ZWART OP WIT

© FOTO KRIS DEWITTE

Of hij straks de eerste zwarte regisseur wordt die een Oscar krijgt, valt nog af te wachten. Maar één ding is nu al zeker: met het op feiten gebaseerde drama 12 Years a Slave levert de Brit Steve McQueen de meest intense film ooit over slavernij in Amerika af. Een gesprek over slaven, meesters en andere issues. ‘Obama heeft deze film mogelijk gemaakt. Niet Spielberg of Tarantino.’

‘Ik weet niet of ik nog wel een tweede film wil maken’, vertelde Steve McQueen me nadat hij in 2008 met Hunger – over IRA-hongerstaker Bobby Sands – een van de indrukwekkendste, meest fysieke debuutfilms van het nieuwe millennium had gemaakt. ‘Misschien ben ik straks te zelfbewust om nog een even sterke film te kunnen maken en moet ik het hierbij laten. Eén keer hard uithalen en dan voorgoed weer mijn atelier in.’

Zes jaar later blijkt McQueen die voornemens royaal aan zijn laars te hebben gelapt. En gelukkig maar. Niet alleen leverde de Britse kunstenaar-regisseur in 2011 het al even sterke en strak gestileerde seksjunkiedrama Shame af – net als Hunger met Michael Fassbender in de hoofdrol – met zijn nieuwste film 12 Years a Slave, het waargebeurde verhaal van de vrij geboren Afro-Amerikaan Solomon Northup (1807-186..) die in 1841 werd ontvoerd en als slaaf verkocht, lijkt McQueen nu zelfs tot de galerij der Hollywoodgroten te behoren.

Zijn derde langspeler, die zonder inhibitie maar ook zonder sensatiezucht toont hoe Northup (Chiwetel Ejiofor) twaalf jaar lang door verschillende blanke bazen wordt uitgebuit en mismeesterd, krijgt overal staande ovaties en lyrische recensies. En met zijn zeven Golden Globe- en tien Bafta-nominaties, plus een karrevracht andere prijzen mag McQueen zich nu al vrijwel zeker opmaken voor de Oscars, waarmee hij straks mogelijk de allereerste zwarte regisseur wordt die het felbegeerde gouden beeldje wint.

Geef toe: niet mis voor een working-class kid uit het Londense Ealing die naar eigen zeggen ‘niks kon behalve tekenen’, ‘zonder kunst in de goot was beland’, en ‘zelden of nooit naar films kijkt’. Tenminste, voor zover je de nog altijd maar 44-jarige McQueen – vrank en ontwijkend, bescheiden en arrogant tegelijk – altijd op zijn woord mag geloven. Zijn professionele parcours, en niet alleen dat binnen de filmbranche, leest dan ook haast als een sprookje. Toen hij in 1993 kwam piepen met Bear – een allesbehalve knuffelbaar zwart-witfilmpje waarin hij halfnaakt een schijngevecht houdt – werd hij meteen een sensatie binnen het kunstcircuit. En in 1999 kreeg hij voor zijn al even fysieke videowerk Deadpan – waarin hij een beroemde gag van Buster Keaton overdoet en herhaalt tot de grap niet langer funny is maar dreigend wordt – de prestigieuze Turner Prize, de grootste eer die een Brits kunstenaar van onder de vijftig te beurt kan vallen.

HET HOEFT DAN OOK NIET TE VERBAZEN dat het lichamelijke ook een cruciale rol speelt in 12 Years a Slave, naar het boek dat Northup in 1853, een jaar na het verschijnen van De negerhut van oom Tom, over zijn mensonterende ervaringen als slaaf publiceerde. McQueen toont hoe Northup zweepslagen incasseert en aan de ketting wordt gelegd, hoe hij op de katoenplantages van Louisiana aan hard labeur wordt onderworpen, hoe bloed, zweet en tranen van zijn massieve, al dan niet ontblote lijf druppen, en – in een voortreffelijke anthologiescène die zijn lot in één, lang aangehouden shot benauwend precies samenvat – hoe hij met zijn voeten nog net aan de moddergrond kan, terwijl er een touw om zijn nek hangt.

Als er een rode draad in McQueens carrière te detecteren valt, dan wel de aandacht voor het lichaam, dat zowel een wapen als een gevangenis kan zijn. En voor de extreme condities waaraan dat lichaam onderworpen wordt, of het nu om een hongerstaking (Hunger), een seksverslaving (Shame) of slavernij gaat. ‘Men komt altijd terug op dat lichamelijke in mijn werk’, zucht McQueen. ‘Maar iedereen heeft toch een lichaam? Kun jij uit je lichaam treden? Wel, ik niet. Ik film mensen en dus ook lichamen. Andere vraag.’ Het is de even traditionele als ontwijkende repliek wanneer je naar het waarom van zijn fysieke obsessie polst. Alsof hij zijn privépersoon niet alleen uit de pers, maar ook uit zijn eigen werk wil houden.

Bovendien is het niet het enige punt waar McQueen, die met zijn Nederlandse vrouw en twee kinderen al jaren in Amsterdam woont – ‘Waarom? Omdat het niet Londen, New York of Los Angeles is’ – defensief op reageert. Ook wanneer de evidente vraag zich aandient of de beeldende kunstenaar soms niet in conflict komt met de filmmaker – die véél meer rekening dient te houden met verhaal, budgetten en andere praktische beperkingen – krijg je in de regel een antwoord dat impliceert dat hij zich ternauwernood bewust lijkt van de keuzes die hij maakt, hoewel zijn werk net erg rationeel en doordacht oogt. De keuze om dit specifieke boek over de slavernij te verfilmen, werd alvast ingegeven door vrouw en filmcritica Bianca Stigter, die het hem cadeau deed. ‘Ik wilde sowieso iets doen over een vrij geboren zwarte die in de slavernij belandt, maar vond geen geschikte vorm of raamvertelling. Dit boek bood me de oplossing.’

12 Years a Slave mag dan narratiever, klassieker en dus meer mainstream zijn dan voorgangers Hunger en Shame, ook nu zitten er duidelijke en welgekozen momenten in die McQueens plastische achtergrond verraden. Of kent u veel andere films over slavernij waarin verwezen wordt naar de schilderijen van Francisco Goya, die twee eeuwen voor McQueen al krachtige taferelen van foltering en fysiek geweld in modderkleuren vastlegde op doek? Of waarin haast brechtiaanse tableaux vivants zitten met zwarte slaven die de (hoofdzakelijk blanke) kijker stilzwijgend aanstaren en lijken te zeggen: ‘Wees getuige en schaam u.’

‘Ik zie geen enkel onderscheid tussen de kunstenaar en de filmmaker’, ontkent McQueen zoals verwacht. ‘Wat ik doe, is een verhaal vertellen. Film is per definitie narratief. Zelfs experimentele. Zet twee beelden achter elkaar en je krijgt een verhaal. Ons brein functioneert nu eenmaal zo. Het legt verbanden. Die beelden waarnaar je verwijst, helpen me het verhaal te sculpteren. Hoe ernstig het onderwerp ook is, of het nu om een videowerk of een film gaat: ik ben een entertainer. Ik entertain mensen. Dat is wat ik doe. Ik maak dingen. En ik denk logisch na over de manier waarop ik de dingen maak en maximaal effect kan geven. Analyseren is jouw taak.’

WAT MCQUEEN WÉL GRIF TOEGEEFT, IS dat hij Northups memoires – ondertitel: Narrative of Solomon Northup, Citizen of New York, Kidnapped in Washington City in 1841, and Rescued in 1853, from a Cotton Plantation near the Red River in Louisiana – niet integraal kon verfilmen, wegens te hard en te zwaar. ‘Uit respect voor het onderwerp en de geschiedenis wil ik de waarheid tonen, maar uit respect voor het publiek moet die verteerbaar blijven. Het is zoeken naar een balans. Soms zegt een detail meer dan historische feiten. Als je alle vreselijke dingen die Solomon heeft meegemaakt wilt kennen, moet je het boek maar lezen. En als je alles over slavernij wilt weten, moet je naar de bibliotheek, niet naar de bioscoop. Ik ben geen historicus. Ik probeer films te maken die ontroeren en hopelijk ook tot nadenken aanzetten.’

Toch lijkt McQueen te beseffen dat 12 Years a Slave reduceren tot louter ‘entertainment’, ook al is het dan van het intelligentere soort, zelfs voor de maker not done is. Nu al wordt het de beste en meest intense film ooit over Amerikaanse slavernij genoemd, een statement dat trouwens te verdedigen valt. En zelf laat McQueen geen kans onbenut om het politiek-sociale en actuele belang te onderstrepen. ‘De Tweede Wereldoorlog heeft vijf jaar geduurd en daar zijn ondertussen honderden films over gemaakt. Slavernij heeft in Amerika vier eeuwen geduurd en daar zijn hoop en al twintig films over. Daar moest dringend iets aan gedaan worden. In die zin is de film ‘belangrijk’, om een vreselijk woord te bezigen. Hij vult een cultureel hiaat op.’

Als ik vraag naar een verklaring waarom daar zo weinig films over zijn, is McQueen kordaat. ‘Schaamte. Schaamte is een sterke, verlammende emotie. Amerika schaamt zich voor zijn racistische verleden. Andere naties, waaronder het Verenigd Koninkrijk, trouwens ook. Op het moment dat de Amerikanen wereldkampioenen waren in democratie en het verspreiden van verlichte ideeën was er nog steeds slavernij in de zuidelijke staten. De gevel zag er piekfijn uit en het licht straalde door de ramen. Maar binnenin was het een smeerboel. Vergeet niet: het is nog geen honderdvijftig jaar geleden dat Lincoln de slavernij heeft afgeschaft. Het is zelfs nog geen halve eeuw geleden dat zwarten achteraan moesten zitten in een bus en Martin Luther King neergeschoten werd omdat hij opkwam voor gelijke rechten. Het is niet prettig om daaraan herinnerd te worden. Zeker niet in de bioscoop.’

Dat neemt niet weg dat andere, al even onprettige nationale trauma’s – Vietnam, Watergate en noem maar op – wél regelmatig ter sprake kwamen in de bioscoop. Is een deel van de verklaring ook niet dat Hollywood overwegend blank is en dus bewust of onbewust racistisch? ‘We zijn er nog niet. Zoveel is duidelijk’, antwoordt McQueen diplomatisch. ‘Maar je moet ook niet alles inkleuren, als je begrijpt wat ik bedoel. Ja, ik ben zwart en een regisseur. Maar 12 Years a Slave is géén zwarte film. Alsof het a fucking genre is. De film gaat over slavernij en mijn hoofdpersonages zijn zwart. Dit is een menselijk verhaal. Over mensen. Met emoties, spanning, muziek, bekende acteurs… the whole package.’

McQueen merkt terecht op dat er tot hier toe ‘hoop en al twintig films’ over de zwarte slavernij in Amerika zijn gemaakt, maar die was wel een hot topic in drie mainstreamtitels die vorig jaar de zalen aandeden: het fantasymozaïek Cloud Atlas van Tom Tykwer en de Wachowski’s, de plechtstatige presidentenbiopic Lincoln van Steven Spielberg en de spaghettiwesternpastiche Django Unchained van Quentin Tarantino. Zou er dan toch een kentering in de maak zijn, vraag ik voorzichtig. ‘Dunno. Ik heb die films niet gezien’, zegt McQueen, die bovendien claimt nog nooit een film over slavernij gezien te hebben, zelfs de tv-reeks Roots niet. ‘Ik zie sowieso weinig films en wilde me niet laten beïnvloeden. Als het al een trend is, dan denk ik dat je de impact van Obama niet mag onderschatten. Dat een zwarte het tot president kan schoppen, heeft velen de ogen geopend. Ook in de filmindustrie. Niet noodzakelijk uit idealisme. Men begrijpt dat er ook voor die topics een markt is. Obama heeft mijn film mee mogelijk gemaakt. Niet Spielberg of Tarantino.’

BLIJFT DE VRAAG WAAROM HIJ ALS BRIT – ook al is hij zwart, liggen zijn familiale roots op het Caraïbische eiland Grenada en arriveerde zijn pa pas in de jaren zestig in Londen – het per se over de Amerikaanse geschiedenis wil hebben, en niet over die van het Verenigd Koninkrijk, dat ook nog lang niet in het reine is met zijn bevlekte koloniale verleden. Is de blik van outsiders – ook hoofdrolspeler Chiwetel Ejiofor is een Brit – scherper dan die van natives? ‘Niet noodzakelijk’, countert McQueen. ‘Je hoeft niet zelf iets meegemaakt te hebben om er iets zinnigs over te kunnen zeggen. Anders kun je geen enkele film over het verleden maken. Of over vliegende superhelden, want die bestaan geeneens. Het onderwerp fascineerde mij. Bovendien zijn er raakvlakken met mijn eigen achtergrond. Solomons boot ging links, die van mijn familie ging rechts. Bij wijze van spreken. Misschien was het deels zelfonderzoek. En ben ik door de film te maken bewuster geworden van mijn afkomst. Hoewel… I dunno. Uiteindelijk maakt het geen bal uit of de regisseur blank of zwart is. Wat telt, is zijn engagement en intelligentie.’

Wat die persoonlijke raakvlakken concreet inhouden: dat wil of kan McQueen, die ondertussen aankondigde voor de BBC een serie te zullen maken over ’the black experience’ en opgroeien in de Thatcher-jarentachtig, me niet vertellen. Maar in het tijdschrift Vulture lichtte hij wel een tipje van de sluier. Blijkbaar werd McQueens vader, toen die midden jaren zestig als seizoensarbeider sinaasappelen ging plukken in Florida, het slachtoffer van een racistisch incident, waarbij hij door rednecks werd beschoten en maar net aan de dood wist te ontsnappen, in tegenstelling tot twee van zijn minder fortuinlijke Jamaicaanse collega’s. Jarenlang hield McQueens vader het gewelddadige verhaal voor zich. Uit schaamte? Om zijn zoon te beschermen? Pas in 2006, op zijn sterfbed, biechtte hij het op.

Of dat familiegeheim de ware, diep persoonlijke reden is waarom McQueen thema’s als racisme en slavernij tackelt met zelden gezien venijn? Voor de kijker doet het er uiteindelijk niet toe. Die krijgt hoe dan ook een zinderende brok cinema in het gezicht gekletst met een prachtige cinematografie van McQueens vaste cameraman Sean Bobbitt en een topcast aangevoerd door Chiwetel Ejiofor als de gecultiveerde Solomon die brutaal van zijn gezin wordt weggerukt. Verder herkent u Benedict Cumberbatch als Solomons eerste eigenaar, die hem wel privileges gunt, maar te laf is om het onrecht recht te trekken; Michael Fassbender als de psychotische plantage-eigenaar met een seksuele obsessie voor de zwarte slavin Patsey; en wie ook present tekent, is superster Brad Pitt – tevens coproducent – als de progressieve Canadese loonarbeider die vindt dat ‘elke man – blank of zwart – vrij geboren is’.

Hoewel Ejiofor de film op een imposante, haast massieve manier draagt, vond de Italiaanse verdeler er enkele weken geleden dan ook niks beters op dan een overduidelijk gefotoshopte Pitt groot op de affiche te zetten, en Ejiofor te reduceren tot figurant. Commercieel opportunisme of onverholen racisme? Het incident wekte in elk geval een storm van protest los. McQueen blijft er rustig en pragmatisch bij. ‘Als er een probleem was met die Italiaanse posters, dan hebben we dat gefixt. Die dingen kunnen gebeuren. Het is zinloos om je kwaad te maken. Het is zinvol om het op te lossen.’

Nu hij in poleposition ligt om te oogsten bij de Oscars en zich heel goed bewust lijkt van het feit dat hij een ‘belangrijke’ film heeft afgeleverd, heeft McQueen duidelijk weinig zin om mensen voor de borst te stoten. In 2008, ten tijde van Hunger, kwam hij nog het filmwereldje binnengestormd met een gezonde arrogantie en een heerlijk grote mond, steeds goed voor een straffe quote – ‘een film maken is het makkelijkste wat ik ooit heb gedaan’. Anno 2014 is McQueen een stuk voorzichtiger geworden, al valt dat uit zijn werk gelukkig nog steeds niet af te leiden.

‘Als ik een prijs krijg, dan neem ik die aan’, zegt McQueen over de accolades waarmee hij de jongste maanden wordt overladen. ‘Ik heb er lang en hard voor gewerkt en het is een teken van erkenning. Maar meer waarde hecht ik er niet aan. Een Oscar verandert niks. Toch niet aan mij. Of aan mijn werk. En al helemaal niet aan het verleden. Vier eeuwen slavernij wis je niet uit door een film of een prijs. Ik ben gewoon dankbaar en blij dat veel mensen voor mijn film openstaan en erdoor aangegrepen blijken. Dat is de grootste prijs die je als kunstenaar kunt krijgen.’ 134 minuten aan zijn beelden gekluisterd worden, en Solomons pijn proeven, ruiken, horen, voelen en zien, dat is alles wat u ervoor over moet hebben.

12 YEARS A SLAVE

Vanaf 22/1 in de bioscoop.

DOOR DAVE MESTDACH – FOTO KRIS DEWITTE

Steve McQueen ‘UIT RESPECT VOOR HET ONDERWERP EN DE GESCHIEDENIS WIL IK DE WAARHEID TONEN, MAAR UIT RESPECT VOOR HET PUBLIEK MOET DIE VERTEERBAAR BLIJVEN.’

Steve McQueen ‘WO II HEEFT VIJF JAAR GEDUURD EN DAAR ZIJN ONDERTUSSEN HONDERDEN FILMS OVER GEMAAKT. SLAVERNIJ HEEFT IN AMERIKA VIER EEUWEN GEDUURD EN DAAR ZIJN HOOP EN AL TWINTIG FILMS OVER. IN DIE ZIN IS MIJN FILM ‘BELANGRIJK’, OM EEN VRESELIJK WOORD TE BEZIGEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content