EXCLUSIEF VANUIT CANNES: Dave Mestdach interviewt Quentin Tarantino

Nadat hij eerder de gangsterfilm, de blaxploitationfilm, de martial arts film en de grindhousefilm door de postmoderne mangel haalde, neemt Quentin Tarantino dit keer de oorlogsfilm in het vizier. Een gesprek over Inglourious Basterds.

Nadat hij eerder de gangsterfilm (Reservoir Dogs, Pulp Fiction), de blaxploitationfilm (Jackie Brown), de martial arts film (Kill Bill) en de grindhousefilm (Death Proof) door de postmoderne mangel haalde, neemt Quentin Tarantino (46) dit keer de oorlogsfilm in het vizier. Maar wat heeft de Nouvelle Violence-profeet in vredesnaam met nazi’s, GI’s en wraakzuchtige joden? En is het geheel – de oorlogsfabel Inglourious Basterds – wel meer dan de som der delen? Onze Cannes-reporter Dave Mestdach vroeg het exclusief aan de ironiemeester zelf en deed het zweet van zijn imposante kin parelen.

Na meer dan tien jaar sleutelen aan het scenario én er met puberaal enthousiasme over kakelen in de pers – iets waar Quentin Tarantino nog steeds een meester in blijkt – is het oorlogsepos Inglourious Basterds eindelijk klaar om de bioscopen binnen te vallen.

Een historisch accuraat of moreel gewichtige kroniek over de Tweede Wereldoorlog? Tuurlijk niet! Wat Tarantino serveert, is een excentriek wraaksprookje vol cinefiele citaten en anachronistische knipogen dat ondanks zijn joodse helden en nazi-schurken meer gemeen heeft met de spaghettiwesterns van Sergio Leone en oorlogskomedies als To Be or not to Be dan met pakweg The Dirty Dozen of Enzo Castellari’s B-film uit 1978 waarnaar de bewust fout gespelde titel verwijst.

Het verhaal wordt Kill Bill-gewijs opgedeeld in vijf hoofdstukken en toont hoe the Basterds – een bataljon joods-Amerikaanse GI’s – onder leiding van Luitenant Aldo Raine (Brad Pitt) ‘once upon a time in nazi occupied France’ worden gedropt om daar zoveel mogelijk nazi’s te kelen. Ondertussen zie je hoe een jonge Franse bioscoopuitbaatster (Mélanie Laurent) die ooit aan de verbazend polyglotte jodenjager Kolonel Hans Landa (Christoph Waltz) wist te ontsnappen een plan smeedt om der Führer – die in haar cinema een première van een Duitse propagandafilm komt bijwonen – linea recta terug oostwaarts te dynamitteren. Beide verhaallijnen vloeien uiteindelijk samen tot Operation Kino, een moordmissie waar ook enkele Britse geheim agenten (Michael Fassbender, Mike Meyers) en al dan niet voor de Geallieerden werkende filmsterren uit de Duitse UFA Studio’s (Diane Kruger, Daniel Brühl) bij betrokken raken.

De trefzekere manier waarop Tarantino zijn pastiche in breedbeeld zet, hier en daar clevere dialogen uit zijn mouw schudt en zijn tong 154 minuten lang stevig in de wang gedrukt houdt; op zich valt er weinig op af te dingen en een box office-magneet als Brad Pitt zal er ongetwijfeld voor zorgen dat Inglourious Basterds – een uitleg voor die foute spelling wil Tarantino overigens niet geven – het beter zal doen dan zijn vorige film Death Proof (2007), die geflopte exploitation-hommage met Kurt Russell.

Maar is Tarantino’s postmoderne en inmiddels tot in den treure gekopiëerde cocktail van ernst en humor, verbale diarree en esthetiserend geweld, citaten en blitse retrochic niet stilaan een tikje gedemodeerd? Zou de maker van ninetiesmijlpalen als Reservoir Dogs (1992), Pulp Fiction (1994) en Jackie Brown (1997) toch niet een béétje een gimmickfilmer zijn, zij het dan een heel getalenteerde?
En vooral: dreigt zijn bijna pathologische neiging tot ironiseren en citeren film finaliter niet te ondermijnen als autonome kunstvorm, ook al verwijst Inglourious Basterds in zijn knallende climax net knipogend naar de revolutionaire kracht van cinema en is de voormalige videotheekklerk een autodidact die het métier leerde door als een bezetene de ene film na de andere door zijn videorecorder te jagen.

Of: hoe ironie soms ook kan ontploffen in je eigen gezicht.

Inglourious Basterds mag dan een ironisch wraaksprookje zijn; het gaat wel over Wereldoorlog Twee en de jodenvervolging. Quentin Tarantino: (steekt onmiddellijk van wal) En die combinatie kan perfect. Ik heb veel research verricht over de bezetting en de Duitse filmindustrie omdat ik een realistische context wilde, ook al is het verhaal an sich je reinste fantasie. Ik kan me daarom niet voorstellen dat Duitsers of Joden verontwaardigd zullen reageren. De nazi’s zijn nog altijd de slechteriken en de joden en de Fransen zijn de helden. Beelden van de Holocaust zitten er niet in en ik heb ook niet de pretentie om meer te brengen dan goed gemaakt entertainment. Mijn vriend Eli Roth noemde de film zelfs ‘koosjere porno’ omdat het een wraakfantasie is die hij als joods kind al had.

Je was dus niet bang om de geschiedenis op te leuken en te vervalsen? Tarantino: Hell no! Maar ik wilde de feiten ook niet trivialiseren. Vandaar dat ik lang op het scenario heb zitten zwoegen. Ik wilde iets doen met een joodse bioscoopuitbaatster en met stoere GI’s op missie maar ik geraakte er gewoon niet uit. Tot ik plots bedacht: waarom zou ik de geschiedenisboekjes moeten volgen? Tenslotte kennen mijn personages hun plek in de geschiedenis zelf nog niet dus waarom zou hun dramatische pad niet kunnen afwijken van de feiten? Het is een film. Geen documentaire. De personages moeten geloofwaardig zijn en de situaties organisch, maar voor de rest kan alles. Het moest alleen geen Star Trek-episode met nazi-uniformen worden. In Star Trek ging het ook vaak over reizen door de tijd en klooien met de geschiedenis. (lacht)

Zoals gebruikelijk hangt de film aaneen van de citaten. Is die manier van werken niet veeleer beperkend dan inspirerend? Tarantino: De invloed van Sam Fuller, Robert Aldrich, Sergio Leone, Sergio Corbucci en Anthony Mann zit er zeker in. Maar critici bespeuren altijd veel meer citaten dan diegene die ik er zelf ingestopt heb. Eigenlijk is de film meer een hommage aan de subgenres waaruit die citaten komen. Je weet wel: de stoere mannen op missie-film zoals The Dirty Dozen, Kelly’s Heroes of die macaroni-combatfilms van de jaren zeventig. Dacht jij nog aan andere invloeden, specifiek voor de nachtclubscène bijvoorbeeld?

Door de statische shots en de trage spanningsopbouw zou ik zeggen: Jean-Pierre Melville. Tarantino: Awesome! Die had ik ook in gedachten, al moet ik je wel iets bekennen. Ik heb zijn meesterwerk l’Armee des Ombres – dat ook over het Franse verzet tegen de nazi’s gaat – nooit gezien, in tegenstelling tot Le Cercle Rouge, Le Samuraï en al zijn andere klassiekers. Ik heb de recente Criterion-DVD van L’Armee des Ombres ondertussen wel al enkele maanden in huis, maar ik wilde hem pas bekijken nadat ik mijn film afhad omdat ik er niet al te zeer door beïnvloed wilde worden.

Je citeert ook vaak je eigen films. Maak je het jezelf daarmee niet extra lastig zeker als je weet dat je dan moet opboksen tegen Pulp Fiction en Reservoir Dogs? Tarantino: Goeie vraag. (valt zowaar even stil) Ik denk dat ik qua dialogen de lat het hoogst heb gelegd met de Sicilian-scène uit True Romance. Die waarin Dennis Hopper wordt neergeknald door Christopher Walken. Dat was nota bene mijn eerste filmscript en daarna heb ik nooit meer zo’n geweldige scène geschreven. Tenminste: tot aan de proloog van Inglourious Basterds. (glundert)

Je bent ontegensprekelijk een rabiate cinefiel maar dreig je cinema door je citeer- en pastichedrift op den duur niet te ondergraven als cathartische kustvorm. Paul Schrader (de scenarist van Taxi Driver en Raging Bull en regisseur van o.a. American Gigolo en Mishima) schreef daar midden jaren negentig al een essay over. Hij hekelde daarin de vervanging van de tragische, existentiële held door de ironische held en noemde Pulp Fiction daarbij het scharniermoment. Tarantino: Two things, allright? Eén: Paul Schrader is zijn carrière begonnen als criticus en zag in Pulp Fiction gewoon een alibi om een theorie te lanceren die hij al langer in zijn koker had en waarvoor ik gewoon als kop van Jut moest fungeren. En twee: zijn kritiek was niet zonder eigenbelang gezien hij als regisseur toen al een poosje niet meer aan de bak kwam. Ik respecteer hem als criticus en zeker als filmmaker maar dat ik alleen maar ironie verkoop is je reinste bullshit. Mijn personages zijn helemaal niet ironisch. Vincent en Jules in Pulp Fiction? Jackie Brown? Shoshanna in Inglourious Basterds. Zowel moreel als existentieel staan ze ergens voor. Let me put it to you this way. Ik maak genrefilms, ben me daar bewust van en steek dat ook niet weg in mijn films. Maar wat is daar in vredesnaam mis mee? Mark Twain was zich toch ook bewust van het feit dat hij The Adventures of Tom Sawyer aan het schrijven was? Je moet het medium niet verwarren met de maker, al krijg je als kunstenaar snel het verwijt ironisch en hautain te zijn als je laat merken dat je wel degelijk het verschil kent.
The Adventures of Tom Sawyer is wel geen verhaal over een verhaal dat boordevol citaten en knipogen steekt. Bovendien is zelfbewuste cinema nog geen synoniem voor lege recyclagekunst.

Waar gaat Inglourious Basterds eigenlijk over? Tarantino: Well. You know. Lots of stuff. Het begint als een wraakverhaal over gemene nazi’s maar dan leer je bepaalde nazi’s kennen die best blijken mee te vallen, terwijl de Basterds allesbehalve doetjes blijken. Eigenlijk zijn de goeien gewoon terroristen. Ze gaan een cinema binnen en blazen alles en iedereen op, terwijl ze enkel Hitler moeten uitschakelen. Dat er ook onschuldige Duitse scoutsmeisjes in de zaal zitten, kan hen blijkbaar geen lor schelen. Ik ga niet beweren dat het een bewuste politieke metafoor voor het 9/11 tijdperk is maar die dubbele bodem vond ik achteraf toch wel interessant. Misschien ben ik op subliminaal niveau wel een politieke filmmaker. (lacht)

Dave Mestdach

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content