Het andere Amerika van Andrew Haigh: ‘Dit land drijft op hoop. Ondanks het racisme, ondanks Trump’
Getroubleerde tiener met paard: dat riekt al op kilometers van de stal naar schmalz, maar Andrew Haigh, regisseur van pareltjes Weekend en 45 Years en medebedenker van HBO-reeks Looking, leidt zijn jongste volbloed met vaste hand langs alle sentimentele valkuilen. Ook al is hij bang van paarden.
Subtiele films over gewone mensen die op een emotionele rollercoaster belanden en gedwongen worden om zichzelf en hun relaties in vraag te stellen: de Brit Andrew Haigh heeft er de voorbije jaren zijn specialiteit van gemaakt met bejubelde kleinoden als Weekend (2011), een karakterstudie over een jong homokoppel, en 45 Years (2015), een suspensedrama over de huwelijkscrisis van een ouder echtpaar. Tussendoor stond hij bovendien aan de wieg van de Looking, een bejubelde HBO-serie over drie homovrienden in San Francisco.
Ondanks de armoede, ondanks het racisme, ondanks Trump drijft Amerika nog steeds op hoop. Dat is ook de motor van mijn film.
Ook in Haighs nieuwste Lean on Pete draait alles om weinig glamoureuze personages die in de knoop liggen met hun familie, hun milieu, en vooral met zichzelf. In zijn eerste volbloed Amerikaanse film, waarin je zowel de contouren van de western als de roadmovie bespeurt, focust Haigh op de vijftienjarige Charley, een eenzame white-thrash-knul die, nadat het noodlot thuis heeft toegeslagen, terecht komt op een rodeoranch, en daar het afgedankte racepaard Lean on Pete van het slachthuis hoopt te redden. Daarvoor baseerde Haigh zich op de gelijknamige roman uit 2010 van Willy Vlautin (frontman van de countryrockband Richmond Fontaine). In zijn rustige en tactiele stijl weet Haigh netjes om de sentimentele valkuilen van dat verhaal heen te galopperen en trakteert hij je op een mooi, sfeervol coming-of-agedrama vol dampende americana.
‘Ik heb lang getwijfeld of ik de film wel wilde maken’, bekent Haigh, die voor zijn Amerikaanse filmdebuut naast revelatie Charlie Plummer ook indieveteranen Steve Buscemi, Steve Zahn en Chloë Sevigny wist te strikken. ‘Ik heb niks met rodeo’s en cowboys, én ik ben bang van paarden. Bovendien vind ik de meeste jongen-en-zijn-paardfilms maar sentimentele soffen. Ik heb wel iets met karakteristieke settings, en met emotionele ontdekkingsreizen waarvan je niet al op voorhand de bestemming kent, en dat is wat Willy Vlautins roman me bood. Ik las zijn boek vlak nadat ik Weekend had gemaakt, toen ik 45 Years aan het voorbereiden was. Ik was er meteen verliefd op.’
Maar je kende vooraf dus niks van het rodeomilieu waarin het verhaal zich afspeelt?
Andrew Haigh: Totaal niet, maar ik heb mijn huiswerk grondig gemaakt. Ik had tevoren al wel in San Francisco gewerkt (voor Looking dus, waarvan hij ook aardig wat afleveringen regisseerde, nvdr.), maar ik kende alleen de grote, Amerikaanse steden. Nog voor ik aan het script begon, ben ik vier maanden op verkenningstocht in Oregon geweest. Ik ben naar paardenkoersen geweest, naar rodeo’s, ik heb in diners gegeten en in motels geslapen. Het was mijn persoonlijke On the Road-ervaring, zeg maar.
In welke zin verschilt het Amerika dat je on the road hebt ontdekt van het Amerika waarmee je popcultureel bent opgegroeid?
Haigh: Wat me het meest verbaasde – en choqueerde – was de kloof tussen het optimistische, geïdealiseerde beeld dat we van Amerika hebben door de films en de popcultuur, en de dagelijkse werkelijkheid zoals je die er aantreft. Als je voorbij de hotspots en clichés kijkt, ontdek je een verscheurd land waar veel ongelijkheid is, waar je veel junks en daklozen ziet, veel meer dan in Europa, maar waar de Amerikaanse droom desondanks nog altijd hét bindmiddel bij uitstek is. Het is ongelofelijk als buitenstaander, zeker als cynische Europeaan, om vast te stellen dat Amerikanen in de Amerikaanse droom blijven geloven, ook al vallen ze zelf uit de boot. Je kunt dat Amerikanen, zelfs intelligente, wel proberen uit te leggen, maar uiteindelijk hoor je ze toch denken: ‘ Oh, shut the fuck up. Bemoei je met je eigen zaken.’ (lacht) Dat is ontroerend, mooi en tragisch tegelijk. Dat dubbele gevoel wilde ik ook in de film stoppen. Lean on Pete is geen blinde lofzang op Amerika – daarvoor is de toon te donker – maar het is ook geen kritiek. Het is een film die voortgedreven wordt door hoop, zoals Amerika drijft op diezelfde, onbestemde hoop, ondanks de armoede, ondanks het racisme, ondanks Trump en noem al hun kwalen maar op.
Het is opvallend hoeveel straffe americanafilms er tegenwoordig door outsiders worden gemaakt. Denk aan de Chinese Chloé Zhao met The Rider, of aan je landgenoten Andrea Arnold met American Honey en Martin McDonagh met Three Billboards outside Ebbing, Missouri.
Haigh: Cultureel gezien zijn we allemaal in mindere of meerdere mate Amerikanen. We zijn allemaal opgevoed met Amerikaanse films en popmuziek. We voelen ons allemaal aangetrokken tot dat onmetelijke, weidse land, zeker als je – zoals ik – van een klein, kouwelijk eilandje als Groot-Brittannië komt. Amerika is niet zomaar een land, het is een concept, een illusie, een filosofie, en daarom zijn zoveel mensen erdoor gefascineerd. Het is een rood-wit-blauw canvas waar we allemaal onze dromen, angsten en ambities op projecteren.
De film flirt met oer-Amerikaanse genres als de western en de roadmovie. Op basis van je vorige, Britse films zou je nochtans niet zeggen dat die genres tot je culturele opvoeding behoren.
Haigh: Ik weet dat het vloeken in de cinefiele kerk is, maar ik haat westerns. Roadmovies zijn al meer mijn ding. Er zit een vleugje Paris, Texas van Wim Wenders in Lean on Pete. Ook Five Easy Pieces van Bob Rafelson en de foto’s van William Eggleston waren een inspiratiebron, met hun kalme chaos en hun warme kleurenpalet. Toch heb ik vooral geprobeerd om met eigen ogen naar het sociale en geografische landschap te kijken, om een balans te vinden tussen een subjectieve en een objectievere, naturalistische manier van film maken. Het verhaal heeft iets van een parabel, met zijn jonge, hoopvolle held en zijn iconische landschappen, maar het is een vuile, smerige en heel erg aardse parabel. Dat dubbele blijkt hopelijk ook uit de look van de film.
De film wordt alvast met verve gedragen door de achttienjarige Charlie Plummer, die ook al in Ridley Scotts All the Money in the World te zien was. Hoe heb je dat raspaardje ontdekt?
Haigh: We hebben honderden auditietapes bekeken en daarna tientallen jonge acteurs over de vloer gehad, maar van zodra ik Charlies tape zag, wist ik: dit is ‘m. Hij heeft dat dubbele van nature in zich. Hij straalt doorzettingsvermogen en breekbaarheid uit en heeft iets afstandelijks over zich. Je voelt je begaan met hem, hoewel je nooit weet wat hij denkt of voelt. Hij geeft zijn emoties prijs, maar niet zijn geheimen, en dat is het waarmerk van alle grote acteurs. Dat hadden Charlotte Rampling en Tom Courtenay ook in 45 Years. Ik ben ervan overtuigd dat Charlie een grote carrière tegemoet gaat.
Slotvraag: waar komt je angst voor paarden eigenlijk vandaan?
Haigh: Als kind heeft mijn vader me één keer op een paard gezet, tegen mijn zin, en ik ben er toen meteen afgedonderd. Sindsdien ben ik bang voor paarden, al bleken die waarmee we voor Lean on Pete werkten gelukkig behoorlijk braaf. Honden zijn trouwens nog veel erger om te regisseren. Het koppel uit 45 Years had een hond en dat mormel had verdorie meer kapsones dan alle acteurs met wie ik ooit heb gewerkt. Rotbeest. (lacht)
Lees ook onze recensie: Andrew Haigh laat het andere Amerika zien met ‘Lean on Pete’
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Lean on Pete
Nu in de bioscoop.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier