Ontdek in ‘The hand of God’ of Paolo Sorrentino echt ontmaagd werd door een barones van zeventig

Filippo Scotti als Sorrentino's alter ego in de film: 'Ik ben zestien gebleven, met nog altijd dezelfde pijn en onzekerheid.'
Dave Mestdach
Dave Mestdach Chef film van Knack Focus

In The Hand of God herinnert Paolo Sorrentino, de gevierde regisseur van La grande bellezza en The Young Pope, zich hoe voetbalgod Diego Maradona onbewust zijn leven redde.

Napels in de jaren tachtig: dat is hevig gesticulerende jongens en meisjes, in extase bij het aanschouwen van voetbalgod Diego Maradona of deze of gene filmdiva. Dat zit natuurlijk in The Hand of God maar het is ook met voorsprong de persoonlijkste film van Paolo Sorrentino, een nauwelijks verholen autobiografie waarin de gevierde regisseur van Il Divo (2008), La grande bellezza (2013) en ander fraais toont hoe hij als tiener in een kleinburgerlijke bankiersfamilie opgroeit.

Je kon in mijn jeugd in Napels de aanwezigheid van de maffia soms wel voelen, maar de grootste misdaad van mijn vader was dat hij bij een bank werkte.

Hoe hij seksueel ontwaakt dankzij zijn wulpse, maar psychisch labiele tante. Hoe hij als introverte knul de filmmicrobe te pakken krijgt. Hoe hij, na een nachtelijk bezoek aan het eiland Capri, per speedboot aan de flikken ontsnapt. Hoe hij samen met alle andere Napolitanen opveert wanneer de Heilige Maradona nederdaalt om hen de scudetto en een gevoel van trots te schenken. Sorrentino, geboren in 1970, borstelt het in brede, barokke stroken op het witte doek, maar hij gaat evenmin zijn pijnlijkste jeugdtrauma uit de weg: de dood van zijn ouders, die op zijn zestiende tijdens een skivakantie overlijden door koolstofmonoxidevergiftiging.

Het resultaat is een even warm- als openhartig familiefresco dat met zijn kleurrijke personages, hitsige temperament en voluptueuze stijl bij momenten aan Federico Fellini’s Amarcord (1973) doet denken, al voel je er naast de hand van God ook die typische Sorrentino-touch in: The Hand of God is een geromantiseerde, in mediterraan zonlicht badende terugkeer naar de bevlekte tuin van Eden uit zijn jeugd, die met zwier zwalpt van het verhevene naar het vulgaire, en van het intieme naar het universele. Dat deed Sorrentino eerder al in La grande bellezza (2013), zijn heerlijke, Oscar-winnende hommage aan de Romeinse decadentie, in The Young Pope (2016) en The New Pope (2019), zijn zondige pausenfeuilletons, en in Loro (2018), zijn bombastische biopic over Silvio Berlusconi. Alleen doet hij het dit keer ongeremder en ongerijmder, spontaner en minder gestileerd, alsof zijn innerlijke demonen mee aan het regisseren zijn.

'Mijn ontmaagding door een barones van zeventig? Dat is verzonnen. Deels'

‘Bijna alles wat je ziet, heb ik zelf meegemaakt’, verzekert Sorrentino ons terwijl hij, gezeten naast een Venetiaans hotelzwembad, aan zijn sigaar lurkt, alsof hij in een van zijn eigen, weelderige films beland is. ‘Alleen zijn de dingen niet noodzakelijk in die volgorde, of met die specifieke details, gebeurd. Een voorbeeld? In de film word Fabietto, mijn alter ego, ontmaagd door een barones van zeventig. Die scène is verzonnen. Of toch deels. De vrouw die mij op mijn zestiende heeft ontmaagd was geen barones, maar ze was wel ouder dan ik. Véél ouder. (lacht)

Is het niet gênant of pijnlijk om zo open en bloot over jezelf te praten?

Paolo Sorrentino: Zeker. Toch over bepaalde aspecten, zoals de dood van mijn ouders. Dat spookt nog altijd door mijn hoofd. Ik ben zestien gebleven, met nog altijd dezelfde pijn en dezelfde onzekerheid. Maar ik voelde me eindelijk rijp om die dingen te confronteren. Mijn jeugd was wel niet allemaal kommer en kwel. Ik hoop dat je ook de levensvreugde, de humor en de affectie voelt. Het was alsof de film me in tweeën spleet. Er is de zwaarmoedige, introverte Paolo en de enthousiaste en extraverte, en samen hebben ze deze film gemaakt.

Waarom ga je precies nu de autobiografische toer op?

Sorrentino: Tijdens de lockdown zat iedereen in zijn bubbel opgesloten. We werden allemaal met onszelf geconfronteerd. Wie zijn we? Wat hebben we meegemaakt? Hoe zijn we hier beland? Dat soort vragen borrelden op. Bovendien werd door de pandemie het project dat ik normaal in Hollywood had moeten realiseren (de maffiafilm Mob Girl , met Jennifer Lawrence in de hoofdrol, nvdr.) afgeblazen. Ik had plots niets concreets meer omhanden. Daarom voelde het, op dit moment in mijn leven en mijn carrière, juist en logisch om me op mijn bubbel te richten, wat ik nooit eerder gedaan had. De negen films die ik hiervoor gemaakt had, bevatten telkens wel persoonlijke thema’s en anekdotes, maar ze waren fictie, of fictieve interpretaties van feitelijke gebeurtenissen. Bovendien was ik het eerlijk gezegd een beetje beu telkens hetzelfde soort film te maken, of om steeds weer aan La grande bellezza herinnerd te worden.

Ben je dan niet trots op die film?

Sorrentino: Toch wel, maar ik wil niet alleen maar de ‘regisseur van La grande bellezza‘ zijn, zoals je op de posters vaak leest. Ik wilde uit mijn comfortzone komen, en dus besloot ik over mezelf en mijn familie te vertellen. Om antwoorden te vinden op vragen als: waarom ben ik als volwassene zo onzeker en verlegen, behalve dan in mijn films? Of: waarom had ik vroeger zo vaak woedeaanvallen? De film is het resultaat van dat zelfonderzoek, een soort innerlijke monoloog met mijn zestienjarige ik.

Het hoofdpersonage heet Fabietto Schisa, maar is dus wel degelijk Paolo Sorrentino. Waarom dan die naamsverandering?

Sorrentino: Ik ben Fabietto. Eén op één. Maar ik ben ook Paolo, de schrijver en regisseur die Fabietto’s leven moet verbeelden. Begrijp je? Door de namen te veranderen kon ik wat meer afstand creëren, zodat ik meer grip kreeg op het verhaal, ook op de meest emotionele momenten. Ik wilde niet aan zelfcensuur doen. Ik wilde eerlijk zijn, en dat lukte beter dankzij Fabietto. De namen van mijn zus en broer heb ik niet veranderd. Andere dan weer wel. Er zit geen logica achter. Het was meer op het gevoel. Je zou kunnen zeggen dat Toni Servillo (zijn fetisjacteur, die dit keer Fabietto’s vader speelt, nvdr.) ook al mijn alter ego was in mijn vorige films, maar toch niet op zo’n directe manier.

Je broer, je zus, je ouders, je tantes, je ooms, je buren: ze passeren allemaal de revue, en niet altijd op de meest flatteuze manier. Hoe reageren zij op de film?

Sorrentino: Heel erg emotioneel. Ze hebben de film één keer gezien, maar daar was ik niet bij. Naar verluidt huilden ze, maar lachten ze ook. Er zijn er een paar die een beetje boos zijn, maar dat komt omdat het zo dicht bij hen ligt. Ze hebben tijd nodig om het een plaats te geven. Die tijd heb ik ook nodig gehad.

Aangezien The Hand of God ook een opgroeidrama en familiekroniek is, is het tegelijk je warmste en meest universele film tot nu toe. Of zie jij dat niet zo?

Sorrentino: Dat was een van de motivaties om de film te maken. Niet iedereen is geboren in Napels, en niet iedereen heeft zijn ouders verloren, maar iedereen is zestien geweest, is een eerste keer verliefd geworden en heeft wel eens ruzie gemaakt met vrienden of familie. De tijd, de locaties en de personages zijn specifiek, maar de situaties en emoties zijn heel herkenbaar. Kunst is het universele dat zich in het specifieke manifesteert. Ik voel ook mee wanneer ik films van Chaplin, Bergman of Fellini zie, ook al kom ik uit een andere tijd en plaats dan die personages.

Je bent geboren en getogen in Napels. De film voelt als een hommage aan die stad, maar toch had je er al lange tijd niet meer gedraaid.

Sorrentino: Dat was van mijn eerste drie films geleden. Napels is een vat vol contrasten, een jungle vol prachtige wilde beesten. Het is schoonheid en chaos, het verhevene en het vulgaire dooreen, gebonden met een saus van ironie. Het is wat me gevormd heeft als mens en als kunstenaar, en wat je ook terugvindt in mijn films. Napels is geen typische filmstad. In de films die er zijn gedraaid, krijg je ofwel de toeristische hotspots te zien ofwel een grauw drama over de maffia. In beide had ik geen zin. Het Napels van mijn jeugd is grotendeels opgekuist en verdwenen. En de maffia heeft nooit een grote rol gespeeld in mijn leven. Ik had wel vrienden die met louche zaakjes bezig waren, en je kon de aanwezigheid van de maffia soms voelen, maar ik kom uit een braaf bourgeoisgezin. Mijn vader werkte bij een bank. Dat was zijn grootste misdaad. (lacht)

Wij noemen Dries Mertens Ciro, een typisch Napolitaanse naam. Geweldige voetballer, maar slechts een apostel in vergelijking met de goddelijke Diego.

Hij was net als jij voetbalgek en een tifoso van Maradona, die ook in je film passeert en naar wie de titel verwijst.

Sorrentino: Maradona is voor elke Napolitaan een heilige. Hij kwam ons bevrijden van het juk van het rijke noorden. Hij gaf ons een gevoel van eigenwaarde, van vrijheid. Hij heeft onvrijwillig zelfs mijn leven gered (Sorrentino zou normaal met zijn ouders op hun fatale skivakantie meegegaan zijn, maar besloot in extremis de uitwedstrijd van Napoli tegen Empoli bij te wonen, nvdr.). Toen Diego voor Napoli tekende, konden mensen hun oren niet geloven. Hij kwam van FC Barcelona en werd als het grootste talent van zijn generatie gezien. Wat zou zo’n godenkind bij Napoli zoeken, dat op dat moment maar een middenmoter was? Toch kwam hij, en hij wist ons kampioen te maken. Bovendien was hij geen onberispelijke superster. Hij was goddelijk als voetballer, maar naast het veld een jongen van het volk die de nodige fratsen uithaalde. Dat dubbelzinnige maakt van hem hét embleem van Napels, een stad waar het heilige en het profane ook altijd al door elkaar hebben gelopen.

Filippo Scotti als Sorrentino's alter ego in de film:'Ik ben zestien gebleven, met nog altijd dezelfde pijn en onzekerheid.'
Filippo Scotti als Sorrentino’s alter ego in de film:’Ik ben zestien gebleven, met nog altijd dezelfde pijn en onzekerheid.’

Maradona is wel niet langer topschutter aller tijden van Napoli. Dat is sinds vorig jaar Dries Mertens.

Sorrentino: Wij noemen hem Ciro, een typisch Napolitaanse naam omdat we hem als een van ons beschouwen. ‘Dri-es’ is heel populair, en een geweldige voetballer, maar hij is nog altijd maar een apostel in vergelijking met de goddelijke Diego. Als Ciro ons straks ook kampioen maakt, kan hij wel nog in de hemelse hiërarchie opklimmen. (lacht)

Wie bovenaan staat in de hiërarchie van filmmakers die The Hand of God hebben geïnspireerd, is Federico Fellini. Of zie ik dat fout?

Sorrentino: Helemaal niet. Fellini is altijd mijn mentor geweest, samen met Antonio Capuano (ondertussen 82-jarige regisseur, nvdr.), die me als tiener deed besluiten mijn leven aan de cinema te wijden. In tegenstelling tot Capuano, voor wie ik mijn eerste script heb geschreven (The Dust of Naples uit 1998, nvdr.), heb ik Fellini wel nooit ontmoet. Daarvoor was ik te jong. Maar hoe hij naar het leven keek, hoe hij een universum tot leven kon wekken, hoe hij het mystieke in het banale onthulde, dat was voor mij richtinggevend. Ik mis dat in de hedendaagse cinema. Er zijn wel jonge filmmakers die ik goed vind, maar we missen dichters met een camera. Alles is zo hard en realistisch tegenwoordig. Waar is de poëzie, het mysterie? Ik wil niet weten wat mij inspireert, want mocht ik dat achterhalen, dan is mijn zoektocht voorbij en vrees ik dat mijn passie opdroogt.

The Hand of God is geproduceerd door streamingdienst Netflix, hoewel de film eerst wordt uitgebracht in de bioscoop. Past je barokke, opera-achtige stijl wel op tablets en tv’s?

Sorrentino: Ik ben niet tegen streaming en heel erg voor Netflix, want die laten me mijn film maken zoals ik die voor ogen heb. Plus: hoe hebben wij indertijd de films ontdekt van Fellini, Ettore Scola, François Truffaut, Sergio Leone en al mijn favoriete filmmakers? Juist, op een televisiescherm. Tuurlijk blijft de bioscoopbeleving onovertroffen en onvervangbaar, maar tijden veranderen. Cinefilie, media en kijkgewoonten ook.

The Hand of God

Vanaf 1/12 in de bioscoop, vanaf 15/12 op Netflix.

'Mijn ontmaagding door een barones van zeventig? Dat is verzonnen. Deels'

Paolo Sorrentino

Geboren op 31 mei 1970 in Napels.

Op zijn zestiende sterven zijn ouders door koolstofmonoxidevergiftiging tijdens een skivakantie.

Komt als zeventienjarige cinefiel in contact met Napolitaans filmmaker Antonio Capuano, die zijn mentor wordt.

Studeert economie, maar kiest op zijn 25e toch voor cinema, onder impuls van Capuano. Heeft nooit een filmopleiding gevolgd.

Scoort wereldwijd op festivals en in arthouses met barokke films als Il Divo (2008), La grande bellezza (2013) en Youth (2015).

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content