De balans van Cannes: een terechte winnaar, veel konten en een verrassing voor de Dardennes

Margot Robbie, Leonardo DiCaprio en Brad Pitt spelen mee in Tarantino's beste film in jaren. © reuters
Dave Mestdach
Dave Mestdach Chef film van Knack Focus

Tarantino en Malick vonden hun mojo terug, Sciamma en Diop zorgden voor girlpower, de Dardennes kroonden zich tot beste regisseurs en Kechiche deed de konten schudden, maar de Gouden Palm ging verdiend naar Bong Joon-ho’s Koreaanse klasse(n)komedie Parasite. Wat u moet onthouden – en mag vergeten – van de 72e editie van het festival van Cannes.

Te weinig vrouwen, te weinig nieuwkomers, te weinig glamour en te weinig Netflix: nog voor artistiek directeur Thierry Frémaux de rode loper van het 72e festival van Cannes had uitgerold, stak er al een storm van kritiek op, maar nu de zaallichten terug aan zijn, de champagneflessen leeg en de starlets van de Croisette geveegd, schiet daar nog hooguit een lauw, mediterraan briesje van over.

Ondanks alle gekreun en gesteun vooraf bleek het immers een meer dan degelijke én heel erg diverse editie qua genres, stijlen, seksen en nationaliteiten. Daarmee bewees Cannes, ondanks de almaar fellere concurrentie met Venetië, dat het nog steeds de barometer bij uitstek is voor alles wat reilt en zeilt binnen het cinefiele wereldje, en desnoods ook daarbuiten.

Dat de Gouden Palm voor het eerst richting Korea ging, en bovendien naar een donkere komedie, paste alvast perfect in dat plaatje, al hoefde de jury onder voorzitterschap van Alejandro González Iñárritu daar geeneens veel moeite voor te doen. Met zijn saillante satire Parasite kon rasfilmer Bong Joon-ho immers rekenen op unaniem lovende reacties en op de beste scores in de vakbladen. In zijn heerlijk bijtende, hedendaagse variant op Joseph Loseys The Servant toont Bong hoe een arme familie — zoon, zus, vader en moeder — zich leep binnen de hoogste echelons van de Koreaanse klassenmaatschappij manoeuvreert door aan de slag te gaan als respectievelijk privéleraar, kinderoppas, chauffeur en huismeid van dezelfde rijke en hopeloos naïeve familie.

Net als in zijn eerdere meesterwerken Memories of Murder, The Host en Mother is het een film waarin Bong duidelijk de kant van de outcasts kiest, maar zijn kronkelige clash der klassen wordt op geen enkel moment pamflettair of karikaturaal. Het is een upstairs-downstairsverhaal vol verrassingen voor beide partijen, en bij uitbreiding ook voor de kijker, waarmee Bong nog maar eens zijn onberispelijke gevoel voor ritme, ruimte, milieu en humor etaleert. Bovendien bewijst hij in één ruk door dat je ook zonder met rode boekjes te zwaaien sociale commentaar kunt leveren, iets waar good old Ken Loach zich minder bedreven in toonde met zijn te demonstratieve véritédrama Sorry We Missed You.

Op de triomf van Parasite valt dan ook weinig af te dingen, al miste Cannes daardoor een unieke kans om ook iets te doen aan zijn vrouwonvriendelijke imago. Wie even goed scoorde bij de critici en — na alle terechte opmerkingen over de genderongelijkheid binnen de officiële selectie — de tijdsgeest nog meer meehad dan Bong, was Céline Sciamma met haar lesbischeliefdesballade Portrait de la jeune fille en feu. Hoewel ze getipt werd als de opvolgster van Jane Campion, nog steeds de enige vrouw die de Gouden Palm won (voor The Piano in 1993), moest de Française zich tevredenstellen met de prijs voor het beste scenario, al was haar tedere kostuumdrama over een schilderes en haar onwillende, aristocratische model evengoed een waardige winnaar geweest.

Portrait de la jeune fille en feu.
Portrait de la jeune fille en feu.© Cinéart

Bovendien is Sciamma niet de enige vrouw die in de prijzen viel. Een aangename verrassing was Atlantique van de Frans-Senegalese debutante Mati Diop, die werd bekroond met de Grand Prix du Jury, oftewel de Zilveren Palm. Daarin worden topzware thema’s als kolonialisme en uitbuiting aangekaart, maar dan verpakt in een bovennatuurlijk mysterieverhaal waarmee Diop — de eerste zwarte vrouw op het palmares — bewijst dat ze de meer op sfeer dan op narratie drijvende films van haar mentor Claire Denis goed heeft bestudeerd. Daarnaast viel ook de klinisch koele sciencefictionsatire Little Joe van de Oostenrijkse Jessica Hausner in de prijzen, of toch hoofdrolspeelster Emily Beecham, die werd uitgeroepen tot beste actrice.

Over een gebrek aan girlpower kon dus niet geklaagd worden, of toch al minder dan andere jaren. Ook het aantal nieuwe namen viel aardig mee. Naast Diop maakte Ladj Ly indruk met zijn banlieuefilm Les misérables, goed voor de Juryprijs (die hij moest delen met het Braziliaanse Bacurau van Kleber Mendonça Filho en Juliano Dornelles) én een welgemikte uppercut op de kin van Macrons blanke bourgeoisrepubliek. Ly, zelf geboren en getogen in de buitenwijken van Parijs, sleurt je in het zog van een trio flikken dat zichzelf danig in nesten werkt mee door een multiculturele broeihaard waar de spanningen te snijden zijn. Met Victor Hugo, laat staan met Andrew Lloyd-Webber, heeft deze Les misérables dus weinig te maken, maar des te meer met Spike Lee’s urban jungle-trip Do the Right Thing en vooral met Matthieu Kassovitz’ explosieve banlieuklassieker La haine.

Naast die deugddoende injectie aan kolkend, vers bloed, tekenden ook dit jaar een pak habitués present op de Croisette. De meesten daarvan ontgoochelden niet. Pedro Almodóvar richtte de camera op zichzelf met Dolor y gloria, een melancholische meditatie over de luimen van de heren-, moeder- en filmliefde, en zag zijn fetisjacteur en alter ego Antonio Banderas uitgeroepen worden tot beste acteur. De Italiaanse veteraan Marco Bellocchio borstelde met Il traditore een fraai maffia-epos tegen het doek. Terrence Malick leverde met A Hidden Life, een lyrische pastorale over de gewetensbezwaarde Franz Jägerstätter die weigerde mee te vechten met de nazi’s, zijn beste film sinds The New World (2005) af, ook al had het compacter en minder gezwollen gekund.

En dan was er ook nog die andere, Amerikaanse Gouden Palm-winnaar Quentin Tarantino, die samen met zijn hoofdrolspelers Brad Pitt, Leonardo DiCaprio en Margot Robbie voor de meeste animo zorgde op de rode loper en het star power-gehalte met een ruk de hoogte injoeg.

Pedro Almódovar en Antonio Banderas
Pedro Almódovar en Antonio Banderas© .

Ook QT maakte zijn beste beurt in jaren met het even epische maar heel wat minder pacifistische Once Upon a Time in Hollywood. In zijn negende langspeler — zijn beste sinds Jackie Brown — zet Tarantino zijn pulp fiction-raid op de geschiedenis voort. Dit keer cruiset hij met puberaal enthousiasme en de nodige cool door Hollywood anno 1969, met op de achtergrond de moorden gepleegd door de Manson Family. Het is een liefdevolle hommage aan de nadagen van het gouden Hollywood-tijdperk, met DiCaprio als een acteur die richting B-films dreigt afgevoerd te worden, Pitt als zijn loyale stunt double en Robbie als Sharon Tate, de zwangere vrouw van Roman Polanski die indertijd door de hippies van de Manson-sekte werd afgeslacht.

Op de vraag van een The New York Times-journaliste waarom Robbie, in tegenstelling tot DiCaprio en Pitt, amper dialogen heeft, antwoordde QT bits: ‘Ik verwerp je hypothese.’ In een discussie over machismo en seksisme had het Hollywoodhaantje duidelijk geen zin, al kreeg zijn Franse collega Abdellatif Kechiche de genderwind nog veel meer van voren met zijn Mektoub: Canto Duo: Intermezzo. Zoomde Kechiche volgens sommigen al te gretig in op vrouwelijk naakt en welgevormde derrières in zijn nochtans met de Gouden Palm bekroonde La vie d’Adèle (iets waar zijn actrices Léa Seydoux en Adèle Exarchopoulos achteraf ook hun beklag over deden), dan verbreedde hij zijn male gaze nog met deze bijna vier uur durende, vrijwel verhaalloze orgie van twerkende vrouwenkonten. ‘Pure porno’, fulmineerden sommigen, danig opgehitst door de dertien minuten durende (ongesimuleerde) befscène waarop Kechiche hen trakteerde. Dat hij een hommage wilde brengen aan de metafysische schoonheid van het lichaam, aan jeugdige liefde en lust ging in de controverse verloren, in tegenstelling tot de overdosis flauwe woordspelingen over achterwerken waarmee de critici zich verlustigden. He likes big butts and he clearly cannot lie.

Bij de Belgen ging het er een stuk zediger aan toe, maar ook onze landgenoten toonden zich van hun schoonste kant. Nadat ze al twee keer de Gouden Palm pakten (met Rosetta en L’enfant) werden de broers Luc en Jean-Pierre Dardenne gehonoreerd als beste regisseurs voor Le jeune Ahmed, hun uitgepuurde suspensedrama over een geradicaliseerde moslimtiener annex ‘lofzang op de onzuiverheid’. Dat was een kleine surprise, aangezien hun achtste competitiefilm op rij weliswaar goed maar zeker niet laaiend enthousiast werd ontvangen.

Verder kreeg ook Bas Devos de nodige kudo’s voor zijn derde, in nauwelijks drie maanden tijd ingeblikte langspeler Ghost Tropic, een sfeervolle, nachtelijke trip door Brussel in het zog van een oudere moslima, waarmee hij de selectie van het nevenfestival Le Quinzaine des Réalisateurs haalde. En dan was er ook nog de prestigieuze Camera d’Or, oftewel de prijs voor het beste debuut waarmee Lukas Dhont vorig jaar aan de haal ging voor Girl, voor Nuestras madres van César Díaz. In die deels Belgische coproductie, te zien in de nevensectie La Semaine de la Critique, zoomt Diaz, die zijn filmopleiding genoot in Brussel, in op de nasleep van de Guatemalteekse burgeroorlog.

Uiteraard was het ook dit jaar niet al goud wat blonk aan de Côte d’Azur. Cannes-favoriet Jim Jarmusch ontgoochelde met zijn komische maar routineuze riff op het zombiegenre The Dead Don’t Die, dat het festival sloom op gang trok. Ira Sachs deed cinefielen afvragen waarom zijn pathetische zedendrama Frankie in competitie zat en niet op Vitaya. Xavier Dolan bleef weer eens haperen aan zijn ego en zijn invloeden met zijn weinig passionele liefdesfilm Matthias & Maxime. En het weer was al zo wisselvallig als het humeur van Tarantino. Niettemin: een veelzijdige en bevredigende editie die tot in het verre Venetië voor baren zorgt.

Palmares

Palme d’Or

Parasite — Bong Joon-ho

Grand Prix

Atlantique — Mati Diop

Regie

Jean-Pierre en Luc Dardenne — Le jeune Ahmed

Acteur

Antonio Banderas — Dolor y gloria

Actrice

Emily Beecham — Little Joe

Prix du Jury

Les misérables — (Ladj Ly) en Bacurau — Kleber Mendonça Filho & Juliano Dornelles

Scenario

Portrait de la jeune fille en feu — Céline Sciamma

Bijzondere vermelding van de jury

It Must Be Heaven — Elia Suleiman

Camera d’Or

Nuestras madres — César Díaz

Palme d’Or voor kortfilm

The Distance Between Us and the Sky — Vasilis Kekatos

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content