‘De eerste Vlaamse horrorfilm’, zoals Govaerts zijn eerste langspeelworp met vaderlijke trots doopte, is meteen een alleraardigste, inclusief scherpe klauwtjes.
Welp
Jonas Govaerts met Maurice Luijten, Titus De Voogdt, Stef Aerts
‘De eerste Vlaamse horrorfilm’, zoals Govaerts zijn eerste langspeelworp met vaderlijke trots doopte, is meteen een alleraardigste, inclusief scherpe klauwtjes.
We volgen een groepje scouts dat in Wallonië op kamp is en daar algauw meer te vrezen krijgt dan communautaire stress wanneer er in de bossen een enfant sauvage blijkt rond te dolen dat bedreven is in het leggen van boobytraps. Op hol geslagen jongensfantasie of bloederige werkelijkheid? Govaerts bouwt de spanning geduldig op en serveert een sappige mix van avontuur à la Spielbergs Amblincatalogus uit de eighties en old school slasherfun genre Craven en Hooper uit de seventies, maar dan zonder er een holle retroshow van te maken.
Af en toe stokt het ritme, de hoofdpersonages hadden meer vlees en bloed kunnen gebruiken en een acteur krijgt al eens last van leatherface, maar het camerawerk van Nicolas Karakatsanis, met diepe kleuren en veel tegenlicht, is heerlijk sinister, de production design herschept la Wallonie profonde tot een sardonisch pretpark, de krautachtige electrosoundtrack dreigt en duwt, en Govaerts toont zich een geïnspireerde gekke wetenschapper die met het DNA van Stand by Me (1986), Suspiria (1977) en The Texas Chainsaw Massacre (1974) heeft zitten klooien.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier