Hoe ‘Trainspotting’ 25 jaar geleden de hoeksteen van de Schotse identiteit werd

Jeroen Zuallaert
Jeroen Zuallaert Redacteur Knack

Wie denkt dat heroïne spuitende junks geen inspiratiebron kunnen zijn voor een natie, is nog nooit in Schotland geweest. Vijfentwintig jaar na de release is er geen film die de Schotse identiteit meer bepaald heeft dan Trainspotting.

Groezelige kraakpanden, vuilgebekte vuistgevechten, heroïnejunks die in overvolle toiletpotten duiken en een rottend babylijk: wie Trainspotting als toeristische brochure voor Schotland bekijkt, activeert per direct de annulatieverzekering. En toch zijn er weinig boeken of films die het Schotse nationaal bewustzijn meer beïnvloed hebben dan Trainspotting.

Dat is best opmerkelijk. Verbruikers van heroïne en opiumsuppositoires koesteren doorgaans geen diepzinnige overpeinzingen over hun nationale identiteit. En Schots-zijn komt in de hele film welgeteld één keer ter sprake: wanneer de personages de Schotse Highlands bezoeken, en een van hen in bewondering uitweidt over hoe het natuurschoon hem van nationale trots vervult, ontsteekt Mark Renton (Ewan McGregor) in een legendarische tirade: ‘It’s shite being Scottish.’ Volgens Renton zijn de Schotten het janhagel van de mensheid, ‘het laagste van het laagste’, ‘het meest ellendige, miserabele, onderdanige en zieligste afval dat ooit de beschaving werd in gescheten’.

Trainspotting speelt zich af op een scharniermoment in de Schotse geschiedenis. Auteur Irvine Welsh, op wiens roman uit 1993 de film gebaseerd is, situeerde het verhaal grotendeels in het Leith van de jaren tachtig, een voorstad van Edinburgh waar de combinatie van hoge werkloosheid, goedkope heroïne en aids een spoor van vernieling trekt door de arbeidersklasse. Het zijn de jaren van Thatcher, wier strenge begrotingsbeleid de verouderde zware industrie vooral in Schotland onderuithaalt. Na haar eerste ambtstermijn is meer dan één op de zes Schotten werkloos. Meer dan anderhalf miljoen jongeren zitten gedesillusioneerd en verveeld thuis. De legendarische vijandigheid jegens Thatcher benoorden de muur van Hadrianus is ooit treffend verwoord door haar voormalige staatssecretaris voor Schotland Malcolm Rifkind: ‘Ze was een vrouw, ze was Engels en ze was bazig. Met een van die drie karaktertrekken hadden de Schotten nog wel omgekund, alle drie samen was net iets te veel.’

‘Je kon destijds in een Schotse bioscoop de Engelsen – die de inside jokes in de film niet snapten – er zo uitpikken.’

Schots nationalisme-expert Michael Rosie

Het Schotse nationalisme is in diepe crisis. De Schotten hebben in 1979 voor de oprichting van een eigen parlement gestemd, maar door een te lage opkomst krijgen ze nul op het rekest. Ondanks die shite state of affairs staat Schotland in de jaren 90 in het middelpunt van de culturele belangstelling. In 1994 is er al Shallow Grave, het regiedebuut van Danny Boyle, met een cast van jonge Schotse acteurs (onder wie Ewan McGregor). Een jaar nadien is er Braveheart, het Hollywoodepos waarin Mel Gibson het Schots nationalisme met vuur en zonder al te veel ondergoed belijdt. Dat Gibson even Schots is als geheelonthouding en de plot een aanranding van de geschiedenis, kan het Schotse publiek niet deren. ‘Wij waren al blij dat Hollywood wist dat Schotland bestond’, zegt Michael Rosie, nationalisme-expert aan de Universiteit van Edinburgh.

Waar Braveheart de Engelsen duidelijk als vijand neerzet, is Trainspotting een stuk genuanceerder. Irvine Welsh is van kindsbeen af een rabiaat Labour-aanhanger, die zich pas in de aanloop naar het Schotse referendum van 2014 voor onafhankelijkheid zal uitspreken. Zijn roman is in de eerste plaats een striemende kritiek op Thatchers beleid. De openingsscène van de film, waarin de junks op de tonen van Iggy Pops pompende Lust for Life wegrennen voor de politie, is een briljante parodie op de ideologie van het thatcherisme. In een tijdperk waarin de consument boven alles gaat, trekt Renton die individualistische logica tot in het absurde door. In plaats van te kiezen voor een job, een carrière, een familie, een breedbeeldtelevisie of een elektrische blikopener, kiest hij voor heroïne. ‘Waarom? Zonder reden. Wie heeft een reden nodig als je heroïne hebt?’

Als het shite is om Schots te zijn, ligt dat dus niet aan de Engelsen, vindt Renton. ‘Some hate the English. I don’t. Het zijn gewoon wankers. Wij daarentegen zijn gekoloniseerd door wankers. We kunnen zelfs geen deftige cultuur vinden om door gekoloniseerd te worden.‘ Renton is de verpersoonlijking van de ambigue relatie die veel Schotten met Engeland hebben. Zijn dilemma is dat van veel jonge Schotten: kies je om te blijven of kies je de aanlokkelijke sociale mobiliteit van Londen, met de onvermijdelijke identiteitscrisis als je eenmaal je geboortegrond hebt verlaten?

Er is een oud Schots gezegde dat die eeuwige tweestrijd perfect verwoordt: ah kent yir faither (ik heb je vader nog gekend). Aan de ene kant betekent het dat de aangesprokene erbij hoort, en aanvaard wordt binnen de gemeenschap. Maar tegelijk is het een waarschuwing: loop niet naast je schoenen, we weten waar je vandaan komt, denk dus maar niet dat je beter bent dan ons. Die wetmatigheid wordt pijnlijk duidelijk wanneer Renton zijn junkbestaan inruilt voor een leven als kantoorlul in Londen. Binnen de kortste keren trekken de amorele Sick Boy (Jonny Lee Miller) en de psychopathische Frank Begbie (Robert Carlyle) bij hem in. En hoewel ze Renton terroriseren en financieel pluimen, onderneemt hij geen enkele actie om zijn parasiterende kameraden eruit te krijgen. Leith is een soort Schotse versie van Dendermonde: een enggeestig warm bad waaraan je je maar moeilijk kunt onttrekken, zelfs voor wie probeert te vluchten.

Een van de voornaamste redenen waarom de film zo veel weerklank kreeg, is het milieu waarin hij zich, net als het boek, afspeelt. Hoewel ze qua persoonlijkheid nauwelijks meer konden verschillen, delen de vrienden hun afkomst. Het zijn working-class Lothians, zonen van arbeiders, scheepslui en andere liefhebbers van profane krachttermen. Dat maakt het verhaal voor veel Schotten herkenbaar. ‘Schotten identificeren zich graag met de arbeidersklasse’, zegt Michael Rosie. ‘Waar Engelsen doorgaans uit alle macht middenklasse proberen te zijn, is het voor Schotten perfect normaal als socioloog aan een universiteit te werken en jezelf toch tot de arbeidersklasse te rekenen. Schotten identificeren zich meer dan de Engelsen met de familie waarin ze opgroeien. Er is ook een zekere gêne over succes. Ook hier geldt: ah kent yir faither.’

Volgens Rosie heeft Trainspotting onder jonge Schotten voor een ongezien empowerment gezorgd. ‘Onderschat niet wat Trainspotting voor het Schotse gemeenschapsgevoel heeft gedaan. Vergeet niet dat er destijds nog geen downloadsites bestonden, en je dus wel naar de bioscoop moest om de film te zien. Trainspotting in een Schotse cinema zien, was een belevenis. De film zit vol inside jokes die je enkel begrijpt als je Schots bent. Om de zoveel tijd barstte het Schotse publiek in lachen uit. Je kon de Engelsen er zo uitpikken. Ze hadden moeite met het Schotse accent, waardoor ze vaak de grap niet begrepen.’

Ook taalkundig was Trainspotting een bevrijding. Zowel in de roman als in de film spreken de personages in het ruwe Schots of Lallans (zoals in ‘lowlands’) waarvan working-class Scots uit Edinburgh zich bedienen. Het is het soort bargoens waarin vrienden elkaar aanspreken met ‘cunt’, ‘radge’ of ‘cat-boy’, waarin drugs benamingen krijgen als ‘skag’ (heroïne) of ‘charlie’ (cocaïne) en het f-woord vaker wordt gebezigd dan een stoflap in een huis vol sanseveria’s. Voelden Schotten in de jaren tachtig nog enige schroom over hun wat onbehouwen dialect, dan nam Trainspotting de laatste twijfel weg. Rosie: ‘Op school heb ik van een leerkracht ooit een bordenwisser tegen mijn hoofd gekregen omdat ik hem met ‘aye’ had geantwoord. Dat is vandaag ondenkbaar, en dat komt ook door Trainspotting. Het was de eerste film die toonde dat je best eloquent kunt zijn in je eigen, Schotse dialect.’

‘Eigenlijk is Schotland sinds Trainspotting cultureel onafhankelijk geworden en haalt de politiek nu pas haar achterstand in.’

Professor Jonathan Murray

Ondanks het stormachtige succes krijgt Trainspotting aanvankelijk geen weerklank binnen de Scottish National Party. Die blijkt vooral geïnteresseerd in Braveheart en verspreidt Mel Gibsons blauw-wit gekalkte aangezicht op tienduizenden flyers. Op het SNP-partijcongres van 1995 verklaart de latere Schotse premier Alex Salmond dat de partij ‘met hoofd en hart’ de strijdkreet van Braveheart onderschrijft: ‘Freedom, freedom, freedom!’ De partij is destijds zelfs regelrecht gekant tegen eender welke recuperatie van het junkie-epos. ‘Toryspotting’, een satirisch pamflet van de jeugdafdeling wordt door de partij haastig weer ingetrokken. Trainspotting is te gelaagd voor politici, verklaart Jonathan Murray, professor hedendaagse Schotse cinema aan het Edinburgh College of Art. ‘In Braveheart zijn de verhoudingen eenvoudig: de Schotten zijn dapper en moreel superieur, de Engelsen zijn geniepige lafbekken. Van Trainspotting bleven politici liever weg, omdat de verhouding met Engeland daarin te gecompliceerd is om in een slogan te vatten.’

Het is geen toeval dat huidig Schots premier Nicola Sturgeon een telg is van de Trainspotting-generatie, die Thatcher enkel als tiener heeft meegemaakt. In tegenstelling tot vroegere partijleiders is ze opgegroeid in een tijdperk waarin Schots-zijn evident is. Ze speelt haar robuuste Schotse accent een stuk nadrukkelijker uit dan haar voorgangers. Als vicepremier leidde ze de referendumcampagne voor Schotse onafhankelijkheid, die brak met de stereotiepe Braveheart-houding en volop inzette op pluralisme, tolerantie en zelfbeschikking. ‘Eigenlijk is Schotland sinds Trainspotting cultureel onafhankelijk geworden, en haalt de politiek nu pas haar achterstand in’, aldus Murray.

Of de sequel een gelijkaardige impact zal hebben – in een tijdperk waarin Spotify, Netflix en Facebook de dienst uitmaken – is twijfelachtig. Al was het maar omdat Porno, Welsh’ roman waarop Trainspotting 2 losjes gebaseerd is, dezelfde absolute topkwaliteit mist. Ook Murray vreest een ontgoocheling. ‘Vergelijk het met een vriend opzoeken die je al twintig jaar niet hebt gezien’, zegt Murray. ‘Aan de ene kant ben je benieuwd, maar je bent toch vooral ongerust op de goede afloop. Ik bereid me voor op het ergste.’

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Dit stuk is oorspronkelijk verschenen in Knack Focus van 21/02/2017.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content