Met Fun House staken The Stooges een halve eeuw geleden het vuur aan de lont van de punk, een kruitvat dat pas zes jaar later echt zou exploderen. De heren waren hun tijd ver vooruit. Toch deden de critici hun rauwe, primitieve sound destijds af als 'pure psychologische oorlogsvoering'.
Niet alle muziek geurde in 1969 naar patchoeli. Een zomer lang belichten we de vreemdere klanken die toen op vinyl gestanst werden en vandaag nog altijd swingen. Deze week: The Stooges van The Stooges.
Stel dat The Beatles in 1990 plots een come-back zouden hebben gemaakt. Onwaarschijnlijk? Zeker, maar de terugkeer van The Jesus and Mary Chain was van dezelfde orde. Met 'Damage and Joy' bracht de groep onlangs voor het eerst in negentien jaar weer een cd uit en ook live stond ze, getuige haar show in de AB, nog altijd trots overeind.
'The Idiot', Iggy Pops eerste solo-uitstap na de split van The Stooges, was een buitenbeentje in zijn discografie. Een donker meesterwerk, meer Kraut dan punk, waarop David Bowie muzikaal de lakens uitdeelde en de gitaren vaak overwoekerd werden door synths en drumcomputers. Veertig jaar na de release blijft de zeggingskracht van de plaat onaangetast.
Sinds de klassieke oudheid kennen we Sophia als de godin van de wijsheid. De jongste twintig jaar was het echter ook een indierockband, aangevoerd door de Californische Brusselaar Robin Proper-Sheppard. Na een veel te lange stilte, zette hij eindelijk weer het podium van de AB in vuur en vlam.
De nalatenschap van tenorsaxofonist Steve Mackay, die afgelopen weekend op 66-jarige leeftijd stierf aan de gevolgen van een bacteriële infectie, rust vooral op zijn bijdragen aan één rockalbum: 'Fun House', het tweede album van The Stooges uit 1970.