ALS JE LEVEN VERFILMD WORDT, WELKE SCÈNES MOETEN ER DAN ZEKER IN? ZEVEN ACTEURS EN MUZIKANTEN SCHRIJVEN DEZE ZOMER HET SCENARIO VAN HUN LEVEN. – Hongerig en zwak, zo kwam ze in het leven. En zo staat ze in het leven. ‘Ik wil meer dan mijn lichaam aankan’, zegt Sarah Vandeursen, zangeres van het electrotrio Kenji Minogue en halftijds tv-presentatrice. En waar Sarah grenzen voelt, gaat haar alter ego Conny Komen er los over. ‘Zij is de best denkbare uitlaatklep.’

Proloog. Een kind wordt geboren.

Het is een meisje. Mager, schriel en klein. Zeven minuten later volgt een tweede kind. Een jongen. Even klein, maar dubbel zo zwaar. Het is november 1983. De jongen mag naar huis met twee gelukkige ouders, het meisje blijft achter in de couveuse. ‘Sarah’ staat in balpen op het armbandje rond haar pols van een goede duim dik.

‘Zo stel ik me mijn geboorte voor. Mijn broer was de baby en ik de zijgeboorte. Hij woog een volle drie kilo, ik amper 1,8 kilo. Hij was de knappe, ontwikkelde baby, ik het krijsende, schriele mensje. Ook op latere foto’s is dat onevenwicht nog te zien. Hij een gezapig kind, ik een uit de kluiten gewassen nageboorte.

‘Tijdens onze maanden samen in de baarmoeder moet hij erin geslaagd zijn systematisch ook mijn deel van het voedsel op te eten. Geen idee hoe dat kan en of daar wetenschappelijke verklaringen voor bestaan, maar het zegt veel over hoe ik op de wereld ben gekomen en hoe ik in het leven sta: extreem hongerig en fysiek zwak. Ik heb de neiging mezelf te smijten, tot het uiterste te gaan – of ik nu optreed of aan een tv-programma werk: telkens moet ik vaststellen dat ik lichamelijk een kneusje ben.’

Scène 1. Een kruispunt op de N9 in Sijsele.

Sarah is vijftien. Het regent en ze is doorweekt. ‘Ik ben weg’, had ze amper een half uur geleden vanuit de keuken naar de woonkamer geroepen. Voor ze de voordeur was uitgebeend, had ze nog net haar ouders met de ogen zien rollen. Nu wist ze het wel zeker, dat ze daar niet thuishoorde, in dat gezin, op die plek. Daar staat ze nu. Doorregend. Koud. Verkleumd. En niemand die haar komt zoeken. Ze draait haar fiets om en beukt tegen de wind in, terug naar dat huis waar niemand had gesmeekt om te blijven.

‘Met hangende pootjes ben ik de trap opgeslopen. Mijn ouders keken me half lachend aan en plots was het voor mij duidelijk dat ik zwaar aan het overdrijven was.’ Ze schudt het hoofd en trekt de wenkbrauwen op. ‘Ik was een heel dramatische puber. Consequent noteerde ik in mijn dagboek welke ellende me allemaal overkwam, niemand begreep me en ik schreeuwde op zeer opzichtige wijze om aandacht. Ik vond bijvoorbeeld dat ik mezelf moest verwonden. Dan sneed ik mezelf net diep genoeg om er met moeite wat bloed uit te persen en leunde ik schijnbaar nonchalant, met mijn mouwen tot boven de krassen opgetrokken, tegen de keukenmuur zodat mijn moeder niet anders kon dan zien wat ik mezelf toch allemaal aandeed. Tot mijn grote ergernis, verbazing en droefheid reageerden mijn ouders veel minder dramatisch op mijn handelingen dan ik wilde. Ik verlangde op dat moment een minstens even dramatische reactie, waarbij ze op hun knieën smeekten dat ik hen niet zou verlaten.

‘Ik was erin geslaagd een vol uur weg te lopen. Het was het einde van de meer dramatische episodes uit mijn pubertijd. Daar en toen heb ik beslist om alle overbodige hysterie uit mijn leven te schrappen. Het enige wat ik heb overgehouden aan de misbegrepen puber die ik was, is mijn muziekkeuze. Het waren de jaren waarin ik Duyster ontdekte. Met de gordijnen dicht, koptelefoon op wentelde ik me in die melancholische muziek, die ik op zondagavond opnam om tijdens de week telkens opnieuw af te spelen. Nu nog kan ik bewust naar die melancholie grijpen. Niet om in te zwelgen, wel omdat het gewoon deugd doet.’

Scène 2. Een drietal jaar later. Aan de keukentafel in het huis in Brugge.

‘Sarah, kom eens naar beneden’, had haar moeder geroepen. En daar zitten ze dan, zij en haar ouders tegenover elkaar. Officiëler kan een familieraad niet zijn. Moeder schraapt de keel. Zij zal het woord voeren, vader zal instemmend knikken. ‘Als je wilt, betalen wij ze, die borstvergroting.’

Ze schatert het uit. ‘Nog iedere dag ben ik blij dat ik toen een paar seconden geaarzeld heb en nee heb gezegd. Maar ik weet ook: mochten mijn lieve ouders het me een paar weken eerder hebben voorgesteld, dan had ik misschien wel ja gezegd. Hun timing was perfect, ook al wisten ze dat niet. Ze wisten vooral dat ik ermee worstelde, met mijn totale gebrek aan borstontwikkeling. Het was een complex. Een complex dat ervoor zorgde dat ik net iets te wijde kleren droeg, dat ik weinig moeite deed om mooi te zijn, laat staan vrouwelijk. Hun voorstel was er een uit liefde. Maar op het moment dat ze me die twee valse borsten aanboden, had ik mijn gebrek aan borst aanvaard. Ik was plat en dat was goed.

‘Ik ben ervan overtuigd dat mijn leven er anders had uitgezien mocht ik borsten hebben gehad of toen ja hebben gezegd. Dat klinkt stom of banaal, ‘ – ze trekt haar zwarte truitje strak – ‘maar die nauwelijks zichtbare vrouwelijke vormen hebben me gemaakt tot wie ik ben. Met een echt vrouwenlichaam had ik mijn alter ego Conny Komen nooit bedacht. Conny is lichtjes geïnspireerd door Vicky ‘yes but no but’ Pollard uit Little Britain, verder is ze vooral een uitvergroting van mijn beperkte vrouwelijke gevoel. Oké, als ik het me zelf heel erg moeilijk wil maken – iets wat ik wel eens deed toen ik nog geen kind had – kan ik de vraag terugkaatsen. Voel ik me zo weinig vrouw omdat ik een weinig feminien lichaam heb, of is het omgekeerd? Wat ik zeker weet, is dat ik niet in geslachten denk. Ik ben niet vrouw of man. Ik ben mens. En moeder.’

Scène 3. Een hotelkamer in Utah.

Sarah en haar lief op de rand van een eenpersoonsbed. Op de grond ligt een man. Na een nacht waarin hij drinken afwisselde met roepen en tieren op zijn ex die hem heeft achtergelaten, is hij in een soort alcoholische coma beland. ‘We zijn nu weg’, sist Sarah. Ze openen de deur, sluipen naar buiten, lopen naar de kant van de weg en steken hun duim omhoog. De zon komt op, een auto stopt, een vrouw draait het raampje omlaag.

‘Waar willen jullie heen?’

‘Zo snel mogelijk weg.’

Ze wijzen over hun schouders.

‘Er ligt een gek in dat hotel.’

De vrouw buigt zich over de passagiersstoel en opent het portier.

‘Ik ben Faith’, zegt ze. ‘Binnen twee dagen vertrek ik op boottocht op de Green River. Jullie kunnen mee.’

‘Oké’, antwoorden ze en ze stappen in. Twee dagen later zitten ze op een boot op de Green River, een zijrivier van de Colorado, met vier Amerikanen die ze niet kennen. Even kan het leven nauwelijks mooier zijn.

‘Het was alles wat ik op dat moment wilde. Ik was net afgestudeerd, had sinds een paar maanden een lief en we waren weg van films als Fear and Loathing in Las Vegas en Paris, Texas. Van de landschappen vooral, van de drugs iets minder. Ons plan was: we geven zo weinig mogelijk geld uit. We liften, we slapen bij mensen thuis. Zo hadden we die rare man opgeraapt. Zijn lief had hem uit huis gezet, hij nam ons mee en zei dat we op zijn hotelkamer konden slapen. Dat hij zichzelf lazarus zou drinken en agressief zou worden, hadden we niet verwacht. Maar hé, dat was deel van het avontuur. Het enige dat we zeker wisten, was dat we op twee maanden van Phoenix, Arizona in Las Vegas moesten raken.

‘Het was de perfecte tussentijd. Ik had geen idee van wat ik wilde in mijn leven. Ik had een masterdiploma in sociaal werk, maar ik kon niet beweren dat die studies tot grote inzichten hadden geleid over de levensdromen die ik koesterde. Alles was nog mogelijk. De wereld lag voor even open. Zo voelden we ons: kings of the world.

‘Tijdens die boottocht ben ik definitief van de natuur beginnen te houden, zeker de desolate, uitgestrekte natuur van Utah. Op een dag legden we aan, klommen we naar boven en daar zagen we een weidse vlakte, een soort eindeloos niets. Daar sta je dan. Met Radiohead in je oortjes. How to Disappear Completely. Ik kan het iedereen aanraden. Tien dagen trekken in de natuur, zonder andere mensen te ontmoeten, daar word je gelukkig van. Ik heb er mijn hart verloren. Mijn ongetrouwde staat ben ik er ook kwijtgeraakt. Die heb ik in Las Vegas achtergelaten. Al telt dat officieel niet, het was een beloning. Omdat we het als koppel hadden volgehouden.’

Scène 4. Een week later. De woonkamer van haar appartement in Gent.

Hij zit op de sofa met de kat op de schoot. Zij loopt zenuwachtig heen en weer en houdt een soort thermometer in haar hand. ‘Ik wil een sigaret’, zegt zij. Zijn hand aait de rug van de kat. Van de kop naar de staart, als in trance. ‘Nee, beter geen sigaret’, zegt ze meer tegen zichzelf dan tegen hem. Ze kijkt naar het witte staafje in haar hand. Er staan twee roze streepjes op.

‘Alle praktische omstandigheden zaten tegen. We woonden niet samen, hadden geen werk, waren veel te jong, wisten niet eens of we wel kinderen wilden. De perfecte mix voor potentiële marginaliteit. En toch zeiden we: ‘We doen het. We gaan ervoor.’ Na koningen in Amerika voelden we ons nu even God. Want daar zaten we in mijn appartement in Gent en we beslisten over nieuw leven of niet. Met een simpel ja of nee. Het was zo fout, zo banaal en zo marginaal. Maar vanaf dat moment hebben we niet meer getwijfeld, ook al zijn we kort na de geboorte van onze dochter uit elkaar gegaan. Moeder worden heeft me zo veel goeds gebracht. Noem het het klassieke verhaal van het ego dat plaatsmaakt voor een ander. Ik heb altijd de neiging gehad om te hard door te denken, om alles te willen begrijpen. Sinds mijn dochter er is, is er lucht en luchtigheid in mijn leven gekomen. Ik laat ook niet toe dat tragische gebeurtenissen in de wereld op ons leven ingrijpen.

‘Vijf maanden na haar geboorte was ik ook onder die dreigende marginaliteit uit. Ik was dan wel gescheiden, maar ik had werk. Ik was educatief medewerker. Een normaal leven lonkte. Tegelijkertijd dacht ik veel te snel dan goed was: ‘Is dit het dan?’ Er ontstond kortsluiting in mijn hoofd. Ik was een alleenstaande moeder die gelukkig nog werk had, maar ik was doodongelukkig op mijn werk.’

Scène 5. 13 november 2010. Sarah wordt 27.

Café Commerce in Gent. Een kleine zaal met een podium niet hoger dan een bloembak. ‘Het wordt tijd dat jij eens op een podium gaat staan’, heeft een goede vriend, beter bekend als nonkel Eric gezegd. Het is zover. Vrienden en vrienden van vrienden zullen de allereerste live radioshow van Sarah aka de geaffecteerde en irritante burgertrut meemaken. Het is de geboorte van een podiumbeest.

‘Nog altijd ben ik Eric dankbaar dat hij mij dat podium heeft opgeschopt. Ik vraag me af of ik de stap ooit zelf zou hebben gezet. Op mijn achttiende heb ik het ingangsexamen woord geprobeerd aan het Lemmensinstituut in Leuven. ‘U bent wel erg jong’, hadden ze me daar laten weten. Het was een vriendelijke manier om duidelijk te maken dat er geen talent aan mij verloren was gegaan. Maar toen ik die radioshow deed, voelde ik me zo bevrijd, zo vol leven. ‘Dit wil ik, dit wil ik’, bonkte het in mijn hoofd. En ook: ‘Ik moet ontsnappen uit mijn leven zoals het nu is.’ De maandag daarop ben ik naar mijn baas gestapt om mijn ontslag te onderhandelen. Rationeel kun je die beslissing niet noemen, het was een kwestie van mentaal overleven. Ik had geen plannen. Ja, ik mocht die radioshow herhalen en verder uitwerken op Urgent, een Gentse lokale radio, en er was de afspraak dat ik ermee naar Theater aan Zee mocht. Maar dat was pas de volgende zomer. Ik moest maanden van financiële onzekerheid zien te overbruggen. Dat was beter dan het langzame sterven dat ik ervoer iedere dag dat ik langer mijn job deed.’

Scène 6. Een magazijn met neonlampen en rekken vol materieel voor kinderkampen.

In de hoek staat een lamineermachine. Een voor een schuift Sarah er naamplaten, wegwijzers en ander papieren materiaal door dat nodig verstevigd moet worden. Als er manieren zijn om je hersenen leeg te lepelen, dan is dit er een van.

‘Ik had succesvol mijn ontslag onderhandeld. Ik zou een uitkering krijgen, ik had tenslotte een kind groot te brengen. De prijs die ik moest betalen, was drie maanden hersenverlammende klusjes uitvoeren. Uren, dagen heb ik zitten lamineren. Het was een periode van totale vernedering. Het voordeel is dat ik nu ongeveer weet hoe een professioneel dieptepunt eruitziet. Het maakt dat ik dankbaar ben voor alles wat daarna kwam. Dankbaar en nederig. Op mijn laatste werkdag heb ik gehuild van blijdschap. Ik was officieel een alleenstaande, werkzoekende moeder. Opnieuw lonkte de marginaliteit om de hoek. Het draaide sneller dan verwacht anders uit. Op mijn verjaardag gaf ik opnieuw een radioshow, bij de Vieze Gasten. Emilie De Roo was er ook, net als de eerste keer. Toen hadden we gewoon even gebabbeld, nu zeiden we: ‘Zullen we samen muziek maken?’ Dat was het begin van Conny Komen, Fanny Willen, Mista Pig en Kenji Minogue. Ik herinner me nog ons eerste optreden. Buiten drie nummers en belachelijke outfits hadden we niet zo veel. ‘Wat nu?’ zeiden we, en we keken elkaar aan. Het is daar dat ik beslist heb om gewoon boos te kijken en stoer te doen. En omdat ik niet kan zingen, hebben we mijn stem met de computer vervormd. Het leek en lijkt een uit de hand gelopen grap, maar we menen het serieus. We willen dat het goed is in al zijn kitscherigheid.’

Scène 7. Pukkelpop 2014. Wablief?!-tent.

Sarah – Conny – ligt in haar helpaarse spandex met gele en groene bliksemschichten op het podium. Emilie – Fanny – zit schrijlings op haar, haar handen tot vuisten gebald. Sarah draait het hoofd, een dun straaltje bloed vloeit uit haar mond. ‘Optreden Kenji Minogue loopt uit de hand: zangeres verliest tand’, kopt Het Nieuwsblad. Op de website staat een filmpje waarin te zien is hoe Conny verzorgd wordt door een medewerker van het Rode Kruis.

Sarah spert haar mond open en gunt me een blik op haar gebit. Geen gat te zien. Nog steeds vindt ze het een geweldige grap. Bij Kenji Minogue is de waarheid een wereld op zich. ‘Alleen al daarom is het zo bevrijdend om Conny te zijn. Er zijn geen regels. Ze is zo’n extreme uitlaatklep dat ik me alles kan permitteren. Conny is echt van mij. Ik heb haar gemaakt. Dat is het verschil met mijn televisiewerk: ik heb niet het gevoel dat ik in iets bijzonders uitblink. Conny is waar ik momenteel het beste in ben. Ik beschouw dat optreden op Pukkelpop als mijn professionele hoogtepunt. Op Pukkelpop zijn we ‘iets’ geworden. Daarvoor leidden we vooral een bestaan op internet, maar ineens leken we een echte groep. We hadden een bassist, een gitarist. ‘Man, ik zit in een muziekgroep’, dacht ik net voor ik opkwam. Het was heerlijk om Sarah in de coulissen achter te laten en als Conny dat podium op te stormen. In mijn bh prikten twee bloedcapsules. ‘Doe alsof we ruzie krijgen’, zei ik tijdens het laatste nummer tegen Emilie. ‘Sla op mijn gezicht.’ Ze vloog me aan, ik viel op de grond, beet een capsule kapot en het bloed stroomde uit mijn mond. Dat is het heerlijke aan Kenji Minogue: we bepalen zelf hoever we durven of willen gaan. Soms loopt het uit de hand. Ondertussen weet ik ook: ik moet doseren. Een zomer lang alleen maar optreden en Conny zijn is te veel voor mijn geestelijke evenwicht. Dan snak ik ernaar om gewoon Sarah te zijn.’

VOLGENDE WEEK

CLARA VAN DEN BROEK

door Tine Hens – Foto’s Jef Boes

‘Op een dag slaagde ik erin om een vol uur van huis weg te lopen. Toen heb ik beslist om alle overbodige hysterie uit mijn leven te schrappen.’

Sarah Vandeursen’Conny is echt van mij. Ik heb haar gemaakt. Conny is waar ik momenteel het beste in ben.’

Sarah Vandeursen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content