Eshref Reybrouck, de duivel-doet-al van de tv: ‘De tv-wereld is vandaag aan de sterke vrouwen’

Kristof Dalle Journalist

Regisseur Eshref Reybrouck houdt er niet zo van om zichzelf te herhalen. Dus bedankte hij voor het tweede seizoen van Undercover en boog zich over de Franse reeks Cheyenne et Lola, met Veerle Baetens in de hoofdrol. ‘Op mijn zestiende was ik geobsedeerd door rechtbankdrama’s. Het heeft me helaas twee jaar rechten gekost voor ik erachter kwam dat het niet de rechtbank maar het drama was dat me boeide.’

Na jarenlang kilometers malen als regieassistent op menige Vlaamse tv-set, eiste Eshref Reybrouck in 2014 dan toch zijn eigen plek op als (co)regisseur van Marsman, de Eén-reeks van Mathias Sercu. Later volgden het tweede seizoen van Cordon (VTM), waarin Antwerpen van de wereld afgesloten werd na een virusuitbraak – toen scifi, vandaag tranche de vie – en Undercover (Eén).

Binnenkort verschijnt zijn nieuwe achtdelige Franse reeks Cheyenne et Lola in preview op Streamz. Veerle Baetens speelt ex-gedetineerde en ferrybootpoetsvrouw Cheyenne. Zij is ongewild getuige van de moord op de vrouw van de minnaar van Lola (de Canadese Charlotte Le Bon) en moet die laatste helpen het lijk te verbergen. ‘Het is een western in een hedendaagse setting geworden’, legt Reybrouck uit. ‘Ik heb bijvoorbeeld wat inspiratie gehaald bij The Rider. En hoewel in Normandië beduidend weinig prairie te vinden is, krijg je eenzelfde effect door de uitgestrektheid van de zee en het desolate kantje van de streek. Veel speelt zich ook af in een saloonachtige bar, zonder dat ik het er al te dik op wilde leggen. Van de camping waar Cheyenne leeft, hebben we ook een soort zigeunerkamp gemaakt. Al was dat ook omdat ik na Undercover wel even genoeg klassieke stacaravans gezien had.’

Zo vreselijk veel ken ik niet van de filmgeschiedenis. Ik zet weleens een klassieker uit de jaren stilletjes op, maar ik kijk die dan zelden uit.

Waarom paste je voor het nieuwe seizoen van Undercover?

Eshref Reybrouck: Ik heb een jaar op Undercover gewerkt, en zoals met de meeste dingen heb ik het na een jaar dan ook wel gehad. (lacht) Ik doe liever niet twee keer hetzelfde na elkaar. De producent van Cheyenne et Lola schrok daar ook van, want die ging er blijkbaar van uit dat ik sowieso het tweede seizoen zou regisseren. Ik heb beide projecten heel graag gedaan, maar je gaat in zo’n tweede seizoen toch onvermijdelijk op routine werken: de formule is er, de acteurs weten hoe ze hun personages moeten spelen en in montage verloopt alles net zoals in het eerste seizoen. (denkt na) Bij Undercover zat de aantrekkingskracht voor mij bovendien in het ‘exotische’ van die Hollandse bende (die goeddeels uit de reeks verdwenen is, nvdr.).

Had je nog wel zin in een buitenlandse reeks? Je internationale debuut – de twee laatste afleveringen van de Zweedse crimi Hassel – ging niet bepaald over rozen.

Reybrouck:Hassel was, eh, iets unieks. De cast was sterk, het mocht allemaal lekker rauw en donker worden, maar men had me daarheen gelokt door me de eerste twee, zeer straffe afleveringen te laten lezen. Helaas was de rest niet van hetzelfde niveau. Daarbovenop moest ik met de Zweedse acteur Ola Rapace werken, zeg maar de Scandinavische Matthias Schoenaerts – ook qua fysiek. Jammer genoeg was die compleet van God los: bipolair, kampend met verslavingen en hij stond erom bekend dat hij soms gewelddadig werd op de set. De ene dag gaf hij me knuffels, de volgende wilde hij op mijn gezicht slaan. (droog) Zeer leerrijk wel.

Wat leer je daar precies uit?

Reybrouck: Dat je zelfs in zulke omstandigheden kunt werken, als het echt moet. En hoe je met mensen om moet springen. Als Rapace een slechte dag had, begon ik dan maar over Engels voetbal, want daar zijn we allebei fan van. (denkt na) Christopher Nolan zei eens dat hij een handboek van mensentypes in zijn hoofd heeft, en dat hij dat als zijn beste kwaliteit als regisseur beschouwde. Zo weet Nolan na één uur perfect hoe een bepaalde acteur in elkaar steekt en op welke knopjes hij subtiel moet drukken. Ik probeer ook dat soort regisseur te zijn, eerder dan pakweg Lars ‘Nu gaan jullie exact doen wat ik vraag’ von Trier.

***

Later deze maand, tijdens het internationale tv-festival Canneseries, gaat Cheyenne et Lola onder meer in competitie met Red Light, de Belgisch-Nederlandse VTM-serie van en met Halina Reijn en Carice van Houten.

‘De tv-wereld is vandaag duidelijk aan de sterke vrouwen’, glimlacht Reybrouck.

‘Iemand nog koffie, heren?’

Cath Luyten, Reybroucks vriendin, steekt grijnzend het hoofd door de livingdeur, met zo’n unheimliche timing dat we haar ervan verdenken dat ze gewoon op de trap haar moment heeft afgewacht.

Aanvankelijk zou jij Red Light ook regisseren in plaats van het huidige duo Anke Blondé en Wouter Bouvijn.

Reybrouck:(knikt) Ik heb een tijdje met Halina samengewerkt, maar uiteindelijk heb ik op intuïtie beslist om toch te passen. Ik zag het niet helemaal, en dat heb je wel nodig als je ergens een jaar mee bezig moet zijn. Misschien was dat een domme keuze, en was het allemaal wel losgelopen op de set, maar goed, ik ga nogal sterk op mijn gevoel af.

De gekortwiekte VEERLE BAETENS en CHARLOTTE LE BON als Cheyenne en Lola.
De gekortwiekte VEERLE BAETENS en CHARLOTTE LE BON als Cheyenne en Lola.

Wat zag je dan wél in Cheyenne et Lola?

Reybrouck: Dat universum van poetsvrouwen op een ferryboot vond ik zeer origineel. En hoe Cheyenne door een lokale gangster gepusht wordt om migranten naar de overkant te brengen via die schoonmaakploeg, zoiets had ik ook nog niet gezien op tv. Iedereen wil vandaag wel een reeks met sterke vrouwen draaien, maar soms voelt dat ook wat geforceerd aan. Hier alvast niet. Het gaat over twee compleet verschillende karakters die als een soort spiegel tegenover elkaar komen te staan, veel van elkaar leren en daarna een bescheiden revolutie ontketenen.

Thelma & Louise in Normandië, enfin.

Reybrouck: Een moord en twee geëmancipeerde vrouwen die min of meer op de vlucht zijn? Dan is Thelma & Louise nooit ver weg. Cheyenne en Lola proberen zich ook moeizaam los te maken van hun verleden, en de enige manier waarop dat echt kan lukken is door te rebelleren tegen de mannen die hen onderdrukken.

Benny Claessens, die een rolletje in Undercover had, zei dat jij een smaak hebt die hij in Vlaanderen nog nooit had gezien. Snap je wat hij bedoelt?

Reybrouck: Ik hou er wel van dat scènes hun moment krijgen, misschien bedoelt hij dat? Het soort slow drama dat je bijvoorbeeld in Marsman in extreme vorm kreeg. En ik denk dat ik vrij goed een geloofwaardige balans kan vinden tussen realisme en larger than life, bijna komische figuren, zonder dat het karikaturaal wordt.

Toen je nog aan het RITCS studeerde, werkte je als manusje-van-alles en opnameleider voor Jan Verheyen. Moest jij als student niet eerder dwepen met Fellini, Bergman en Tarkovski in plaats van Team Spirit en FC De Kampioenen?

Reybrouck: In alle eerlijkheid: zo vreselijk veel ken ik nu ook weer niet van de filmgeschiedenis. Sommige regisseurs komen aanzetten met een obscure film uit de jaren zestig, of een schilderij, waarop ze de stijl van een reeks willen baseren, maar zo werkt het niet voor mij. Ik probeer af en toe nog wel eens een klassieker uit de jaren stilletjes op te zetten, maar ik kijk die zelden uit. Omdat ik er weinig plezier uit haal. Omdat het te traag gaat, zelfs al hou ik van slow drama.

Ik beschouw regisseur Thomas De Cock, bij wie ik lang assistent ben geweest, zowat als mijn mentor. Of die nu grote Franse cinema met Catherine Deneuve maakt dan wel De zonen van Van As of Gina & Chantal voor VTM, hij doet alles met dezelfde overgave. Ik werd omvergeblazen door zijn passie, en die mentaliteit heb ik overgenomen.

Je studeerde ook heel even rechten. Wat zat daarachter?

Reybrouck: Op mijn zestiende raakte ik geobsedeerd door rechtbankdrama’s à la A Few Good Men. Ik dacht dat ik die fascinatie aan het juridische element te danken had en dat ik dus advocaat moest worden. Het heeft helaas twee jaar geduurd vooraleer ik doorhad dat het niet zozeer de rechtbank maar wel het drama was dat me zo boeide. (lacht)

Na het RITCS heb je jouw carrière rustig opgebouwd. Als assistent stond je onder meer op de set van elke Vlaamse telenovelle.

Reybrouck: Ik weet niet of ik als regisseur echt voldoening uit Sara had gehaald, maar voor een assistent is zo’n telenovelle, door het moordende draaitempo, geen slechte leerschool. Regisseurs die na de opleiding meteen voor zichzelf beginnen, missen ook de kans om bij te leren van anderen. Terwijl ik op elke set de krenten uit de pap heb kunnen vissen en uiteindelijk een zeer breed beeld heb gekregen van wat deze job inhoudt.

Je vriendin Cath vertelde me ooit dat ze snapte dat er mensen waren die iets wilden nalaten op deze wereld, maar vond dat toch vooral een kwestie van ego. ‘Want wat betekent dat over tweeduizend jaar nog?’ Jij lijkt ook zo in het leven te staan: je gaat bloedserieus om met je vak, maar ik ben vrij zeker dat je nog nooit het woord ‘oeuvre’ in de mond hebt genomen.

Reybrouck:(lacht) Ik ben niet het type regisseur dat per se zijn ei kwijt moet, nee. Ik heb ook geen verhaal liggen dat ik per se van me af moet schrijven. Een bevriende producer zei onlangs nog dat we dringend eens moesten samenwerken – ‘Kom maar met wat voorstellen!’ -, maar op dat vlak ben ik best lui. Ik ben zeer ambitieus als ik iets toezeg, maar ik hoef ook echt niet de hele tijd te werken. Zo’n reeks draaien vergt ook zoveel energie dat ik daarna meestal maanden niets doe.

Je hebt momenteel wel twee films op het schap liggen. Te beginnen met J’aime la vie van Mathias Sercu, over een moeder die na een kankerdiagnose op zoek gaat naar haar familie. Het heeft enkele pogingen gekost, maar het VAF heeft nu toch financiering toegezegd.

Reybrouck: Het vreemde is dat ik Mathias vorige week heb laten weten dat ik die film toch niet zal regisseren. Misschien omdat ik er na zoveel pogingen mezelf al van overtuigd had dat hij er toch niet zou komen, of omdat we met All of Us recent nog een gelijkaardige film in de zalen hadden? Nogmaals, als ik het niet voel, dan begin ik er beter niet aan. Gelukkig hadden de producenten daar begrip voor.

En dan is er nog De Kennedytunnel van Mathijs Schepers, die enigszins gebaseerd is op zijn theatermonoloog Garmisch-Partenkirchen.

Reybrouck: Ik vrees er een beetje voor. Het is een heerlijk surreëel verhaal over een jongeman met angsten. Alleen, bij élke scène vraag je je af hoe we het in godsnaam gaan filmen. (lacht) Denk aan Eternal Sunshine of the Spotless Mind, Amélie Poulain en alles van Wes Anderson bij elkaar. Zo wordt er plots op de deur van het ouderlijk huis geklopt, vlak nadat zijn vader hem verlaten heeft, en staat daar plots een dwerg. ‘Hallo. Ik ben uw angstdwerg. Ik woon hier nu.’ Wat dan allemaal gefilmd zou moeten worden in de dwarsdoorsnede van een huis met een soort tussenverdieping waar die dwerg zich ophoudt. Om zijn angsten te bedwingen gaat die jongen bijvoorbeeld ook schansspringen. Ik zou het heel graag maken, maar krijg dat allemaal maar eens gefinancierd.

Cheyenne et Lola

Op 19/10 om 19.45 uur in Kinepolis Gent. Binnenkort ook in preview op Streamz en later op Eén.

Eshref Reybrouck

Geboren in 1981.

Studeert audiovisuele kunsten aan het RITCS, Brussel.

Debuteert in 2014 als coregisseur met de reeks Marsman.

Later volgen onder meer seizoenen van Cordon (2016), Wat als? (2016), Undercover (2019) en de Franse reeks Cheyenne et Lola, later dit jaar op Streamz en Eén.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content