De aidsjaren volgens regisseur Christophe Honoré: ‘Niemand weet hoe die eruitzien’
Na Robin Campillo met het bruisende 120 Battements par minute rakelt nu ook Christophe Honoré de aidsjaren op. Het delicate Plaire, aimer et courir vite is zijn brief aan de creatieve geesten die de jaren negentig niet hebben overleefd. ‘Mijn generatie is enorm getraumatiseerd.’
De titel mag dan veel actie beloven, Plaire, aimer et courir vite is een Franse praatfilm pur sang. In de nieuwe film van regisseur/scenarist Christophe Honoré ontluikt de liefde tussen een Bretoense student met een bovengemiddelde seksuele appetijt en een Parijse schrijver die niet al te veel meer schrijft. Voor Arthur is het de eerste keer, voor Jacques de laatste. Hij heeft aids en halfweg de jaren negentig stierf je daar nog aan. Het waren andere tijden. Die periode reconstrueren vond Honoré allesbehalve makkelijk. ‘Omdat de jaren negentig zo dichtbij lijken, denken producenten dat een reconstructie makkelijk en goedkoop is. Maar let er maar eens op als je door Parijs of Brussel loopt: het straatbeeld is er helemaal veranderd. Je bent verplicht om alles aan te passen. Ik zie geen verschil met een kostuumdrama dat zich in de achttiende eeuw afspeelt’, zegt de welbespraakte cineast van Les chansons d’amour, Ma mère en Métamorphoses.
Je hebt er toch geen historici bij gehaald om de jaren negentig te reconstrueren, mag ik hopen.
Christophe Honoré: Nee. Ik had mezelf beloofd dat ik me niet zou opjagen in een historisch correcte reconstructie. Daar hadden we het geld niet voor en het zou alleen maar tot zenuwachtigheid en frustratie hebben geleid. De film begint met One Love van Massive Attack, nadien hoor je ook nog Ride, Cocteau Twins en Prefab Sprout. Op die manier vraag ik de kijker of die zich naar de nineties wil verplaatsen. Wie dat niet wil of niet kan, zal het ene anachronisme na het andere opmerken. Er komen veel auto’s of verkeersborden in beeld die in de jaren negentig nog niet bestonden.
Zolang er maar geen millennial met een smartphone door het beeld loopt.
Honoré: Lach er maar mee! De jaren negentig zijn moeilijk te ensceneren én moeilijk na te vertellen, want ze hebben weinig symbolen. Hoe zagen de nineties eruit? Niemand weet dat, zelfs niet degenen die ze bewust meegemaakt hebben, zoals ik. Het is alsof niets dat decennium onderscheidt van alle andere. De jaren negentig, dat is de periode die voorafgaat aan 9/11, de homecomputers, de smartphones. Wat er dan wel was, zijn we vergeten. Dat doet pijn, want ik was jong in de jaren negentig.
In Frankrijk noemden ze ons de bof-generatie: de generatie die de schouders ophaalde als het over politiek ging. Stommelingen, met andere woorden. Onze grootouders hadden de Tweede Wereldoorlog overleefd, onze ouders hadden na mei ’68 alles willen veranderen en wij deden zogezegd niets. Toen we begonnen te werken, noemden ze ons bobos, yuppies. We stelden dus minder dan niets voor.
Ik krijg bijna medelijden.
Honoré: Het pijnlijke is dat er wél een historisch feit is dat ons, hetero’s en homo’s, samenbracht: aids. Eind jaren tachtig, begin jaren negentig seksueel actief worden was geen lachertje. Met zoveel mogelijk meisjes of jongens naar bed gaan, dat mocht. Seks was niet goed of slecht. Er werd niet meer gemoraliseerd. Maar we kregen wel te horen dat we binnen de kortste keren zouden sterven als we seksueel actief werden. Dat heeft mijn generatie enorm getraumatiseerd.
Christophe Honoré
Geboren in 1970 in Carhaix, Frankrijk.
Liet voor het eerst van zich horen met jeugdboeken waarin hij moeilijke onderwerpen als aids, zelfdoding en incest niet uit de weg ging.
Schreef vervolgens romans voor volwassenen, theaterstukken en artikels voor onder meer Cahiers du cinéma.
Wisselt vandaag literatuur, film, theater en operaregie af.
Schrijft en maakt films sinds 2002. De beste en bekendste zijn het door de nouvelle vague geïnspireerde Ma mère (2004), het muzikale Les chansons d’amour (2007) en de Ovidius-verfilming Métamorphoses (2014).
Lanceerde in 2008 de Franse filmster Léa Seydoux met La belle personne.
Ik behoor tot de generatie die al wist wat aids was toen ze seksueel actief werd. Als ik vier jaar eerder was beginnen te vrijen, dan had ik niet geweten dat je moest opletten. Wij wisten tenminste hoe we aan aids konden ontsnappen. Zo moeilijk was dat ook niet: het volstond om een condoom te gebruiken.
Je film staat bol van de citaten en verwijzingen naar schrijvers, journalisten en filmregisseurs die niet meer onder ons zijn. Bernard-Marie Koltès op kop.
Honoré: Op mijn twintigste liep ik nog rond in Rennes en keek ik op naar mannen als Bernard-Marie Koltès, Serge Daney, Jacques Demy en Hervé Guibert. Sommigen van hen ontdekte ik toevallig, bij anderen kwam ik, zelf homoseksueel zijnde, uit omdat ik hoopte dat ze me konden inspireren bij de keuzes die ik in mijn leven zou moeten maken. In 1995 ben ik naar Parijs getrokken en begon ik boeken te schrijven. Sinds 2000 maak ik ook films. Maar die artistieke vaders heb ik nooit ontmoet. Ze liggen allemaal op het kerkhof. Zouden ze me een schouderklopje gegeven hebben? Zouden ze mijn werk maar niets gevonden hebben? Ik zal het nooit weten. Ik heb me ook nooit tegen hen af kunnen zetten. Dat zou smerig en obsceen zijn. Die artiesten reikten me – van een afstand en zonder het te weten – de hand en vervolgens rukte de ziekte hen weg. Dat is verschrikkelijk wreed. De film is geen dodenmis – hij is zelfs op een bizarre manier vrolijk -, wel een poging om me te verzoenen met hun afwezigheid.
Plaire, aimer et courir vite
Vanaf 27/6 in de bioscoop.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier