Recensie ‘The Hobbit: An Unexpected Journey’: Beter dan gevreesd

Peter Jackson’s eerste Hobbit-avontuur is beter dan de sceptici vreesden maar saaier dan de fanboys hoopten, ondanks of dankzij alle heisa rond de nieuwe 48 frames per seconde technologie.

The Hobbit: An Unexpected Journey * Peter Jackson met Martin Freeman, Ian McKellan, Richard Armitage, Andy Serkis, Cate Blanchett

Dat is waar het in een notendop op neerkomt na 167 overvolle, soms zwierige maar nog vaker zwalpende en ronduit vervelende minuten in het gezelschap van driedimensionale hobbits, dwergen, orken, elfen en andere Tolkien-creaturen, al lijken notendoppen niet meteen aan Peter Jackson besteed. De Nieuw-Zeelandse filmmogol speelt het immers klaar om Tolkiens oorspronkelijke kinderboek – dat amper 300 pagina’s telt – te pimpen tot Wagneriaanse proporties, met nog twee kloek gevulde delen op komst en als onvermijdelijke gevolgen dat de déja-vu demon een grotere bedreiging vormt dan alle malafide monsters samen en de dramatische motor meermaals aan het sputteren slaat.

Vooral in het begin lijkt het een Bijbelse eeuwigheid te duren vooraleer Jacksons terugkeer naar Midden-Aarde vaart krijgt, met nodeloos lang gerekte expositiescènes in hobbitland The Shire en dertien dronken dwergen. Pas na een uur wordt Bilbo Baggins – de harige held met dienst en de oom van Frodo – eindelijk door tovenaar Gandalf uit zijn hobbithol gepulkt om de dwergen te vervoegen op hun queeste om Erebor te heroveren. Het ooit voortvarende dwergenkoninkrijk blijkt lang geleden in handen gevallen van de vuurspuwende draak Smaug en daar willen Bilbo en dwergenkrijger Thorin – hier gepresenteerd als een soort verticaal geplaagde Aragorn – eindelijk verandering in brengen.

Dat het Tolkien-universum is opgetrokken uit mythopoëtische, cryptoreligieuze kitsch en heroïsch simplisme is an sich geen probleem, maar in Jacksons hypersuccesvolle adaptatie van The Lord of the Rings-trilogie zat tenminste vaart en vuur, met emotioneel doorbloede personages, majestueuze set pieces en viriele actiescènes die het kind in miljoenen kijkers de adem afsneden.

Dit keer lijkt de queeste – ondanks de epische speelduur – echter gereduceerd tot een digitaal gerenderd hindernissenparcours; een soort rollercoaster door Midden-Aarde waarbij Bilbo en co nu eens stenen reuzen en al even flink uit kluiten gewassen trollen ontmoeten, dan weer bekende gezichten als elfenkoningin Galadriel en de Gollum tegen het lijf lopen.

‘Alsof de teletubbies in de Beowulf zijn beland’

Dat alles gebeurt – tenminste toch in de zalen die een dergelijke projectie aanbieden – aan 48 beelden per seconde, een nieuwe techniek die erop neerkomt dat de beelden dubbel zo veel informatie bevatten als een normale film. Het effect daarvan is een nog koelere, glaziger, meer hyperrealistische en antipicturale look dan de hoge definitie-3D films die we inmiddels gewoon zijn, wat de illusionistische magie voor een stuk wegneemt en soms doet denken aan een peperdure promospot voor flatscreen-tv’s – alsof de Teletubbies in de Beowulf zijn beland. Jacksons intentie – de kijker transporteren naar een ‘echt’ Midden-Aarde, hem de modder doen ruiken en het vuur doen voelen – wordt ondanks alle hightech dan ook nooit volledig gerealiseerd, al is het woord ‘dankzij’ hier wellicht beter gekozen.

Gelukkig zijn er op de lange en kronkelige weg tussen The Shire en Erebor toch een paar momenten waarop Jackson zich niet alleen een techneut maar ook een rasverteller en geïnspireerde filmtovenaar toont. Zo lijkt de sowieso volledig uit bits, bytes en performance capturing opgetrokken Gollum de 48 beelden per seconde alvast wonderwel te verdragen, met als gevolg dat hij nog ‘menselijker’, akeliger en aandoenlijker oogt dan in de Lord of the Rings trilogie die elf jaar geleden het levenslicht zag.

In de simpele scènes tussen Gollum en Bilbo – die samen raadseltjes oplossen – komt de fantasiewereld van Tolkien dan ook volledig tot leven, en toont ex-lowbudget horrormaestro Jackson nog eens waar hij echt goed in is. Met name: bizarre creaturen creëren en hen een getormenteerde ziel inblazen – of ze nu uit simpele plasticine of hoogtechnologische renderfarms bestaan.

Bovendien kan Jackson ook nu weer bogen op een deugdelijke ensemblecast die weliswaar niet meer dezelfde chemie heeft als die uit Lord of the Rings – Elijah Wood komt slechts even goeiedag zeggen en van Viggo Mortensen is uiteraard geen sprake – maar die tussen de audiovisuele bombast nog altijd twijfel, angst, ironie en ander menselijks weet te smokkelen. Zo is Martin Freeman prima gecast als de jonge Bilbo Baggins – een miniatuurhippie die held wordt tegen wil en dank – terwijl Sir Ian McKellan met zichtbaar plezier en zijn gekende mélange van wereldwijsheid, ijdeltuiterij en Britse flair terug de cape en pruik aantrekt van Galdalf the Grey.

Kortom: er is kwalijker gezelschap denkbaar om richting Erebor mee te trekken, al had Jackson hen kordater mogen mennen en onderweg meer soigneren dan zijn imperialistische computerleger. Op naar episodes The Desolation of Smaug (eind 2013) en There and Back Again (eind 2014).

Dave Mestdach

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content