In Django Unchained giet pulpmeester Quentin Tarantino een bloederig sausje over de spaghettiwestern maar veel smaak zit er niet in.
Django Unchained **
Quentin Tarantino met Jamie Foxx, Christoph Waltz, Leonardo DiCaprio
Als een goede regisseur iemand is die instinctief weet waar hij zijn camera moet plaatsen, wanneer hij ‘cut’ moet roepen en hoe hij beelden op een organische manier aan elkaar moet kleven, dan is Quentin Tarantino een hele grote, een rasfilmer die zich kan meten met de besten. Nog steeds. Als je een goed regisseur definieert als iemand die intelligente ideeën heeft en gelooft in de cathartische kracht van cinema, dan is diezelfde Tarantino een puberale pulpfilmer die, na twintig jaar blinde adoratie en een grandioze carrièrestart, minstens zo verliefd is geworden op zijn eigen mythe als op de cultfilms die hij zo graag en gretig plundert.
Na eerder de gangster-, martial-arts-, race- en oorlogsfilm een bloederige, postmoderne injectie te hebben gegeven neemt QT deze keer de spaghettiwestern in het vizier. Zo wordt de premisse van Sergio Corbucci’s genreklassieker Django uit 1966 geleend voor een ironische vertelling over de zwarte slaaf Django (Jamie Foxx, als Superfly in ketens). Die tracht samen met zijn blanke mentor Dr. Schultz (Christoph Waltz) zijn vrouw te bevrijden uit de plantage van de zuiderse slavendrijver Calvin Candie (Leonardo DiCaprio), waar de racistische huisneger Stephen (Samuel L. Jackson, vermomd als Uncle Ben) met de zweep zwiert.
Zoals gewoonlijk tekent Tarantino voor een beheerste, klassieke mise-en-scène – met mooie, strakke scoopcomposities, knipogen naar onder meer Corbucci, Sergio Leone, Richard Fleischer en Victor Fleming, plus een trefzekere dramaturgie, ook al sputtert de narratieve motor af en toe door de (te) langgerekte tongue-in-cheekdialogen waar hij het patent op heeft.
Puur stilistisch en qua vormbesef zou elk filmliefhebber Django Unchained dan ook hartstochtelijk in de armen moeten sluiten. Alleen is hetgeen er onder die stijlvolle Stetson schuilt leeg en gratuit. Over de slavernij of de racistische roots van Amerika – toch de beladen topics waaraan Corbucci’s venijnige origineel hier met sadistische grijns wordt vastgeklonken – heeft Tarantino alvast niks substantieels te melden. Tenzij je het herleiden van de geschiedenis en haar consequenties tot een jongensavontuur ook als een statement beschouwt.
Zoals hij de Jodenvervolging in Inglourious Basterds reduceerde tot – QT’s eigen woorden – ‘koosjere porno’; zo dient de slavernij hier als (pseudo)historisch alibi voor een met hippe anachronismen (Morricone-songs en hiphopbeats gaan hand in hand) en de nodige n-woorden doorspekte wraakmissie door prairies en katoenvelden, gemend door bordkartonnen personages. En zoals steeds wordt die wraak niet koud maar cool geserveerd, als een revisionistische cocktail van gestileerd ultrageweld en groteske kolder. Soms lijkt het wel alsof Sam Peckinpah en Mel Brooks zich samen aan een cowboyfilm hebben gewaagd, wat een trefzeker gefilmd, bij vlagen amusant maar te langdradig en dommig soort Blazing Saddles voor macho’s oplevert.
Hoog tijd dat Tarantino de ketens van de postmoderne pastiche losrukt, ophoudt met copy-pastefilms te maken en nog eens iets echt opwindends serveert als Reservoir Dogs, Pulp Fiction en Jackie Brown, met epische voorsprong zijn beste films. Bring out the gimp!
Dave Mestdach
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier