Nieuwe Cat Power is meer uptempo en poppy

Funky swagger, hiphop en elektronica; de Cat Power van ‘Sun’ is niet die van voorheen. Een wedergeboorte in grote stijl.

Cat Power ***

Sun

indiepop

Matador

‘Aaaargh!’ ‘raaaah!’ ‘waaaargh!’: drie verschillende interviews naar aanleiding van haar nieuwste plaat lazen we met Chan Marshall, en drie keer briest de intussen 40-jarige indie queen erop los. Leven en werk van Cat Power zijn dan ook als een tombolarad dat zich met horten en stoten van frustratie naar euforie beweegt. En nu is er Sun, haar meest uptempo en poppy plaat tot nu toe, maar toch ook weer het eindstation van drie jaar trial-and-error. ‘Een wedergeboorte’, noemt ze het zelf, mee op de wereld gezet door Philippe Zdar, de Franse studiogoeroe van Cassius die eerder de hand had in albums van Phoenix, Beastie Boys en The Rapture.

Dat het vruchtwater van Sun sporen bevat van hiphop en dansbare elektronica is dus geen verrassing, en uiteindelijk flirtte Marshall op Moon Pix (1998) al met door samples gestuurde beats. Toch, wie Cat Power enkel kent van de in warmbloedige Memphissoul badende doorbraak The Greatest zal even slikken bij de potige drums tijdens Cherokee, de tegen de haren in suizende synthesizers in de titeltrack en de tot booty shaken aanzettende, funky swagger die Chan tentoonspreidt in 3, 6, 9 en Peace and Love – ‘ik wilde er eigenlijk Jay-Z op laten meezingen’, vertelde ze over die laatste track, geeneens zo’n gek idee.

Sure, er zijn ook vertrouwd klinkende passages, zoals Human Being, waarin de getraumatiseerde lofi-blues doorschemert uit de jaren toen Cat nog een piepend kitten was. De eerste single Ruin bundelt de veelzijdigheid van Sun: een uit Latijns-Amerikaanse contreien geïmporteerd pianomotiefje (doe de cha-cha-Chan!), Marshall die het op een bepaald moment zowaar op een rappen zet én solide indierocksong in één.

In de zes jaar die The Greatest en Sun van elkaar scheiden, spijsde Cat Power haar discografie met Jukebox, een coverplaat die opende met een doorleefde versie van Frank Sinatra’s New York. Deze keer heeft ze met Manhattan haar eigen ode aan The Big Apple eruit geperst; een parade van computergestuurde en analoge ritmes, met twee poepsimpele pianoaanslagen als leidmotief. Het resultaat is tegelijk bevreemdend en hypnotiserend.

Hetzelfde kan gezegd worden over Nothin’ but Time, een elf minuten durende buiging voor David Bowies Heroes, met als ultieme knipoog een gastrol voor broeder Iggy Pop. Bizar, op zijn minst. Wedergeboren, akkoord, maar als wie of wat? Als Sun daarop het antwoord is, zit de bevrediging – én het plezier, dat dient gezegd – hem andermaal in de zoektocht.

Jonas Boel

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content