Hollands glorie Alex van Warmerdam laat een zonderlinge zwerver los op een bourgeoisfamilie in zijn zwarte suspensekomedie ‘Borgman’.
Borgman *** Alex van Warmerdam met Jan Bijvoet, Jeroen Perceval, Hadewych Minis
Leek het begrip ‘Hollandse cinema’ de voorbije jaren, nu Paul Verhoeven half op retraite is, steeds meer een oxymoron, dan wisten de noorderburen met hun vreugde geen blijf toen Borgman, de nieuwe Alex van Warmerdam, in Cannes verrassend geselecteerd bleek voor de Gouden Palm. Tenslotte was het al een hele poos geleden dat Van Warmerdam nog eens de vorm van zijn begindagen had geëtaleerd – herinner u Abel (1986) en De noorderlingen (1992) – terwijl het zelfs al 38 jaar geleden was dat er nog eens een Nederlandse film in Cannes in competitie had gezeten.
Tot een oranje feestje kwam het, misschien gelukkig voor de lokale middenstand ginds, uiteindelijk niet op de Croisette, wat niet wegneemt dat Borgman, een sardonische thriller met flink wat Vlaamse inbreng, er wel degelijk zijn plek verdiende. Had Van Warmerdam in zijn vorige langspelers telkens moeite om zijn calvinistisch droge humor en absurdistische wereldbeeld tot een coherent geheel te smeden, dan weet Borgman wel anderhalf uur lang te plagen en te prikkelen. En dat dankzij zijn mysterieplot die zijn geheimen nooit prijsgeeft, zijn zuinige maar efficiënte beeldregie en zijn intrigerende titelpersonage, dat zowel een diabolische wraakengel als een meelijwekkende outcast blijkt.
Alle intriges beginnen wanneer Borgman (Jan Bijvoet), een vreemde vlerk met woeste baard, aanbelt bij een keurige designvilla met de beleefde vraag of hij er een bad mag nemen. Op barmhartigheid van de heer des huizes – de arrogante tv-producent Richard (Jeroen Perceval) – hoeft hij niet te rekenen, maar wanneer die laatste hem hardhandig in elkaar timmert, kan Richards eega Marina (Hadewych Minis) het toch niet laten om hem te verzorgen en in hun tuinhuis te laten logeren. Lang duurt het niet vooraleer duidelijk wordt dat ze dat maar beter niet had kunnen doen, iets wat de kijker na de proloog – waarin Borgman uit zijn ondergrondse hol in het bos wordt verjaagd door een gewapende priester en diens gevolg – sowieso al kon vermoeden.
Wie of wat Borgman precies is, en wat zijn motivatie is om een bourgeoisfamilie langzaam te gronde te richten, laat Van Warmerdam plagerig in het midden. Daardoor krijgt deze zwarte indringerssatire meteen de nodige thrillerallures, alsof Borgman het verwilderde achterneefje is van Terence Stamp uit Pasolini’s Theorema. Ergens vermoed je dat het op subtekstueel niveau om een vileine afrekening met de consumptiemaatschappij gaat, ware het niet dat Van Warmerdam – droogkomisch bloed kruipt nu eenmaal waar het niet gaan kan – er gaandeweg alsmaar meer kolder in smokkelt en eindigt met een even groteske als ontgoochelende climax.
Een doorslaande triomf kun je zijn achtste langspeler, met zijn te losse eindjes, daarom niet noemen, maar aan ideeën en culot ontbreekt het Van Warmerdam tenminste niet. Bovendien balanceert de grotendeels Vlaamse cast lenig op het slappe koord tussen ernst en scherts, terwijl je maar weinig films zult vinden die beheerste suspense, sociale satire en absurde humor met zo’n consequent uitgestreken gezicht door de mangel halen. ‘En zij daalden neer op aarde om hun gelederen te versterken’, klinkt Borgmans motto even vaag als Bijbels, iets wat evengoed voor de immer enigmatische Van Warmerdam lijkt te gelden.
Dave Mestdach
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier