Karel Michiels

‘”In de muziek bestaan ook veel racisten”, zong Raymond. Ook vandaag nog’

Karel Michiels Journalist

Zijn onze festivals te wit? Volgens journalist en reggaeliefhebber Karel Michiels negeren we heel wat festivals die een pak gekleurder zijn. ‘Er is genoeg werk voor een muziekjournalist die niet naar Werchter wil.’

Waarom komen ‘zij’ niet naar ‘onze’ festivals? Waarom staan er niet meer ‘gekleurde medemensen’ op het podium? Het zijn vragen waar sommige experts en media zich iedere zomer opnieuw het hoofd over breken. De antwoorden zijn nochtans simpel: ‘zij’ gaan naar andere festivals, waar ‘blanke’ artiesten de uitzonderingen zijn.

Ik ben nooit naar Rock Werchter geweest. Dat is geen statement en zeker geen verdienste. Maar de uitspraak lokt wel vaak ongelovige reacties uit. ‘Hoezo? Jij schrijft toch al jaren over festivals in de krant?’ Sinds 1988 om precies te zijn, maar Werchter, Pukkelpop of Tomorrowland hebben nooit op mijn parcours gelegen.

Ja, één keer Werchter Classic. Een traumatische ervaring was dat, omdat ik daar geconfronteerd werd met het doorsnee festivalgedrag van mijn leeftijdgenoten. Ik bespaar u de details maar wat ik daar zag, stond heel ver van mijn ervaringen op de festivals die ik bij voorkeur bezoek. In Werchter voelde ik mij in het geheel níet thuis, terwijl er toch enkele van mijn favoriete popgroepen op de affiche stonden.

Al heel mijn volwassen leven verkeer ik in het gezelschap van Marokkanen, Afrikanen, Hollandse Antillianen en andere exoten. Ook dat is nooit een bewuste, laat staan geëngageerde keuze geweest. Ik hou toevallig van reggae- en wereldmuziek en dan kom je vanzelf in contact met andere bevolkingsgroepen. Dat was al zo in Leuven, waar ik als student en radiomaker mijn eerste Afrikanen leerde kennen. In de Antwerpse wijk Zurenborg woonden verschillende Marokkanen, onder wie enkele met dreadlocks, toen nog een spiritueel symbool en geen fashion statement. Mijn vrouw was vroeger getrouwd met een Ghanees, zo leerde ik weer een heel andere gemeenschap kennen.

u0022In de muziek bestaan ook veel racistenu0022, zong Raymond. Ook vandaag nog.

Al die mensen gingen en gaan naar de festivals waar ik al jaren met veel plezier over schrijf: Couleur Café, Afro-Latino, Sfinks, Reggae Geel, de Antilliaanse Feesten, vroeger Open Tropen… Werk genoeg voor een muziekjournalist die niet naar Werchter wil.

Ik heb me al lang neergelegd bij de dominantie van de westerse muziektraditie, zowel in de klassieke als in de pop- rock- en dancemuziek. Ik besef dat wij maar een kleine minderheid zijn, en dat reggae nooit mainstream zal worden. Ik weet ook dat niet-westerse artiesten amper toegang hebben tot de promotiemachines van de platenfirma’s en het vaste circuit van festivals en concertzalen. Veel journalisten en radiomakers zijn totaal niet geïnteresseerd in reggae, als ze er al geen rabiate afkeer van hebben. U wil niet weten hoeveel mediamensen mij dat al recht in het gezicht gezegd hebben.

‘In de muziek bestaan ook veel racisten,’ zong Raymond van het Groenewoud begin jaren 80 al, en dat geldt nog altijd. Maar ben ik slecht geïntegreerd omdat ik graag reggae hoor? Of is reggae slecht geïntegreerd omdat er minder ‘eigen volk’ op afkomt? Geen van beiden natuurlijk.

Festivals waar hoofdzakelijk Afrikaanse, Caribische en Zuid-Amerikaanse muziek geprogrammeerd staat, zijn net het toppunt van integratie. Waar anders staan zwart, bruin en blank broederlijk en zusterlijk samen te genieten? Waar anders reikt het gastronomische aanbod al sinds de jaren 90 veel verder dan de obligate frieten en hamburgers, naar alle uithoeken van de wereld? Waar anders kon mijn kleine dochter vroeger dollen en spelen met ‘anderskleurige’ kinderen zonder dat ze dat zelf ooit zo ervaren heeft? Nog een groot verschil: wij nemen graag onze kinderen mee naar de festivals.

Ik weet het, dat klinkt allemaal heel melig en multicultureel verantwoord. Maar wij hebben nooit anders gekend. Het was de liefde voor muziek (Raymond!) die ons samenbracht met mensen van andere oorsprong. ‘Niet-westerse’ muziek weliswaar, maar los van huidskleur of afkomst. Het was toch eerder de buitenwereld die daar een probleem mee had. Niet dat er meteen sprake was van onverhuld racisme – ook taal, nationaliteit en het adagium dat onbekend onbemind is, spelen zeker mee – maar het blanke superioriteitsgevoel heeft naar mijn aanvoelen heel lang standgehouden in de pop- en rockmuziek.

‘Gedaan met de speeltijd’, titelde een notoire popredacteur eind jaren 80 toen hij een slecht rapconcert gezien had, voor hem de aanleiding om het hele genre maar meteen dood te verklaren.

Dat gold destijds zelfs voor hiphop. ‘Gedaan met de speeltijd’, titelde een notoire popredacteur eind jaren 80 toen hij een slecht rapconcert gezien had, voor hem de aanleiding om het hele genre maar meteen dood te verklaren. Maar de ene zijn dood was in dit geval mijn brood. Een decennium lang mocht ik zowat alle hiphopconcerten verslaan, van Ice-T tot Wu-Tang Clan. Prince: ‘Ook een zwarte. Doe jij maar.’ Wereldmuziek: ‘Weet jij daar iets van? Goed, ga dan ook maar naar Sfinks.’ Anderen waren volstrekt niet geïnteresseerd.

Ik voel mij tot vandaag bevoorrecht.

Wij, ‘blanke, autochtone Belgen’ – ik haat die etiketten maar deze opinie kon niet zonder -zullen dit weekend op Couleur Café misschien nog net iets meer dan de helft van het publiek uitmaken. Van de 46 live-acts heeft maar een handvol mijn huidskleur. Maar ze spelen wel mijn muziek, en er heerst in Brussel een sfeer die veel dichter aanleunt bij mijn leefwereld dan die op eender welk rockfestival. Al was het maar omdat ik geen frieten of hamburgers eet.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content