Hoe zou het nog met Elizabeth Grant zijn? Zou ze onder dat June Carter Cash-kapsel van Lana Del Rey, de make-up en de esthetische chirurgie, nog leven?
Laten we wel wezen: Lana Del Rey, dat is – naast die mokerslag van een debuutsingle en een hype die haar haast even snel verbrandde als hij haar richting hemel stuwde – vooral een totaalconcept, met Lana als belichaming van Liz Grants muzen, obsessies en idealen. Elizabeth was het meisje dat zong over wat rest van de Amerikaanse droom, dat was toneel met iconografie, retoriek en naïeve romantiek als props. Lana hield Amerika, de navel van de popcultuur, een gebroken spiegel voor, en hypnotiseerde zo de hele wereld. Geen wonder dat David Lynch zich vorige zomer in dit blad liet ontvallen dat hij de zangeres graag wilde ontmoeten: ‘Ik hou van de manier waarop ze zingt. Ik hou van de dingen waarover ze zingt.’
‘Share my body and my mind with you / glad it’s all over now / did what I had to do / ‘cause it’s so far past me now’, zijn de eerste regels op Ultraviolence, het vervolg op Born to Die (2012). Cruel World heet de in gigantische gitaargalm badende song. De toespeling op haar steile opgang, en de harde klappen die ze onderweg incasseerde, ligt er vingerdik op. Wie de droom leeft, wordt de wrede werkelijkheid. Lizzy is nu Lana, vergeet de vice versa. Met de antieke grandeur van Cruel World verschiet ze helaas al haar kruit. Wat volgt, zijn variaties op dezelfde thema’s, inhoudelijk en muzikaal. Bourbon rijmt op suburban, violins op violence. Ingetogen aanloop, strijkers, en in het refrein beleeft het arrangement zijn climax.
Telkens opnieuw, terwijl Lana zich door haar eigen film noir hijgt, croont en fezelt. ‘He lives for love, for women, too / I’m one of many, one is blue’, gaat het in Shades of Cool. Tijdens Brooklyn Baby: ‘They say I’m too young to love you / They say I’m too dumb to see / They judge me like a picture book by the colors / like they forget to read.’ Vrij naar de bitterzoete drama’s van The Crystals, met Dan Auerbach van The Black Keys als bouwmeester van de wall of sound. Zijn bluesy gitaar in Sad Girl wordt – alweer – overschaduwd door stroperige orkestraties. Lana Del Rey als Instagramfilter van Julie London. Bij haar was het trouwens Lonely Girl, in 1956, een goed jaar.
Ultraviolence is coherenter dan Born to Die, en dus een stapje vooruit. Dat lolitastemmetje en de blitse r&b-flitsen zullen we niet missen, maar het gezwollen klankpalet gaat snel vervelen. Auerbach gooit er op het eind nog een oude, sobere bluescover, The Other Woman, tegenaan, maar dan is het kalf al verdronken. Pun not intented.
Jonas Boel
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier