Roekeloos: hoe had Chrissie Hynde haar autobiografie anders moeten noemen? Haar blinde devotie aan seks, drugs en muziek, haar aanranding door een motorbende, haar bijna-huwelijk met Sid Vicious en haar Londense kraakpandbestaan vóór The Pretenders: ze registreert het allemaal zoals ze is, onverschrokken. ‘Ik had dit boek nooit kunnen schrijven terwijl mijn ouders nog leefden.’

De bokkensprongen van het toeval toch: de dag voor ik Chrissie Hynde in haar woonstede Londen tegemoet treed, verneemt de wereld de dood van Phil ‘Philthy Animal’ Taylor, jarenlang de drummer van Motörhead. Taylor was een van de ettelijke medestoetgangers in Chrissie Hyndes wilde bestaan, dat haar van het burgerlijke en welvarende Akron, Ohio van de jaren vijftig via de hippierevolutie van de sixties rond 1973 naar het Londen van voor de punk voerde. Daar werkte ze een tijdje als journaliste voor NME, trouwde ze bijna met Sid Vicious om het land niet uitgewezen te worden, en zat ze in premature versies van The Damned en The Clash. Pas in 1979 – achtentwintig was ze toen al – brak ze finaal uit de anonimiteit met The Pretenders, samen met gitarist James (Jimmy) Honeyman-Scott, bassist en toenmalige beau Pete Farndon en drummer Martin Chambers. Maar al na twee platen vond God het welletjes: Honeyman-Scott stierf in 1982 aan een overdosis cocaïne, Farndon verdronk acht maanden later in bad met een heroïnespuit in zijn arm.

Of Chrissie Hynde haar verleden door dit boek in een ander licht is gaan zien, had ik in de loop van het gesprek nog willen vragen. Maar taterend over Phil Taylor is ze me voor.

CHRISSIE HYNDE: Weinig mensen beseffen dat de oprichting van The Pretenders jarenlang aanmodderen heeft gevergd. Neem nu Phil. Zo’n geweldige kerel en drummer dat ik hem per se bij Motörhead wilde weglokken. Alleen moest ik het zo aan boord leggen dat het zijn eigen idee leek. No fucking way dat ik het hem op de man af had kunnen vragen, Lemmy zou ziedend geweest zijn! Dus beraamde ik een plannetje. Ik zou een auditie houden voor een gitarist, Phil zou voor de gelegenheid komen drummen. Zo zou hij mijn songs horen, en hopelijk zou dat hem over de streep trekken. Die auditie is uiteindelijk niet doorgegaan, maar ze heeft er wel toe geleid dat James Honeyman-Scott in het vizier kwam, zonder wie The Pretenders misschien nooit hadden bestaan. Tijdens het schrijven van dit boek ben ik tot het besef gekomen dat schijnbaar onbeduidende gebeurtenissen, beslissingen of mislukkingen niettemin een ‘Phil Taylor-betekenis’ hadden. Al die foute mannen of eenmalige optredens, de hele load of shit: pas nu kan ik zien welke essentiële linken in een lange ketting het waren.

Je beëindigt Roekeloos abrupt na Pete Farndons dood, toen je zwanger was van je eerste dochter, met Ray Davies van The Kinks. Je vermeldt Davies maar vluchtig, je ex-man Jim Kerr van Simple Minds – vader van je tweede dochter – zelfs helemaal niet. Waarom heb je dertig jaar van je leven onbesproken gelaten?

HYNDE: Toen ik bij de dood van Jimmy en Pete was aanbeland, dacht ik: waar zou ik nu nog naartoe moeten? Het verhaal sloot zichzelf af. Je kunt zeggen dat ik dit boek dan evengoed in 1995 had kunnen schrijven, maar zo werkt het niet. Ik had die dertig jaar nodig om perspectief te krijgen op wat er toen allemaal is gebeurd. Dat is ouder worden. Bovendien heb ik zoveel uitgevreten dat ik dit verhaal nooit had kunnen uitbrengen terwijl mijn ouders nog in leven waren.

Je ouders waren babyboomers die hun leven afstemden op het tijdschrift Life, het orgaan van de ‘gouden standaard’. Nette burgers achter een wit hekje. Jij gruwde daarvan.

HYNDE: Door mijn karakter, maar toch ook door de tijden waarin mijn generatie opgroeide. Muziek was álles. Ik was veertien toen The Beatles hun eerste plaat uitbrachten. Je kunt nu wel nog naar Jimi Hendrix luisteren, maar de impact van toen komt nooit meer terug. De muziek vertelde precies hoe wij ons voelden. En wij wilden voelen wat die muzikanten voelden, omdat we zo naar hen opkeken. Zo’n revolutionair wereldfenomeen is muziek nooit meer geweest. Daarmee vergeleken was punk veel kleiner, verkruimeld in scenes en steden.

Van de drievuldigheid seks, drugs en rock-‘n-roll vond je als tiener aanvankelijk alleen de eerste twee interessant. Maar je overgave was wel meteen totaal.

HYNDE: Ik denk dat ik halfweg met het boek was toen ik doorkreeg hoeveel drugs er al waren gepasseerd, en hoeveel er nog moesten volgen. Dat maakte me een beetje bezorgd, want mensen apen elkaar nu eenmaal na – toen ik The Beatles op een van hun hoezen zag roken, wist ook ik meteen wat me te doen stond. Anderzijds kon ik alleen maar schrijven over wat ik effectief heb meegemaakt. Ik zal nooit tegen iemand zeggen dat ze geen lsd mogen slikken of alcohol drinken. Je doet maar wat je niet laten kunt. Ik kan alleen maar hopen dat niemand op basis van mijn verhaal drugs plots als een interessante optie beschouwt.

Die kans lijkt klein. Alleen al door dat ene horribele voorval waarbij je vrijwillig meeging met een motorbende, dronken en verdwaasd van de verdovende pillen. Waarna die zich aan je heeft vergrepen. Je eigen domme schuld, schrijf je. Dat stuk heeft de voorbije maanden al veel verontwaardiging gewekt.

HYNDE: Als je alcohol drinkt of drugs slikt en je bent om drie uur ’s nachts nog op zwier, dan is de kans dat er iets fout loopt tamelijk groot, dat weet iedereen. Vooral vrouwen van onder de dertig met wie ik sinds mijn boek is verschenen heb gesproken, leken me een raar beeld te cultiveren van wat ‘neen’ zeggen juist betekent. Ze geloven dat een vrouw als een prostituee over straat mag lopen, want ‘neen’ is nu eenmaal ‘neen’. Dan antwoord ik: als de andere partij een stijve heeft, betekent het ‘ja’. Waarom zou je een man zo ver willen drijven? Dat is bijna provocatie, de naïeve mentaliteit van een twaalfjarige. Feminisme betekent in elk decennium weer iets anders. Tegenwoordig paraderen zangeressen bijna naakt op het podium. Weet je wat je dan krijgt? Diep ongelukkige veertienjarige meisjes die vinden dat ze vergeleken met hun rolmodellen een misvormd lichaam hebben. Die meisjes kijken op naar wat ik sex workers noem. Pornosterren die toevallig ook platen maken, kun je bijna zeggen.

Je hebt je ouders dit boek niet willen aandoen, zei je net. Heb je ook aan de impact op je dochters gedacht?

HYNDE: Natuurlijk. Maar ik heb hun mening niet gevraagd. Ik geloof trouwens niet dat ik iets extreem bizars of shockerends heb verteld.

Naakt gemolesteerd worden door een motorbende, is dat niet extreem én shockerend?

HYNDE:(kortaf) Zoals ik zei: ik heb er hen niet naar gevraagd. Ze zijn volwassen, dat is alles wat ik erover kan zeggen.

Veel vernederender dan die aanranding, schrijf je, was toen Pete Farndon je een halve songwriting credit afdwong voor het Pretendersnummer The Wait, waarvoor hij maar een banale suggestie had geleverd.

HYNDE: Omdat het me aantastte in mijn artiest-zijn. Hij heeft die fucking song niet geschreven, maar omdat hij zo aandrong, heb ik toegegeven. Want in een band is het zogezegd één voor allen, allen voor één. Dacht ik toen nog. Wel, zulke dingen werken niet lang. De reden waarom ik er in het boek over begon, was omdat het onze kameraadschap een flinke knauw heeft gegeven. Jim Kerr heeft ooit gezegd: democratie is een prachtig woord waarmee je in bands iedereen op zijn plaats kunt houden. Iémand moet de lijnen uitzetten. Wat dus niet betekent dat niet iedereen een essentiële rol kan hebben, want een band moet een gang zijn. Ray Davies vertelde ooit over de keer dat de bassist van The Kinks hem kwam vragen wat zijn plaats in de band nu eigenlijk was. Waarop hij een plek naast de drummer aanwees: ‘Daar.’ (lacht)

Veel van je attitude doe je af als bluf, maar je bent voor onnoemelijk veel vrouwelijke popartiesten een rolmodel geweest. Madonna incluis.

HYNDE: Ik begrijp waarom, maar zelf ben ik daar nooit mee bezig geweest. In feite ben ik heel doordeweeks, a very in-the-middle person. De gulden middenweg van de tao, dat is mijn filosofie. Ik wilde wel in een band spelen, maar geen ster zijn. Dat alle aandacht mijn kant uit zou komen, was nooit de bedoeling. Ik heb net een plaat gemaakt in Nashville, met Dan Auerbach van The Black Keys. Die groep is de afgelopen jaren alsmaar groter geworden, maar nu speelt hij met The Arcs weer in kleinere zalen. Dat vindt hij fantastisch. En ik ook, voor hem. De trend om groter en beroemder en rijker te worden, wat is daar in godsnaam boeiend aan? Rock-‘n-roll is niets voor de massa. Stadions dienen in mijn ogen alleen maar voor sportwedstrijden.

Enerzijds raak je niet uitgepraat over de aantrekkingskracht die bands als Mitch Ryder & The Detroit Wheels of The Kinks als tiener op je uitoefenden. Anderzijds demystificeer je de totstandkoming van je eigen briljante songs als Brass in Pocket of Private Life. Doe je jezelf daarmee niet tekort?

HYNDE:(schouderophalend) Ik ben veel te bescheiden om er meer van te maken dan het was. Ik kan aannemen dat het teleurstellend is voor de lezer, maar ik wil niks opkloppen. Ik ben ook geen echte schrijver. Tuurlijk was er magie, maar die heb ik dan waarschijnlijk niet in de juiste woorden weten te vatten. Mijn songs worden op zich ook alleen maar interessant wanneer een band ze speelt. I always give credit to the band. Ik hoop dat ik op zijn minst duidelijk heb gemaakt dat we elkáár beter maakten.

Nog harder voor jezelf was je tien jaar geleden bij de inhuldiging van The Pretenders in de Rock and Roll Hall of Fame. Tijdens je dankwoord zei je: ‘Zonder Jimmy en Pete hadden we hier niet gestaan. Anderzijds: zonder ons zouden ze er misschien nog zijn geweest.’

HYNDE: O? Geen idee meer wat ik toen heb gezegd. (koel) Als ze niet in de band hadden gezeten, zouden ze misschien niet zo fucked up zijn geraakt. Wie zal het zeggen? Ik heb het trouwens niet begrepen op die Hall of Fame. Het hele idee druist in tegen datgene waar rock-‘n-roll om draait. Om níét tot het establishment te behoren, net daarom wilde ik – en zovelen met mij -zo graag in een band spelen. De enige reden waarom ik niet vriendelijk voor de eer heb bedankt, was dat ik er vooral geen heisa mee wilde veroorzaken. Awards zijn, opnieuw, voor sportlui. De ene heeft verder gesprongen dan de andere? Gefeliciteerd, geef hem een medaille. In de muziek werkt dat niet.

Treed je nog graag op?

HYNDE: Zeker. Vorig jaar heb ik met mijn soloplaat Stockholm getoerd, volgend jaar ga ik waarschijnlijk de baan op met die Auerbach-plaat, die rond de zomer moet uitkomen. Met in het achterhoofd altijd de gedachte: keep it small, keep it real. Ik wil nog altijd met mensen in een band spelen. Maakt niet uit of ze getalenteerd zijn of niet. Ik ben zelf ook maar een doorsneegitariste. Zodra ik besefte dat ik songs kon schrijven met de primitieve skills die ik had, ben ik lui geworden. That fucks my head up, dat ik nog altijd leun op wat ik op mijn twintigste heb geleerd door naar Mose Allison te luisteren. Ik wil tijd maken om bij te leren. Desnoods moet iemand anders maar zingen.

Plannen heb je nooit gemaakt, leren we uit Roekeloos. Je wilde alleen zo weinig mogelijk tegen je zin doen. Je hebt in Sex gewerkt, de befaamde boetiek van Malcolm McLaren en Vivienne Westwood. Je hebt T-shirts ontworpen, zoals dat ene met op de voorkant rockjournalist Nick Kent, je zoveelste ex, en op de achterkant de bereidingswijze van een kalkoen.

HYNDE:(grijnst) Een van mijn betere ingevingen.

Uiteindelijk is het toch muziek geworden.

HYNDE: Maar nooit voor de glorie of de roem of wat dan ook. Ik ben er enorm voor beducht dat mensen zouden zeggen: daar heb je haar weer. Overexposure is nergens goed voor. Laten we eerlijk zijn: ik heb misschien nog een goeie tien jaar voor me. Ik wil niet te veel vooruitdenken, gewoon doen wat goed voelt. Ik hoef helemaal niets te bewijzen.

Heb je nog contact met mensen uit het boek?

HYNDE: Tuurlijk. Hoewel er velen naar de andere kant van de wereld zijn verhuisd: Lemmy, John Lydon en Steve Jones van de Pistols… Maar grappig dat je dat zegt. Ik heb via via gehoord dat Scotty, een vriend die in de gevangenis had gezeten en ook vaak in het verhaal voorkomt, niet zo gelukkig was met hoe ik hem heb neergezet: als een loser. Kan ik er wat aan doen dat hij er een wás. Dus heb ik hem opgebeld, voor het eerst in dertig jaar, om hem ervan te overtuigen dat hij lang niet de grootste asshole is in het verhaal. (lacht) Zelf heeft hij zich uitvoerig verontschuldigd voor zijn wangedrag toen hij eens met The Pretenders op tournee meereisde. (geïrriteerd gezicht) Waarop ik zei: doe niet zo stom, dat is rock-‘n-roll, daarin móét je helemaal geen sorry zeggen. Ik vond het ook geweldig dat er zo veel volk was op de boekpresentatie enkele maanden geleden hier in Londen. Don Letts (dj in de punkdagen, en later lid van Big Audio Dynamite, nvdr.) draaide muziek, Viv Albertine van The Slits was er, Vivienne Westwood ook, Paul Simonon van The Clash… Lui die ik in jaren niet meer gezien had en plots waren ze er, alsof ze van de pagina’s waren gesprongen. Behoorlijk trippy.

Denk je nog vaak aan Jimmy en Pete?

HYNDE: Niet echt. Tijdens het schrijven wel, maar het is allemaal zo lang geleden. Ach, de dood hoort bij het leven. Ik was laatst samen met een stel vrienden en we hebben voor de lol gewed welke muzikant de eerstvolgende zou zijn om de pijp uit te gaan. Neen, ik zeg niet wie ik koos. Zelf vind ik daar hoegenaamd niets creepy aan, bejaarden in het rusthuis doen volgens mij precies hetzelfde. Veel mensen in deze business hebben hard geleefd en ooit keert zich dat tegen je. Daarom zijn we bijna allemaal gekapt met onze oude levensstijl. Van Morrison drinkt niet meer, Neil Young rookt niet meer, Iggy Pop slikt geen acid meer. Je verteert je katers veel slechter, en op het podium kun je stoned niet dezelfde energie opbrengen. Op je veertigste begin je het te overwegen. Op je vijftigste begin je er ernstig aan te denken. En als je de zestig voorbij bent, hak je op een dag de knoop door. In principe ben ik clean en sta ik droog, maar laat het me niet zweren. (grijnst) Volgens mij zal alleen Lemmy altijd dezelfde blijven.

Je had zelf ook al enkele keren dood kunnen zijn. Roekeloosheid is het subtiele verschil tussen moed en dwaasheid.

HYNDE: Daar heb ik nooit over nagedacht. Ik wilde alleen maar vrij zijn. Verder reikte mijn ambitie nooit. Ook nu nog. Ik heb een buspas, ik ga en sta waar ik wil en niemand valt me lastig. Ik leid een alledaags leven en daar hecht ik enorm aan. Zo heb ik het altijd gewild. Elke week ga ik naar de bioscoop, meestal alleen. Weet je wat daar zo aantrekkelijk aan is? Dat je kunt rechtstaan en opstappen als je de film maar niks vindt. Ben je samen dan zal de ander altijd zeggen: (fluistert) ‘Hou nog even vol.’ Ik heb het goed, voor mij hoeft er niets meer zo nodig. Als de dood mij morgen komt halen, zou ik zeggen: take me, I’m ready. Ik heb altijd een korte lont gehad, maar nu is er niets dat me nog echt stoort. Ja, te luide muziek in restaurants. Sléchte muziek in restaurants. Muziek als geluidsbehang, helemaal weggerukt van de rituele beleving die het zou moeten zijn. Maar ik moet me al echt laten gaan om me daarover op te winden. Ik denk dat het discipline is. Wie had dat ooit van mij verwacht? (grijnst)

ROEKELOOS

Uit bij Nijgh & Van Ditmar.

DOOR KURT BLONDEEL

Chrissie Hynde ‘VOORAL VROUWEN VAN ONDER DE DERTIG GELOVEN DAT JE OM 3 UUR ‘S NACHTS ALS EEN PROSTITUEE OVER STRAAT MAG LOPEN, WANT ‘NEEN’ IS ‘NEEN’. ALS DE ANDERE PARTIJ EEN STIJVE HEEFT, BETEKENT DAT ‘JA’.’

Chrissie Hynde ‘GROTER, BEROEMDER, RIJKER: WAT IS DAAR IN GODSNAAM BOEIEND AAN? ROCK-‘N-ROLL IS NIETS VOOR DE MASSA. STADIONS DIENEN ALLEEN MAAR VOOR SPORTWEDSTRIJDEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content