Sean Penn: ‘Een wonde kun je naaien, maar wat doe je tegen eenzaamheid?’

Ambulancier Sean Penn scheurt in Asphalt City de tragedies tegemoet in een van de meest troosteloze wijken van Brooklyn. ‘Het was geen nieuwe ervaring voor mij.’

Je hebt acteurs die zich amper ­moeten inspannen om er getormenteerd uit te zien, en dan is er nog Sean Penn. Zijn mistige, grijsblauwe ogen en de ­diepe groeven in zijn gelaat maken van Diep Leed de standaardmodus van de ex van Madonna, Robin Wright en ­Charlize Theron.

Geen wonder dat Jean-Stéphane Sauvaire, de Franse regisseur van de intense knokfilm A Prayer before Dawn, Penn een van de hoofdrollen aanbood in Asphalt City, een ambulanciers­drama dat nog brutaler, zwart­galliger en drama­tischer tracht te zijn dan ­Scorsese’s Bringing Out the Dead. Penn speelt Rut, een doorgewinterde ­ambulancier die het Grote Dagelijks Leed van Brownsville in Brooklyn torst, een van de armste en het meest door misdaad geteisterde buurten van New York. Tegenover de naïeve nieuweling Cross (Tye Sheridan) mag hij dan wel doen alsof de dagelijkse schietpartijen, drugsdrama’s, gruwelijke accidenten en tragische vroeggeboortes van hem af glijden, in werkelijkheid slorpt de grootstedelijke duisternis hem op.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."


Om niet uitsluitend op zijn ­getormenteerde blik te teren ­reden Penn en Sheridan ­verschillende keren mee uit met de ambulanciers van New York. Het sloeg de 63-­jarige filmster niet uit zijn lood. ’Het was géén ­nieuwe ervaring voor me. Ik heb al ­gezien hoe vrienden in het gezicht ­geschoten ­werden. Ik heb al zwaar­gewonde ­vrienden naar het ziekenhuis gereden’, zegt Penn. Het doet hem ­duidelijk iets terwijl hij het ­vertelt. ‘Maar ik ben niet slecht in crisis­situaties: ik denk en ­handel behoorlijk functioneel.’

Is er een goede ambulancier aan jou verloren gegaan?

Sean Penn: Ik zou het niet weten. Ik zeg alléén dat het in mijn aard ligt om in een crisissituatie beter en ­helderder te zijn dan anders. Vraag me niet ­waarom, maar ik herken me in wat John Heard als dronkaard tegen Jeff Bridges zegt in Cutter’s Way nadat zijn vrouw het gas heeft opengedraaid en zichzelf en het huis heeft ­opgeblazen: ‘Het is de dagelijkse sleur die me naar de drank drijft. Tragedies slik ik ­nuchter.’ Ik kan redelijk goed met rampspoed om. Toch op het moment zelf. Soms tergt me achteraf de vraag wat ik anders had moeten doen om die te vermijden.

Heb je dan helemaal niets opgestoken van de echte ambulanciers?

Penn: Ik denk dat veel hulp­verleners, of het nu agenten, brandweerlui of para­medici zijn, hetzelfde zullen ­zeggen over onze film: het is ­misschien ­amper te geloven maar wat hij toont, is ­accuraat. Natuurlijk was het leerzaam om met hen mee te rijden. Om heel ­verschillende redenen. Twee keer maakte ik het mee dat een ­oudere vrouw in de ambulance onderweg naar het ziekenhuis helemaal niet in acute ademnood bleek te zijn. In beide ­gevallen leed ze vooral aan verpletterende eenzaamheid. Daar had ik niet van terug. Een wonde kun je ­naaien, een breuk spalken, maar wat doe je ­tegen eenzaamheid? Moest ik die ­dames een knuffel geven? Of zouden ze daar aanstoot aan nemen? Een kogel- of een steekwonde is zoveel duidelijker: je zet er druk druk op om het bloedverlies maximaal te stelpen en je snelt naar het ziekenhuis. Je hoeft niets te voelen of te overwegen, je moet enkel handelen.

Asphalt City dompelt je onder in de actie en het drama maar lijkt ook te getuigen van een falende gezondheidszorg. Of ben ik nu te kritisch?

Penn: Nee. Je wilt niet weten hoe veel volstrekt nutteloze ritten ­ambulances maken omdat er iemand geld aan ­verdient. Echt waar!

Een ander voorbeeld: bij de grensovergang tussen El Paso en ­Ciudad Juárez zag ik een lange rij oude mannen aanschuiven om te voet naar Mexico over te steken. Het was negen uur ’s morgens, maar al ­verschroeiend heet. Sommigen ­werden door hun vrouw ondersteund omdat ze slecht te been waren. Aan hun hoofd­deksels zag ik dat het oorlogsveteranen ­waren. In Mexico raakten ze wel ­tegen betaal­bare prijzen aan de brood­nodige medicijnen, in de VS niet. De ­Republikeinse Partij zwaait graag met de ­Amerikaanse vlag en toetert rond dat ze onze veteranen beschermt. Maar hun beleid dwingt die ­mensen om in de snikhete zon in Mexico voor geneesmiddelen aan te schuiven. ­Beschamend!

Ik denk niet dat ik iets spoil als ik je personage Rut in Asphalt City gekweld noem. Trekt dat je aan? Kick je daarop?

Penn: Totáál niet. Die man is een ­wandelende tijdbom. Daar begin ik niet zomaar aan. Hij doet zich voor als iemand met erg veel zelfvertrouwen maar eigenlijk heeft hij er helemaal geen. Hij is onzeker, wordt geplaagd door zelfhaat en is helemaal op terwijl hij verondersteld wordt om dagelijks de grootstedelijke loopgraven in te trekken en mensenlevens te redden. Personages die zo diep zitten, houd ik doorgaans op afstand. Ik word daar zelf ellendig van. Ik ken briljante ­acteurs die met veel brio getormenteerde personages spelen zonder dat het henzelf deert. Ik heb dat geluk niet. Bij mij kruipt zo’n personage in de kleren.

Waarom heb je dan toch toegezegd?

Penn: Omdat ik het gevoel had dat ik me nog eens volledig kon smijten. Na Milk (2008) ben ik iets te zelfbewust geworden. Ook al zat ­alles juist – goeie cast, sterk scenario, ­fantastische regisseur – een stukje van mij leek om wat voor reden dan ook niet op de set te willen staan. Ik kan daar niet tegen. Of je speelt mee, en dan geef je alles wat je in je hebt, of je slaat het aanbod af. Met Asphalt ­City was ik er wel gerust op dat ik ­mezelf volledig ging kunnen ­smijten, zonder tot in mijn diepste vezels ­verbonden te raken met de miserie van Rut. ­Omdat ik beter in mijn vel zit en ­omdat mijn medespeler Tye Sheridan en regisseur Jean-Stéphane Sauvaire voorbeeldige, respectvolle partners zijn.

Ik wist bovendien dat de film niet te lang zou blijven hangen, want ik werd verwacht op de set van een tweede, niet zo goed ­betaalde film in New York. Ook Daddio was een geschenk, out of the blue, ­waarvan ik niet wist dat ik het ­wilde. ­Dakota Johnson en haar lief (Coldplay-­zanger Chris Martin, nvdr.) 
wonen in mijn buurt en zijn al ­jaren goeie vrienden van me. Dakota (die de hoofdrol speelt en Daddio mee producete, nvdr.) sprong binnen en overhandigde me een van de beste scenario’s die ik in jaren heb ­gelezen. Ik kon niet wachten om eraan te ­beginnen.

Je suggereerde daarnet dat je, net als John Heards personage in Cutter’s Way, niet tegen de dagelijkse sleur bestand bent. Wat moeten we ons daarbij voorstellen?

Penn: Dat wás zo. Ik ben radicaal ­veranderd, ik kan er nu veel beter ­tegen dan vroeger. Het heeft me veel tijd gekost om alles in mijn hoofd op een rij te krijgen maar vandaag ben ik een gelukkige mens. Wanneer ik – na het aaien van mijn fantastische hond, een blik op mijn houtsnijwerk en ­occasioneel een wodka-tonic – ga ­slapen, kijk ik halsreikend uit naar wat de volgende dag zal brengen.

Ik weet niet waarom ik het ­vroeger zo veel moeilijker had. Ik heb op de ­divan van meer dan genoeg ­specialisten gelegen en die wilden altijd terug naar mijn kindertijd. (lacht) Maar tenzij je zaadjes voor valse herinneringen wilt planten, valt daar niets te rapen. Mijn ouders waren fantastisch, ik had een ­gelukkige kindertijd. Ik veronderstel dat het soms gewoon gebeurt dat je jezelf kwellingen aanpraat.

‘Mijn ervaring in Oekraïne heeft mij totaal veranderd. Ik word nu wakker met het gedacht: fuck, wat hou ik van het leven.’

Hoe verklaar je die radicale verandering?

Penn: Mijn ervaring in Oekraïne (hij ­regisseerde mee de documentaire Super­power, over Oekraïens president ­Zelensky, aan wie hij ook een van zijn Oscars schonk, nvdr.). heeft mijn leven totaal veranderd. Ik word nu ’s ochtends ­wakker met het gedacht: fuck, wat hou ik van het leven. Ik ben enorm onder de indruk van de moed waarmee de ­Oekraïners ten strijde trekken en daar hun leven voor veil hebben.

Je krijgt kritiek op je pleidooien om Oekraïne militair nog veel harder te steunen.

Penn: Mag ik even ­luidop denken? Ik ben in 1960 geboren. Thuis kon er over alles gepraat ­worden. Op de televisie kregen we de Vietnam­oorlog bijna live mee. Ik kon niet geloven hoe stompzinnig en zinloos die oorlog was: what the fuck!? Dat is nog steeds mijn basisinstelling. Máár ik ben er onder­tussen achter gekomen dat het redelijk arrogant is om uit te kramen dat doden altijd, in elke situatie verkeerd is. Je hebt als ­ouder geen keuze wanneer een andere groep ouders je baby wilt doodslaan. Je moet die met alle mogelijke ­middelen tegenhouden.

Je bent je aan het opwinden.

Penn: Ik word hier emotioneel van. Ik ben niet stupide, ik ben realistisch: geweld is soms nodig. In Oekraïne, in andere delen van de wereld, soms zelfs in onze achtertuin gebeuren verschrikkelijke dingen die je een halt moet toeroepen.

Men heeft me erop gewezen dat ik een havik genoemd word, die term voor mensen die problemen willen oplossen door oorlogen te starten. Ik moet daarmee lachen. Hopelijk ­evolueert de mens nog en komen er tijden waarin we niet meer met ­alle mogelijke middelen een einde moeten maken aan verschrikkelijke ­situaties. Maar zo ver is het nog niet. In afwachting ­moeten we Oekraïne meer en betere ­wapens geven, zodat ze het ­Russische militaire ­apparaat kunnen vernietigen. De infrastructuur én de soldaten. Zelfs al gaat het vooral om ­jonge Russen, tieners soms, die rechtstreeks naar de slachtbank worden ­geleid. Er is geen ­betere oplossing. Het gaat om een misdadige ­invasie van een land, van ­onschuld, van vrijheid, van soevereiniteit. Van alles waar mijn land voor staat.

Is er aan jou een bevlogen politicus verloren gegaan? Je won een Oscar door er een te spelen in Milk en je aarzelt niet om je kijk op conflicten te geven.

Penn: Nee, niets voor mij. Ik ben een ­redelijk stille mens. Zet me in een groep van meer dan drie mensen die ik niet ken en ik word ­onrustig. De rode loper in Cannes? Het kan niet snel genoeg voorbij zijn. Ik woon zelfs niet elk jaar mijn eigen liefdadigheidsevent bij. Ik word ongemakkelijk van al dat volk. Dat heeft niets met mijn bekendheid te maken, ik ben altijd zo geweest. In een grote groep word ik onzeker. Ik ben dus niet in staat om iedereen in een volle zaal de hand te schudden en kort toe te spreken, zoals ­politici doen. De Ierse dichter ­Brendan ­Behan zei ooit: ‘Ik zou nooit de ­politiek in kunnen gaan, want ik heb maar één gezicht.’ Zo denk ik er ook over. Ik zou wel willen regeren als het pad voor me geëffend werd maar ik vrees dat ik snel een boosaardige dictator zou blijken te zijn. (lacht)

Asphalt City

Nu in de bioscoop.

Sean Penn

Geboren op 17 augustus 1960 in 
Santa Monica, zoon van regisseur Leo Penn en actrice Eileen Ryan.

Vader van acteurs Dylan 
en Hopper Penn, 
ex van Madonna, 
Robin Wright, 
Scarlett Johansson, Susan Sarandon 
en Charlize Theron.

Wint Oscars voor zijn hoofdrollen in Mystic River (2003) en Milk (2008), genomineerd voor Dead Man Walking (1995), Sweet and Lowdown (1999) en I Am Sam (2001).

Maakt als regisseur een goede beurt met The Indian Runner (1991), een uitstekende met Into the Wild (2007) en een desastreuze met The Last Face (2016).

Spreekt zich gretig uit over politieke kwesties als de Irakoorlog, Cuba en recent de invasie van Oekraïne.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content