De diepere draai (2): (her)ontdek het oeuvre van Gil Scott-Heron, de peetvader van de hiphop

Gil Scott-Heron in 1988 © Tim Hall/Getty
Jonas Boel
Jonas Boel Jonas Boel is medewerker van Knack Focus

De cafés blijven op slot, de cultuursector ligt stil en versoepelingen zijn (nog) niet aan de orde. De uitgelezen kans om eens een muzikaal oeuvre uit te diepen. Tot het échte leven zich opnieuw in gang trekt, gidsen we u in de reeks ‘De diepere draai’ elke vrijdag door de discografie van een artiest, in vijf eenvoudige stappen. Deze week: jazzpoëet, funkicoon, en hiphoppionier Gil Scott-Heron.

Schrijver, dat zou hij worden. En talent had de jonge Gil Scott-Heron, genoeg om als tiener een beurs te versieren voor de prestigieuze Ethical Culture Fieldston School, als één van de slechts vijf zwarte studenten. In 1970 verscheen z’n eerste roman, The Vulture. En muziek, dat was zijn tweede passie. Dus ging hij aankloppen bij Flying Dutchman Records, het labeltje van bekend jazzproducer Bob Thiele, de man die Louis Armstrong’s What A Wonderful World gepend had. Maar die was meer geïnteresseerd Heron’s poëzie. ‘Zet dat op plaat, en als het geld opbrengt, dan mag je er nog één maken met muziek’.

De instapplaat: Pieces Of A Man (1971)

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

En die eerste plaat met muziek is Pieces Of Man, waarop Heron, één jaar na z’n spoken word-debuut Small Talk at 125th and Lenox soul, blues, jazz, én funk omhelst. Ondertussen bewijst hij zich met scherpe pen, radde tong, en een uniek, bronzen stemtimbre als een geslepen chroniqueur van turbulente tijden.

Het bekendste voorbeeld is The Revolution Will Not Be Televised, een vlammende kritiek op de mainstreammedia en de vercommercialisering van de counter culture, en de voornaamste song die hem later het predicaat ‘peetvader van de rap’ zou opleveren. Home Is Where The Hatred Is is koortsige jazzfunk geschreven vanuit het perspectief van een junkie, tedere momenten zijn er met de titeltrack en Save The Children.

Platenbaas Bob Thiele geloofde in het talent van Gil Scott-Heron en zijn muzikale compagnon Brian Jackson, dus liet hij hen zelf hun begeleidingsgroep kiezen. En dat waren niet de minsten: zo had bassist Ron Carter onder meer aan de zijde van Miles Davis, Herbie Hancock, en Horace Silver gespeeld, en was drummer en sessieveteraan Bernard ‘Pretty’ Purdie musical director van Aretha Franklin. Een geoliede ritmetandem, die al hun ervaring in de strijd gooit tijdens het swingende Lady Day And John Coltrane, een hommage aan de saxofoongigant en Billie Holiday.

Innovatie, introspectie, en activisme: met zijn tweede album zette Gil Scott-Heron, op dat moment nog maar 22, de krijtlijnen uit voor z’n toekomstige, muzikale nalatenschap. Dat van een meesterverteller en pionier, die door Pitchfork in hun hedendaagse review van Pieces Of A Man in één adem met Bob Marley en Fela Kuti wordt genoemd.

(Het begin van) de creatieve piek: The First Minute Of A New Day (1975)

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Wanneer Heron en trouwe luitenant Brian Jackson bij hun vijfde album zijn aanbeland, hebben ze onderweg één illusie opgeborgen: een commerciële hitsingle scoren. Het dichtst in de buurt kwamen ze met het op Latijns-Amerikaanse ritmes gebaseerde The Bottle, uit Winter In America (1974). Ironisch genoeg net het album waarop het duo steeds vrijere en diepere muzikale paden begon te verkennen.

Het bescheiden succes van The Bottle ging niet onopgemerkt voorbij aan Clive Davis, voormalig hoofd van het grote Columbia Records, die met Arista net zijn eigen label had opgericht. Gil Scott-Heron is de eerste artiest die hij een contract aanbiedt. ‘An elevation in visibility’, volgens Heron in zijn autobiografie The Last Holiday. Maar ook een budgettaire promotie. Plots staat Heron, geflankeerd door een zevenkoppige band, op het podium van Madison Square Garden, en kan hij zijn job als docent literatuur aan de University of the District of Columbia opgeven.

The First Minute of A New Day is dan ook het begin van een creatief vruchtbare periode, waarin Heron en Jackson (nu zij aan zij vermeld op de albumhoes) voor Arista in een spanne van zeven jaar tijd negen langspelers inblikken. De songs rekken zich langer uit, de arrangementen wortelen zich dieper in de jazz, de atmosfeer is meer ontspannen. En intussen blijft Heron’s maatschappelijke antenne op scherp staan, zoals blijkt uit tracks als Winter in America en Guerilla.

De eerste comeback: Spirits (1994)

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

De liefde tussen Gil Scott-Heron en Arista duurt tot en met het album Moving Target, in 1982. Intussen is ook Brian Jackson opgestapt. Heron heeft een nieuwe metgezel: crack cocaïne. Van platen maken komt niks meer in huis, en bovendien is het MTV-tijdperk oude soul- en jazzkrijgers met literaire aspiraties niet bepaald gunstig gezind. Zoals zovelen van zijn generatie verdwijnt Gil Scott-Heron tussen de plooien van de geschiedenis.

Tot 1994, en Heron uit het niets opduikt op TVT Records, het indielabel dat ooit Nine Inch Nails lanceerde. Dankzij acid jazz en triphop zijn jazz, soul, en funk uit de seventies opnieuw in zwang, en de 45-jarige Heron – wiens oude albums op cd worden heruitgebracht – pikt z’n graantje mee.

Spirits is geen volmaakte plaat, maar het patina op Heron’s stem heeft niks van z’n tijdloze branie verloren, en het album vermijdt de typische valkuilen van oude legendes die bij een nieuw en jong publiek willen scoren. Integendeel: in Message To The Messengers richt hij zich streng tot de rappers die hij ooit inspireerde: ‘Four letter words or four syllable words won’t make you a poet/ It will only magnify how shallow you are and let everybody know it’.

Ook de titeltrack, een compositie van John Coltrane waar Heron een tekst op bedacht, en het drieluik The Other Side, waarin delen van Home Is Where The Hatred Is worden herwerkt, maken dit een retour in stijl. Hoewel, ‘retour’…

De laatste comeback: I’m New Here (2010)

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Na de release van Spirits verdwijnt Gil Sott-Heron opnieuw in de anonimiteit. En in de gevangenis, wegens het zoveelste drugsdelict. Het is daar, achter de tralies van het fameuze Rikers Island, dat hij in 2006 bezoek krijgt van Richard Russell, baas van XL Recordings en superfan.

Samen maken ze I’m New Here, een autobiografische plaat vol minimale beats en groezelige soundscapes, gekleurd door enkele raak gekozen covers zoals de titeltrack (origineel van Smog) en Me And The Devil, een bluesklassieker van Robert Johnson. Wat Rick Rubin deed met Johnny Cash in de herfst van zijn leven, presteert Richard Russell met Gil Scott-Heron: een (geloof)waardige comeback in de stijgers zetten. ‘The reawakening of the Godfather’s own ­formidable ­songwriting talent’, schrijft The Guardian.

Een jaar na de release verschijnt een remixversie van de plaat, We’re New Here, geproducet door de destijds 21-jarige Jamie xx. De pers is unaniem lovend, maar lang kan Gil Scott-Heron niet proeven van de herwonnen appreciatie: op 27 mei 2011 blaast hij in z’n ziekbed te New York zijn laatste adem uit. Op Twitter brengt Chuck D van Public Enemy hulde met de woorden: We do what we do and how we do because of you’.

Probeer ook eens: The Last Poets – At Last (1973)

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Ook pioniers hebben hun grote voorbeelden, en in het geval van Gil Scott-Heron waren dat The Last Poets. Toen Heron de groep radicale straatpredikanten uit Harlem aan het werk zag op de Lincoln University, waar hij schoolliep, inspireerde dat hem om een gelijkaardige richting in te slaan met zijn muziek. The Revolution Will Not Be Televised was zelfs een rechtstreeks antwoord op hun When The Revolution Comes.

The Last Poets ontstond eind jaren ’60, en de leden waren intens verweven met de burgerrechtenbeweging en Afro-Amerikaanse organisaties zoals de Black Panthers. Initieel brachten ze hun geëngageerde en politiek bewuste poëzie op het uitgepuurde ritme van Afrikaanse percussie, maar op latere albums – zoals At Last – werden ook andere instrumenten toegevoegd in de mix. Ze bedachten er een naam voor: ‘jazzoetry‘.

Gil Scott-Heron wordt zo vaak in één adem met The Last Poets genoemd, dat veel mensen denken dat hij lid was van het collectief. Niet dus, maar bij de volgende cafédiscussie over de roots van hiphop slaat u hoegenaamd geen mal figuur door hun beider namen op de toog te gooien.

Gil Scott-Heron – ‘I’m New Here’ (official video)XL Recordingshttps://www.youtube.com/user/XLRecordingsvideo1132001.0YouTubehttps://www.youtube.com/360480https://i.ytimg.com/vi/eV_astp3BjM/hqdefault.jpg

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content