WOUTER DEPREZ & WIM HELSEN

© RANDALL CASAER

Hun nieuwe theatershows gaan met een paar dagen verschil in première. Wouter Deprez en Wim Helsen over theater als therapie, glijden naar de eerste voorstelling en hun haat voor clowns. ‘Ik zie dat best wel zitten, samen met jou een stuk schrijven.’

Een ijskoude maandagochtend in januari, Bourlaschouwburg, Antwerpen. Er komt een vervaarlijke berenmuts op me af, met daaronder Wouter Deprez. ‘Kan ik iedereen aanbevelen, heerlijk warm’, zegt hij. ‘Ik moet me goed verzorgen met de première voor de deur.’ Niet alleen Deprez kijkt tegen een nakende première aan: twee dagen na de start van Hier is wat ik denk treedt Wim Helsen voor het eerst in de Belgische zalen aan met zijn nieuwe show Spijtig spijtig spijtig. Het ideale moment voor een dubbelinterview met de twee heren – ‘jazzmuzikanten met woorden’, aldus Deprez. Nu ja, dubbel: er zal nog een derde man mee aan tafel schuiven. Ex-stand-upcomedian en stripauteur Randall Casaer, coach, muze, steun en toeverlaat van zowel Helsen als Deprez. Als ze repeteren, zit Casaer erbij om hen raad te geven, maar ook om te droedelen, tekeningetjes te maken waarmee hij zijn gedachten en die van Wouter en Wim vormgeeft. Ook tijdens dit gesprek neemt hij die rol van commentator en illustrator op zich.

Maar voorlopig zitten nog maar twee personen tegenover mij aan tafel: Helsen heeft zich overslapen. Terwijl we op hem wachten, vraag ik Deprez hoe hard het wennen is aan dit deel van de wereld na zijn verblijf in het Zuid-Afrikaanse Plettenberg. Deprez trok eind 2011 voor een jaar naar Zuid-Afrika, samen met zijn partner, die aan de slag was in Die Sterreweg, een zorghuis voor minderbedeelde kinderen met een fysieke en/of mentale beperking. Hij maakte over zijn ervaringen daar een fel gesmaakte reeks voor Radio1, Radio Plettenberg. ‘In Zuid-Afrika zijn de meeste problemen complexer, door de waanzinnige geschiedenis van het land’, zegt Deprez. ‘Maar hoe verschillend de bevolkingsgroepen ook zijn, er is meer sociaal contact dan hier – al is het maar de dagelijkse omgang tussen een rijke blanke en zijn zwarte meid. Zo individueel en naast elkaar als wij hier leven, dat komt daar veel minder voor. Ik bewonder ook de moed van die mensen, hun emotionele reikwijdte, hun hartelijkheid en hun overlevingskracht. Ze koesteren hun ongeluk minder, ook al is hun boterham er dik mee belegd.’

Heb je er aan je nieuwe show gewerkt?

WOUTER DEPREZ: Neen, dat ging niet. Daarvoor was het ritme waarop ik leefde te rustig, te los. Bovendien was ik er amper op de hoogte van wat zich hier afspeelde. Dat gaf me een aangenaam vrij gevoel. Wat ik wel deed, was losse grapjes schrijven. Blad-zij-den heb ik gevuld met zulke grapjes. Slechte grapjes.

RANDALL CASAER: Dat is niet waar, Wouter.

DEPREZ: Veel van die grapjes vind ik niet meer grappig. Ik probeerde iets te schrijven in de trant van Steven Wright of Demetri Martin, maar ik deed hen gewoon na. Slecht na.

Toch gaat de voorstelling ook over Zuid-Afrika.

DEPREZ: Ja, vooral de weerbots ervan. Toen ik terug was in België, heb ik een dipje gekregen. Ginder was er veel zon, hier werd het herfst. En ik schrok dat de mensen hier veel meer hebben en toch minder tevreden zijn. Er hangt een somberte in de lucht. Daaruit is Hier is wat ik denk gegroeid.

PLOTS DAVERT HET BAROKKE DECOR VAN DE Bourlafoyer. ‘Sorry! Ik had mijn wekker wel gezet maar niet aangezet’, verontschuldigt Wim Helsen zich. Met muts van FC Arsenal. ‘Gekregen van mijn zoontje. Als cadeau uit Londen. Het helpt om mijn haar plat te drukken als ik recht uit bed kom’, lacht hij.

Daar is hij dan. De man die ‘een deur openduwde’ voor Deprez, zoals die dat noemt. ‘Als beginnende stand-upcomedian voelde ik weinig verwantschap met wie er toen op de comedyplanken stond. Maar toen ik Wim zag, klikte er iets. Hij heeft me getoond dat je tegelijkertijd kunt ontroeren, grappig zijn, met taal spelen én een energieke show afleveren.’

De twee begroeten elkaar hartelijk. Ze volgen elkaar wel – ‘Randall vertelt me alles over Wim, inclusief de moppen die hij maakt en die ik niet meer kan maken’, grapt Deprez – maar elkaars laatste voorstellingen hebben ze niet gezien. ‘Zelf te druk bezig met mensen aan het lachen brengen’, aldus Helsen.

En met de wereld verbeteren?

WIM HELSEN: Niet letterlijk. Spijtig spijtig spijtig gaat net als mijn vorige stukken over de mens, zijn problemen en soms onhandige oplossingen. Het stuk is gegroeid uit een onnozel zinnetje over een voorval – neen, dat verklap ik niet – en daar schreef ik zinnetjes omheen. Zodat het voorval nog groter wordt. Ik wil het publiek laten lachen en mededogen voelen met een figuur die klagerig, egocentrisch en verveeld in de wereld staat, alles vanuit zijn eng perspectief bekijkt en daarop flipt.

Zijn jullie klaar voor de première?

DEPREZ: Ik sta op het laddertje van de glijbaan, en ik begin aan alles te twijfelen. Het is de bedoeling dat ik me nu toch in de afdaling gooi en op de première het tintelende gevoel ervaar alsof ik in volle vaart van de glijbaan kom.

HELSEN: Ik ben nog niet tevreden over het einde. Zelfs al sta je anderhalf uur schitterend te spelen, als het laatste halfuur mak is, gaan de mensen met een zwaar gevoel naar huis. Ik wil dat ze geïnspireerd, licht en in een grotere staat van vrijheid de zaal verlaten. Dat ze met meer goesting om te leven buitenkomen.

Je klinkt als een straathoekwerker op de scène.

HELSEN: Ik ben sociaal werker geweest en hield van die baan. Toen ik stopte bij Radio1 en weer het podium op kroop (in 2001, nvdr.), begon ik opnieuw les te geven omdat ik niet direct van mijn cabaretwerk kon leven. Ik gaf Nederlands aan anderstaligen. Ook dat deed ik graag. Je geeft les aan mensen die van overal komen, midden in het leven staan en hun best doen om hier te overleven. Als ik geen cabaretier was, dan was ik dat en zou ik daar perfect gelukkig mee zijn.

Mensen een goed gevoel geven, is dat jullie missie?

HELSEN: Mijn bron is mijn zielenleven. Het is springen (doet alsof hij zijn evenwicht tracht te bewaren) van ijsschots naar ijsschots. Al is het wel de bedoeling dat het herkenbaar is voor iedereen. Wat ik doe, is die zielenpijn analyseren, kijken wat er in de weg zit en dat dan als lachwekkend voorstellen. En draaglijker maken. Dat is geen EHBO, maar chirurgie. Vrolijke chirurgie. Het kan lukken of mislukken.

CASAER: Mooi visitekaartje: ‘Wim Helsen – vrolijke zielenchirurgie’.

HELSEN: Het is niet nodig voor de wereld dat ik doe wat ik doe. Dat besef ontslaat me van het idee dat ik een missie heb.

CASAER: Toch heb je ze. Een van de persoonlijkheden van Wim is een wereldverbeteraar en een helper. Als ik met iets zit en dat aan hem vertel, dan zal ik van Wim iets krijgen dat het me makkelijker maakt. Het jezelf en de mensen makkelijker maken, daar ben jij mee bezig en daar communiceer jij over. Dat is wie je bent. Je helpt en zorgt graag.

Help jij ook, Wouter?

DEPREZ: Anderen en mezelf. Ooit las ik in een interview dat een voorstelling geen therapie mag zijn. Hoezo? Als die therapie mensen een leuke avond bezorgt, dan is dat toch prima?

HELSEN: Je bezorgt de mensen een avond lang plezier, dus doe je op dat moment iets goeds voor hen. Je brengt licht, vrolijkheid en levenslust.

Humorologie schrapt zijn concours wegens gebrek aan groot talent. Het focust nu op circus en noemt stand-upcomedy een ‘vorm van hedendaagse clownerie’. Zitten hier twee clowns voor me?

HELSEN:(windt zich op) Ik vind het onzin om het concours te schrappen. In zijn beginperiode nam Urbanus deel aan een wedstrijd, maar wegens ‘gebrek aan talent onder de deelnemers’ was er geen winnaar. Terwijl Urbanus meedeed! En neen, ik voel me geen hedendaagse clown. Ik haat clowns. Net als mijn zoontje van negen, hij vindt ze griezelig.

DEPREZ: Ik houd evenmin van de typische clown. Ik voel me wel verwant met het vermogen om tegelijkertijd grappig en serieus te zijn. Te mógen zijn. Als ik dat wil, mag ik anderhalf uur onnozel doen en rare dansjes uitvoeren op het podium. Ik schaam me steeds minder, en dat geeft een enorme vrijheid.

Alweer die vrijheid. Is ‘vrij zijn’ jullie levensmotto?

HELSEN: Mijn levensmotto is dat ik nog geen levensmotto heb. Maar me vrij voelen – vrij van hindernissen in mijn hoofd – is wel een betrachting.

DEPREZ: Er zijn veel soorten vrijheid: zakelijke vrijheid, artistieke vrijheid… Momenteel worstel ik met alle vanzelfsprekendheden in het leven: gezin, relaties, werk, vaderschap, en hoe we dat traditioneel invullen. Kinderen hebben en optreden bijvoorbeeld is een moeilijke combinatie. Ik overweeg om per week minder voorstellingen te spelen zodat ik meer bij mijn gezin kan zijn, of zelf eens naar een voorstelling kan. Ik zet nu alles op losse schroeven. Dat is spannend, creëert openheid en daaruit groeit mijn stuk. Wat ik ook als pure vrijheid ervaar, is zelf te mogen beslissen wanneer je uit de tekst stapt en met het publiek praat.

HELSEN: Of de momenten waarop je je gedragen voelt door het publiek en je jezelf ziet spelen.

Of de manier waarop jij in elke voorstelling over de scène danst?

HELSEN:(lacht) Ik neem me telkens weer voor om niet meer te dansen, maar ik kan het niet laten. Ook nu dans ik weer. Een beetje. In Heden Soup was het een soort romantische overwinningsdans omdat ik een vrouw uit het publiek kon verleiden. In Bij mij zijt ge veilig was het dominante, arrogante uitbeelding van ‘ik ben de baas van de wereld’ en in Het uur van de prutser was het gewoon een feestelijk slot. Ik heb niet genoeg manieren om me te uiten, dus ik doe het met de manieren die ik kan. Ik kan niet zingen, ik kan niet piano spelen, dus dans ik. Soms ook in het dagelijkse leven.

DEPREZ: Hij is door de straten van Antwerpen naar hier gedanst.

Wim, heb jij een podiumritueel?

HELSEN: Ik heb altijd een notitieschriftje bij. Voor de voorstelling schrijf ik de muizenissen in mijn hoofd van me af. Zodat ik met een vrij gevoel het podium op kan. Het is als cabaretier je taak en droom de mensen aan het lachen te brengen. Dan moet je zorgen dat je in de stemming bent.

DEPREZ: Eigenlijk is dat een oefening voor het echte leven. Al kan ik dat daar veel minder goed. Op het podium ben ik weerbaarder tegen negativisme of enige tegenzin die ik bij een publiek voel.

HELSEN: Je bent je publiek constant aan het ‘voelen’ als cabaretier en daar reageer je op.

DEPREZ: Daar ligt nog een uitdaging. Ik droom ervan compleet blanco het podium op te gaan en te kijken wat er gebeurt. Ross Noble doet dat. Hij praat met het publiek, werpt hen iets toe, zij reageren en zijn associatieve brein gaat ermee aan de haal. Je kijkt naar een denkproces en moet lachen omdat je ziet hoe hij van het ene hersengebied naar het andere springt én omdat je snapt waarom hij die sprong maakt.

‘MAAR KIJK EENS WIE WE HIER HEBBEN!’ BRUNO Vanden Broecke – kompaan van Wim Helsen in Gij die mij niet ziet – stormt op Helsen af, omarmt en kust hem uitbundig en dan: ‘We zitten in HETPALEIS. Repeteren aan uw Bus vol leugens.’

‘Hoezo, je zit in HETPALEIS. Je bent nu toch hier?’

‘Het is pauze man, pauze! Ik ga thee drinken.’

Jouw Bus vol leugens?

HELSEN: Ja, HETPALEIS heeft een oude lijnbus laten ombouwen tot theaterbus. Die rijdt nu naar scholen, zodat de kinderen in de bus kunnen komen kijken naar een voorstelling. Dit jaar is de bus omgebouwd tot een walvis, en ik heb daar een verhaal bij geschreven dat Bruno vertelt.

Staan er nog samenwerkingen op til?

HELSEN: Met Laura van Dolron, de Nederlandse zelfverklaarde stand-upfilosoof. Nadat ik haar Sartre zegt sorry zag, kwam ik echt in een andere staat buiten. In maart proberen we iets in een Amsterdams theatertje.

Zouden jullie twee samen een stuk kunnen maken?

HELSEN: Waarom niet? Het enige probleem is dat we solisten zijn.

DEPREZ: Het zou misschien snel uitdraaien op een banjoduel. (lacht)

HELSEN: Maar ik zie dat best wel zitten, samen met jou een stuk schrijven. (ze kijken elkaar stil en lachend in de ogen)

Wie zouden jullie uit de hemel willen toveren?

HELSEN: Vava, de vader van mijn moeder. Een landbouwer uit Duffel. Hij was mijn peter. Een lieve, eenvoudige, grappige en rustige mens die graag lachte. Met Urbanus, bijvoorbeeld. Hij heeft me nooit echt zien spelen.

Wist hij dat je een grappenmaker was? Een vrolijke frans?

HELSEN: Niet noodzakelijk vrolijk, maar wel een grappenmaker. Het is willen spelen. Dat zie ik ook bij mijn zoontje en bij mijn dochter. Later is humor een uitlaatklep geworden. Als puber gebruikte ik grappen om te rebelleren. Misschien was het wel een tijd mijn enige manier van communiceren. Zo verborg ik – zonder dat ik dat zelf zag – mijn onzekerheid en verlegenheid. Dat doe ik misschien nog steeds. Op het podium voel ik me veilig. Daar is structuur.

Wie wil jij doen verrijzen, Wouter?

DEPREZ: Mijn overgrootvader. Onlangs vond ik zijn overlijdensakte. Daarop stond zijn beroep – vlaszwingelaar – en hoe hij stierf: lopend achter de trein naar zijn werk. Ik wil hem vertellen dat je niet hoeft te lopen om tijdig op het werk te raken. Misschien wel om na het werk snel in het café te raken.

De slotvraag stellen jullie aan elkaar.

DEPREZ: Wim, soms gebruik je bestaande figuren waarop je een manier van spreken, bewegen of denken baseert. Wie gebruik je deze keer?

HELSEN: Een tijd geleden zag ik in Toomler, het comedycafé van Amsterdam, een Nederlandse comedian, Patrick Laureij. Ik moest heel erg om hem lachen, en toen was het pauze. Ik ging naar de wc en daar was een klein voorval. Omdat ik nog in de gekke, vrolijke energie van Laureij zat, kreeg ik meteen ideeën. Zo ontstond het basisidee voor Spijtig spijtig spijtig. Nu is het mijn beurt: Wouter, als jij mag kiezen wat je zoon later gaat doen – gesteld dat dat helemaal samenvalt met wat hij wil doen of zijn – wat kies je dan?

DEPREZ: Ik hoop dat mijn beide zonen geen beroep hebben omdat de wereld tegen dan al een plek is waarin je intensief samenleeft in kleine gemeenschappen, multimediaal verbonden met de grote wereld. Er is minder geld nodig en iedereen doet het werk samen: de groenten en het vee kweken en verkopen op de markt, musiceren, verhalen vertellen, elkaars spulletjes en machines eindeloos herstellen. Mijn zonen weten van aanpakken, zijn gevoelig en staan stevig op hun beide benen. En tijdens het weekend zit ik graag rond het vuur naar hun verhalen te luisteren.

SPIJTIG SPIJTIG SPIJTIG

Vanaf 7/2 in Vlaanderen, wimhelsen.be

HIER IS WAT IK DENK

Première op 9/2, wouterdeprez.be

BUS VOL LEUGENS

Première op 6/2, hetpaleis.be

DOOR ELS VAN STEENBERGHE – ILLUSTRATIES RANDALL CASAER

Wouter Deprez: ‘IK LAS OOIT DAT EEN VOORSTELLING GEEN THERAPIE MAG ZIJN. HOEZO? ALS HET MENSEN EEN LEUKE AVOND BEZORGT, DAN IS DAT TOCH PRIMA?’

Wim Helsen: ‘IK NEEM ME TELKENS WEER VOOR OM NIET MEER TE DANSEN, MAAR IK KAN HET NIET LATEN. OOK IN SPIJTIG SPIJTIG SPIJTIG DANS IK WEER.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content