40 jaar na het visitekaartje van The Clash: ‘Muziek die in je gezicht dreigt te ontploffen’

© /

Bij het jaar 1977 denkt u wellicht meteen aan de Sex Pistols. Maar de beste, veelzijdigste en duurzaamste Britse punkplaat blijft toch het titelloze debuut van The Clash, dat zes maanden voor Never Mind the Bollocks verscheen en waarop nihilisme wordt verdrongen door revolutionaire razernij. Veertig jaar later staan de meeste songs nog altijd trots overeind.

Het cliché wil dat punkbands niet konden spelen: wie anno 1977 de drie simpelste gitaarakkoorden beheerste en met zijn versterkers voldoende tyfusherrie kon produceren, mocht zonder verwijl het podium op. Muziek maken was eigenlijk makkelijk zat: iedereen kon het. Je hoefde heus niet naar het conservatorium te zijn geweest om je op een instrument te kunnen uitleven. Gewoon inpluggen en gáán, luidde de imperatief van de dag.

Halverwege de seventies gingen rocksterren, type Rod Stewart of Led Zeppelin, zich steeds meer als steenrijke aristocraten gedragen. Ze kwamen vaker in het nieuws met seks, drugs of financiële excessen, dan met hun muziek. The Stones waren, godbetert, de discotoer opgegaan en aan de andere kant van het spectrum stonden bands als Emerson, Lake & Palmer of Yes, die van protserige virtuositeit hun handelsmerk hadden gemaakt en, in hun hang naar Grote Kunst, zo oeverloos saai klonken dat je erbij dreigde in te dommelen.

In een tijd waar de ene economische crisis de andere opvolgde, de werkloosheid toenam en de Koude Oorlog naar een nieuw hoogtepunt toe groeide, konden jongeren in de popidolen van het moment niet langer rolmodellen herkennen. De rebelse spirit van rock-‘n-roll dreigde voorgoed verloren te gaan.

Tegelijk stond een generatie te dringen die op radicale verandering aanstuurde. ‘No More Heroes’, zongen The Stranglers: wat je zelf doet, doe je beter. Wie zich genegeerd voelde door de mainstream media, startte gewoon zelf een fanzine op. Wie geen geld had om dure kleren te kopen, trok, bij wijze van statement, zijn versleten plunje aan en wie zich verveelde omdat hij niets om handen had kon altijd nog zelf een bandje beginnen.

Tegenstroom

De ethiek van de punkbeweging steunde op een tabula rasa. Wie jong was in ’77 had lak aan de waarden van de hippies en de baby boomers. Vooral in Groot-Brittannië stak de grauwheid van het decennium schril af tegen het optimisme van de jaren zestig. Toen de Britse entrepreneur Malcolm McLaren naar New York reisde, merkte hij aan de plaatselijke muzikantenscene dat er een tegenstroom op gang was gekomen, met New York Dolls, Television, Ramones, Suicide, Blondie en Talking Heads als voornaamste exponenten. Dus scharrelde hij thuis in Londen een zootje ongeregeld bij elkaar, dat het klassenbewuste Engeland pas goed op stelten zou zetten. Met de Sex Pistols stak hij het Britse kruitvat aan dat, middels provocerende singles als ‘Anarchy in the UK’, ‘God Save the Queen’ en ‘Pretty Vacant’, dra voor een ware punkexplosie zou zorgen.

De optredens van de Pistols verliepen wild en tumultueus en mondden steevast uit in relletjes en knokpartijen. De groep was compleet onhandelbaar, werd liever gehaat dan geliefd, zocht vrolijk de confrontatie op en schopte zoveel stennis dat ze de goegemeente aan het walgen bracht.

Met hun luide, snauwende en gebalde nummers verklankten de Sex Pistols de frustraties van al wie zich verveelde of sociaal uit de boot dreigde te vallen. Plots leek het alsof alle sluizen open werden gezet: massa’s jongeren die Johnny Rotten & co aan het werk zagen, riepen zelf een band in het leven en heroverden in een mum van tijd de muziek die hen door de vorige generatie was afgenomen. Het belangrijkste gezelschap uit die lichting was zonder twijfel The Clash.

Gitarist Mick Jones speelde al bij de proto-punkband London SS, samen met Keith Levene (die later zou opduiken in Public Image Ltd), drummer Topper Headon en bassist Paul Simonon, een kunststudent die nog nooit een instrument had beroerd, maar na het zien van de Sex Pistols aan de bas ging. Toen de groep Joe Strummer, een diplomatenzoon die actief was bij de pubrockband 101’ers, als frontman rekruteerde, was The Clash een feit.

Botsing

De Pistols bestonden uitsluitend uit zelfdestructieve anarchisten die gratuit tegen alle heilige huisjes aanschopten. The Clash klonk al net zo dreigend en etaleerde dezelfde rauwe energie, maar was minder nihilistisch en had veel meer te vertellen. Joe Strummer en zijn vrienden speelden Combat Rock: ze schreven over wat ze kenden en gingen in hun politiek geïnspireerde songs te keer tegen armoede en onrechtvaardigheid. Net zoals het Amerikaanse MC 5 hen had voorgedaan, wilden ze het revolutionaire vuur oppoken. “Ik maak me nergens illusies over”, zei Strummer. “Maar ik hoop wel dingen in beweging te zetten”. De naam The Clash, bedacht door Simonon, betekende zoiets als ‘botsing’ of ‘conflict’ en paste de groep dus als een handschoen. Geen wonder dat het kwartet (nu tijdelijk met Terry Chimes als drummer en zonder Levene) als voorprogramma werd aangezocht bij de Anarchy in the UK Tour van de Sex Pistols.

De eerste, titelloze lp van The Clash werd ingeblikt tijdens drie weekends, met een minimum aan overdubs. De geluidskwaliteit liet soms wat te wensen over -de nummers waren nauwelijks veredelde demo’s- maar in al haar spontaneïteit klonk de muziek energiek, dynamisch en integer. De bandleden gaven blijk van jeugdige arrogantie en hun licht ontvlambare stijl liet er geen twijfel over bestaan dat ze op het tijdsgewricht hun stempel wilden drukken. Jones stond meestal in voor de muziek; Strummer bedacht de teksten, die het rusteloze maatschappelijke en politieke klimaat van het moment weerspiegelden. De combinatie straalde woede en verontwaardiging uit, maar ook passie en intelligentie. The Clash musiceerde op het scherp van de snee -nerveus, primitief, trefzeker- en deed er alles aan om de misnoegde Britse jeugd tot actie aan te porren.

Toen het kwartet een platencontract tekende bij major CBS, begon echter de achterklap. “Uitverkoop!”, sneerde men in het punkmilieu, waar ook meesmuilend werd gedaan over de geprivilegieerde achtergrond van Joe Strummer. Niettemin waren The Clash erg begaan met hun fans, die ze als hun gelijken beschouwden. Om niemand uit te sluiten hielden ze de ticketprijzen voor hun optredens zelfs bewust zo laag mogelijk.

Imperialisme

De nummers van The Clash waren doordachter en getuigden van veel meer visie dan die van de meeste andere Britse punkgroepen. ‘I’m So Bored With The USA’ nam cultureel imperialisme op de korrel, ‘London’s Burning’ ging over drugs en apathie, ‘Career Opportunities’ laakte de perspectiefloosheid die gepaard ging met “living on the dole” en het intense ‘White Riot’ vormde de neerslag van rassenrellen tijdens het carnaval van Notting Hill. In ‘Remote Control’ spuwde Mick Jones dan weer zijn gal over ambtelijke bureaucratie, inhalige multinationals en politiegeweld.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Dat het niet altíjd zwaarwichtig hoefde, bleek uit ‘Janie Jones’, dat werd ingegeven door een in die dagen beruchte Londense hoerenmadame, of ‘Protex Blue’, over het type condooms uit de automaat in de toiletten van de studio waar de lp werd opgenomen. Met afsluiter ‘Garageland’ reageerde The Clash op een negatieve concertrecensie in New Musical Express, waarin Charles Shaar Murray de groep had weggezet als “een garageband die beter in de garage was gebleven”. Strummer en de zijnen schreven de song, die later zou worden gecovered door Billy Bragg, vooral om het ongelijk van de criticasters te bewijzen. En met succes.

Hoewel ‘harder, luider en sneller’ in de punkscene steeds terugkerende ordewoorden waren, toonden de leden van The Clash vanaf het prille begin hun veelzijdigheid en muzikale eclecticisme. Hun West-Londense biotoop was een multiculturele smeltkroes, waar ska en rocksteady als het ware in de lucht hingen. Reggae maakte dus als vanzelfsprekend deel uit van hun referentiekader en hun coverversie van Junior Murvins ‘Police and Thieves’ groeide zelfs uit tot één van de hoogtepunten uit hun debuut.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

In die periode bracht de groep op het podium regelmatig ‘Dancing Shoes’ van The Wailers en later zou ze ook Toots & The Maytals coveren, samenwerken met Lee ‘Scratch’ Perry en zelfs een vermelding krijgen in ‘Roots, Rock, Reggae’ van Bob Marley. Maar eigenlijk was de unieke sound van The Clash een distillaat van uiteenlopende invloeden. Fifties rockabilly, de klassieke rock van The Rolling Stones, The Faces en Mott The Hoople, de pubrock van Dr. Feelgood en Eddie & The Hot Rods, het maakte allemaal deel uit van de mix.

Iconisch

Toegegeven, met ‘What’s My Name’, ‘Deny’ en ‘Cheat’ stonden er enkele vullertjes op de plaat, maar al bij al zou het invloedrijke debuut van The Clash, verschenen op 8 april 1977, de tand des tijds veel beter doorstaan dan Never Mind the Bollocks van de Sex Pistols, dat pas in oktober van datzelfde jaar werd losgelaten. The Clash schopte het tot dertiende plaats in de Britse charts. Niettemin achtte de platenmaatschappij het werkstuk veel te rauw en te onrijp voor de Amerikaanse markt. De overzeese release kwam er pas met twee jaar vertraging en een drastisch gewijzigde tracklisting. Vier van de oorspronkelijke nummers werden geschrapt, ten voordele van singles als ‘Clash City Rockers’, ‘(White Man) In Hammersmith Palais’ en een cover van ‘I Fought the Law’, de song van Sonny Curtis die in de sixties populair was gemaakt door de Bobby Fuller Four. Toch werden, alleen al van de geïmporteerde Britse versie in de VS ruim 100.000 stuks verkocht, wat veel zegt over de iconische status van de plaat.

“Dit is muziek die je hart sneller doet kloppen. Een aanslag, een inbreuk, rock-‘n-roll zoals God het heeft bedoeld”, schreef criticus Bill Shapiro. “Gebald, niet altijd aangenaam om naar te luisteren, maar wél de beste samenvatting van waar punk destijds voor stond. Het is een plaat waarvan je verwacht dat ze ieder moment in je gezicht zou kunnen ontploffen.” NME noemde The Clash één van de beste langspelers aller tijden, in de top honderd van de beste debuten in Rolling Stone eindigde ze op de twaalfde plaats en het is ook de favoriete lp van muzieksocioloog Simon Frith.

The Clash zou later met nog sterker werk op de proppen komen (London Calling, Combat Rock), maar de toon was gezet. En waar de Sex Pistols al na één plaat waren opgebrand, hielden hun beeldenstormende rivalen het nog vol tot in 1986. De groep zelf liet over haar ideologie alvast geen twijfel bestaan: “I think people ought to know that we’re anti-fascist, we’re anti-violence, we’re anti-racist and we’re pro-creative”, meldde Joe Strummer aan wie het horen wilde. En bovenal: “We’re against ignorance”.

Anno 2017 kan de wereld dus best wel een nieuwe Clash gebruiken.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content