Netsky: het hoofd in de wolken, het hart in Nieuw-Zeeland en een nieuwe plaat in de broekzak

© CHARLIE DE KEERSMAECKER

Als kind was hij altijd al naar boven aan het kijken en onder zijn dj-naam Netsky draait hij al jaren mee aan de top van de dance. ‘Ik wil eindelijk weer kunnen optreden’, zegt Boris Daenen bij het verschijnen van zijn nieuwe album Second Nature. In afwachting daarvan blikt hij terug – en vooruit – op de film van zijn leven.

Als je leven verfilmd zou worden, welke scènes moeten er dan zeker in? Bekende medemensen schrijven het scenario van hun leven.

Scène 1. Bloed in Birmingham.

‘Ik ben zestien en sta op het podium van een gigantische club in Birmingham, een oude, vuile industriestad in het noorden van Engeland. De zaal is bomvol, iedereen is aan het dansen op mijn muziek. Het is mijn allereerste concert in Engeland, eigenlijk ook gewoon de allereerste keer dat ik buiten Edegem, het dorp waar ik ben opgegroeid, mag optreden. En meteen in zo’n coole undergroundclub, een pak dirtier dan Londen nog. Voor mijn neus zie ik alleen maar mensen die hun gezichten aan het afkauwen zijn, van de xtc. Dat is een redelijke schok – ik weet niet wat ik zie, ik ben nog nooit met drugs in aanraking gekomen. En daar houdt het niet bij op. Ik kreeg voor dit optreden 50 euro betaald en mijn hotel alleen al kost me 30 euro, zo’n donker Formule 1-hotel langs de autostrade. Wanneer ik er laat die nacht in mijn eentje incheck, moet ik tot twee keer toe van kamer veranderen: er hangt precies overal bloed aan de muur. Heel raar, alsof ik opeens in een horrorfilm terechtgekomen ben. Maar ik neem er genoegen mee en als ik eindelijk op het veel te harde bed neerplof, ben ik dolgelukkig. Ik ben in mijn eentje naar Engeland gereisd, met de trein, en het publiek was dolenthousiast: dat had ik een paar weken geleden nooit durven te dromen. Wat is hier in godsnaam aan het gebeuren?’

'Ik moet een heel dromerig kind geweest zijn.'
‘Ik moet een heel dromerig kind geweest zijn.’© CHARLIE DE KEERSMAECKER

Scène 0.5. Everybody Loves the Sunshine.

Enkele maanden voor het concert in Birmingham zit Boris Daenen roerloos op bed in zijn jongenskamer in Edegem, bij Antwerpen. Hij heeft de ogen gesloten, de koptelefoon op het hoofd geklemd.

Zachte drums.

Piano.

Keyboard en vibrafoon.

Een hoge mannenstem die zingt: ‘My life, my life, my life, my life, in the sunshine.’

‘Hmm’, denkt Daenen. ‘Zalig.’

Alsof hij in een soort psychedelische extase verkeert, zo voelt het, alleen weet hij dan nog niet wat de effecten van roesmiddelen als xtc of lsd op lichaam en geest zijn. Hij is nog een onschuldige puber, bijna opgegroeid onder een stolp, als enig kind van Bob en Lilian: hij is bediende in het Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen, de plek waar tropische en andere virussen onder de loep worden genomen, zij is logopediste en werkt in Nederland, haar geboorteland.

Al van toen hij als kleuter languit in het gras ging liggen en stilletjes naar de hemel staarde, is Daenen gefascineerd door de wereld achter de wolken. Door de condensstrepen die als krijtlijnen over het blauwe bord lopen, door de ijzeren vogels die met hun straalmotoren zijn dromerijen aan flarden scheuren.

‘In mijn kamer hingen geen posters van basketters of voetballers, maar van vliegtuigen. Op een wandeltocht in Nederland heb ik ooit een kartonnen koker vol ontwerpplannen van vliegtuigen gevonden, op A2-formaat, voor de bouw van een 737. Ik ben die als een zot beginnen na te tekenen en voegde er na verloop van tijd extra vleugels aan toe, tot ik een nieuw type vliegtuig had ‘uitgevonden’. Mijn ouders vertelden altijd dat mijn derde woord, na ‘mama’ en ‘papa’, iets was dat op ‘vliegtuig’ leek. Ik was altijd naar boven aan het kijken, ik moet blijkbaar een heel dromerig kind geweest zijn.’

Stukje bij beetje sijpelt ook de muziek Daenens leven binnen. Vader Bob is een grote soul- en funkfan: de lp’s van Marvin Gaye en Gladys Knight zijn de kroonjuwelen van zijn collectie, en op een dag ontdekt de jonge Boris ook Roy Ayers’ Everybody Loves the Sunshine, het nummer dat hij zo graag door zijn koptelefoon laat klateren, als een remedie tegen de grijze dagen onder de dikke wolkendekken boven Edegem.

Hij krijgt twee drumstokken cadeau, na lang aandringen ook een drumstel. ‘En ik kreeg les van een supertoffe privéleraar, die gespecialiseerd was in Afrikaanse drums en me heel vaak funk liet horen. Ik denk dat ik daar mijn liefde voor snelle drums opgedaan heb. Een van mijn allereerste releases was trouwens een cover van The Originals, en zo ben ik destijds ook met dj’en begonnen: door de soulplaten van mijn vader iets sneller af te spelen dan gewoonlijk.’

Scène 2. The office.

‘Come to London, come to our office.’

Achttien is Daenen intussen en via MySpace krijgt hij een bericht dat zijn leven zal veranderen. Na de cover van The Originals is hij muziek blijven maken. Hij heeft zich verder in de stiel van het dj’en verdiept en heeft zichzelf Netsky genoemd, naar het computervirus dat in die tijd volop woedt.

Op MySpace, dan nog de place to be, verzamelt hij vlot tot 10.000 plays per demo. Zijn favoriete label, Hospital Records, stuurt hij de ene na de andere demo toe. Zijn drum-‘n-bass moet en zal gehoord worden, ook aan de overkant van het Kanaal.

Netsky: het hoofd in de wolken, het hart in Nieuw-Zeeland en een nieuwe plaat in de broekzak
© CHARLIE DE KEERSMAECKER

‘Toen ze eindelijk antwoordden en me uitnodigden om naar Londen te komen, heb ik een gat in de lucht gesprongen. Ik had toen nog heel fel het idee dat je leven geweldig wordt zodra je bij een label hebt getekend, dat je geen job meer nodig hebt en je studies onmiddellijk mag stopzetten. Natuurlijk bleek de werkelijkheid een pak minder geweldig te zijn. Ik moest opnieuw in mijn eentje met de trein naar Londen, werd er door niemand opgewacht en moest zelf mijn route op de tube uitzoeken. Van een vergoeding was geen sprake en na een korte babbel stond ik snel weer op straat.’

In the office krijgt Daenen een spervuur van vragen naar zijn hoofd. Waar zie je jezelf over vijf jaar? En over tien jaar? Wat zijn je toekomstplannen? Waar wil je naartoe met je leven?

Het zweet stroomt langs zijn slapen. Antwoorden krijgt hij zo niet meteen geformuleerd. Hij wil dj worden, liefst zo snel mogelijk. Moeten daar nu echt zo veel woorden aan worden vuilgemaakt?

Zonder het nauwkeurig na te lezen plaatst Daenen zijn handtekening onder het contract dat hem wordt voorgelegd. Met een vreemde mix van verwarring – al die vragen! – en jongensachtige opwinding keert hij terug naar Edegem. Daar sleutelt hij verder aan zijn eerste volwaardige songs, ook tijdens de lessen in de opleiding producer digitale media die hij aan de Lessius Hogeschool is begonnen – ‘vooral tijdens die lessen, om eerlijk te zijn, niet het minst tijdens de lessen wiskunde’.

Debuutplaat Netsky, die in mei 2010 uitkomt, bewijst zijn gelijk: single Moving with You groeit uit tot dé hit van die zomer, de luisteraars van Studio Brussel verkiezen hem tot beste Belgische dj en ook in Engeland krijgt hij voet aan de grond: BBC Radio 1 draait zijn muziek, over het hele Britse eiland vult hij concertzalen, clubs en koptelefoons.

Zijn leven in het zonlicht is begonnen.

Scène 3. Prins van de woestijn.

‘Ladies and gentlemen, make some fuckin’ noise for the next artist: Netsky!’

Het is zaterdag 12 april 2014 en Boris Daenen beseft maar al te goed dat hij zijn wildste dromen aan het waarmaken is. Hij stapt het podium van Coachella op, het wereldwijd bekende muziekfestival dat jaarlijks in de Amerikaanse Coloradowoestijn wordt gehouden, en bedankt Lemmy, de zanger van Motörhead die voor hem stond geprogrammeerd en hem zojuist met veel overgave heeft aangekondigd.

Voor zich ziet Daenen een zee van mensen. Op zijn vijfentwintigste prijkt hij hier op dezelfde affiche als Skrillex, Pharrell Williams, Empire of the Sun en Queens of the Stone Age. Hij gaat op zijn plek staan en laat de eerste beats op het publiek los. Achter hem geeft drummer Michael Schack het ritme aan, de achtergrondzangeressen staan klaar om in te vallen, Daenen voelt zich de leider van zijn eigen orkest.

Eerder die dag heeft hij op zijn telefoon de Instagram-app geïnstalleerd. Ook digitaal kan hij nu de muziekwereld veroveren. De afgelopen jaren heeft hij op Pukkelpop en Rock Werchter gespeeld, op Tomorrowland en Glastonbury. Aan de hele oost- en westkust van de VS heeft hij gedraaid, in Rio de Janeiro, Moskou en Sint-Petersburg. Bali, Australië en het Nieuw-Zeelandse Gisborne ook.

Aan de muren van zijn hotelkamers hangt al lang geen bloed meer, alleen maar pracht en praal.

Het concert op Coachella voelt aan als een orgelpunt, als dé show van zijn leven. Hier in de Californische woestijn waant Daenen zich heel even de kleine prins. Al zit zijn grootste fan wel thuis: vader Bob, apetrots bladerend door de mappen vol flyers en affiches met de artiestennaam van zijn zoon op vermeld.

Scène 4. Rouwen in LA.

Venice Boulevard, Los Angeles. Boven de kalme golven van de Stille Oceaan komt traag de zon op. Door de palmbomen aan beide kanten van de weg ritselt zacht de wind. De geur is die van smeltend asfalt, in de City of Angels is het al weken aan een stuk bloedheet.

Zoals elke ochtend rolt Boris Daenen op zijn elektrische skateboard over Venice Boulevard. Hij is op weg naar zijn vaste studio, waar hij met de Noorse producers van Stargate onafgebroken aan nieuwe muziek werkt.

Zeven maanden is hij hier nu al, en bijna een jaar zal hij hier nog blijven. Nochtans had LA maar een korte stopplaats moeten worden, het lanceerplatform van de wereldreis die hij na het overlijden van zijn vader had willen maken. Zijn around the world-ticket moet nog ergens in zijn koffer steken, bedenkt hij zich, maar nee: vertrekken kan hij hier nog niet, daarvoor is de rouw nog veel te sterk.

Ook al was Bob al jaren ziek, en ook al hadden ze waardig afscheid kunnen nemen, met onder meer een uitstap naar een Ardens kasteel, vanzelfsprekend is zijn dood toch keihard aangekomen. Daenen had frisse lucht nodig, andere horizonten, nieuwe mensen om zich heen.

En langzaam maar zeker sluipt in LA de zon opnieuw zijn gedachten binnen. Elke ochtend eet hij een toast met avocado, elke dag brengt hij in de studio door, elke avond ontmoet hij op alweer een nieuw tuinfeest of alweer een nieuwe vernissage vrienden van vrienden en vrienden van vrienden van vrienden.

Hij schrijft mee aan nieuwe nummers van David Guetta, ontmoet Lionel Richie en Coldplay-zanger Chris Martin, en merkt halverwege Interstellar opeens dat in het bioscoopstoeltje naast hem Morgan Freeman zit.

Mijn vader, denkt hij, zou me hier eens moeten zien zitten.

Scène 5. Nieuw-Vaderland.

‘Het is januari 2021, ik ben 31 jaar en zit nu al twee maanden in Nieuw-Zeeland. Na een strenge quarantaine van twee weken – ik mocht mijn hotelkamer niet uit, het eten werd drie keer per dag voor mijn deur gezet – ben ik in Auckland gaan wonen, de grootste stad op het noordereiland. Omdat hier al een tijdje geen coronabesmettingen meer zijn vastgesteld, heb ik hier al een paar grote concerten mogen geven. Duizenden dansende mensen voor mijn neus: na al die maanden zonder festivals en feestjes was het zalig. Samen met een school heb ik ook een project opgezet om de plaatselijke jeugd het dj’en aan te leren en me zo nuttig te maken voor de toekomstige generatie van dit land, mijn tweede vaderland toch wel. Sinds ik hier in 2010 voor het eerst heb opgetreden, op het Rhythm and Vines-festival in Gisborne, de eerste stad waar op 1 januari de zon opkomt, ben ik verliefd op dit land. Ooit wilde ik hier wonen en ik ben blij dat het me nu, na zo’n ellendig jaar, waarin we door dat klotevirus alle plannen moesten stilleggen, is gelukt.’

'Ik moet een heel dromerig kind geweest zijn.'
‘Ik moet een heel dromerig kind geweest zijn.’© CHARLIE DE KEERSMAECKER

Outro.

Voor het zover is, woont Boris Daenen nog gewoon in Antwerpen.

Moeder Lilian woont nog altijd in Edegem.

Op MySpace is het al jaren stil.

Daenens nieuwste plaat Second Nature, die net verschijnt, zal vooral op Spotify en Apple Music worden beluisterd. Ze bevat een cover van Everybody Loves the Sunshine.

Tijdens onze wandeling door het Antwerpse Nieuw Zuid vertelt de dj dat hij samen met zijn muzikanten alle instrumenten van het nummer opnieuw heeft ingespeeld, drums, bas en conga’s. ‘Pas daardoor besefte ik hoeveel drugs die mannen indertijd moeten hebben gepakt’, lacht hij. ‘Foute tonen, foute noten, de baslijn die er compleet gedetuned over ligt: het was zo goed als onmogelijk om dat nuchter na te spelen.’

Hmm, zou vader Bob ongetwijfeld hebben gedacht, zalig.

Second Nature

Uit bij Hospital Records.

Boris Daenen

31 jaar.

Groeit op in Edegem.

Houdt als kind van vliegtuigen en elektronica.

Breekt onder de artiestennaam Netsky door via MySpace.

Heeft de voorbije jaren op zowat alle grote festivals gespeeld, van Tomorrowland tot Coachella.

Verkast na de dood van zijn vader een tijdje naar LA, maar woont inmiddels weer in Antwerpen.

Verplaatst zich noodgedwongen – nu zo veel vliegtuigen aan de grond staan – met zijn elektrische skateboard.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content