieerd konden worden. Het hoeft dus niet te verrassen dat ook de Hollywoodcarrière van Sidney Palmer in Babylon niet van een leien dakje loopt en dat hij eveneens op dat spanningsveld tussen acceptatie en uitsluiting botst, met een scène rond houtskool als pijnlijk dieptepunt.

Babylon

Nu in de bioscoop

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content