Mich en Raf Walschaerts, alias Kommil Foo, zijn de centrale gasten op Nekka-Nacht. terugblik op vijftien jaar bloedbroederschap. ‘Eén keer was er crisis, zo’n zeven jaar terug. Toen zeiden we: we gaan splitten. We zijn welgeteld één dag uit elkaar geweest.’ Door Ineke Van Nieuwenhove

NEKKA-NACHT 2004

vrijdag 23/4 om 20.30 – Sportpaleis, Antwerpen. Tickets: tel. 075 15 51 51. Voor meer info: www.nekka.be en www.kommilfoo.be

Er is enige verwarring. Voor een deel mijn schuld. Op de dag van het interview krijg ik telefoon van Raf: ‘Zeg, kom je nog?’ Ik antwoord doodgemoedereerd: ‘Tuurlijk, ik wou net vertrekken. Twee uur hadden we toch gezegd?’ ‘Ja. Het is halfdrie.’ ‘Ooooww! Mijn klok staat nog op winteruur’, kerm ik. Raf schiet in een bulderende lach: ‘Geen probleem, kom maar af.’ Als ik verhit kom aangestormd op de oprijlaan, ligt Mich op zijn rug wolkjes te tellen op de trampoline in de tuin van het kasteel. Raf woont al enkele jaren aan de rand van Maria-kerke in een appartement-loft in het kasteel van muzikant-bohémien Marco Kazzen Cassiman, waar intussen ook zangers Roland Van Campenhout en Bram Vermeulen hun kamp hebben opgeslagen. Mich woont in een huis in Gent. De broers komen me tegemoet en hun wenkbrauwen gaan omhoog. ‘Ah, maar jij bent Ineke niet’, zegt Raf. U zegt? ‘We dachten dat Ineke Nijssen ons kwam interviewen. Je stem lijkt op die van haar en toen ik je daarnet aan de lijn had, wist ik het zeker: dit moet Ineke Nijssen zijn. Die zou ook stukken te laat komen!’ Dubbele excuses dan maar: ja, ik ben te laat en nee, ik ben niet Ineke Nijssen. Niks wervelende theateractrice, just an ordinary girl fromFocus.

Raf en Mich Walschaerts zijn bijna een eeneiige tweeling. Waar je Raf ziet, zie je Mich – vaak toch. Zo’n vijf dagen per week gaat de broerstandem samen de hort op door Vlaanderen en Nederland voor een van hun voorstellingen. Zelfs het bedenken en schrijven van de shows doen ze samen tijdens lichthartige retraites in Griekenland. En dat al vijftien jaar. Niet dat Kommil Foo een overnight success was. Het was pas toen ze in 1992 met hun show Plank de Nederlandse Camarettenprijs wonnen voor jong cabaret- en kleinkunsttalent, dat de poorten langzaam opengingen. Eerst in Nederland, maar steeds meer viel ook Vlaanderen voor de aparte mix van absurd theater, muziek, grappen en ontroering van deze broertjes ongeregeld. Toen Marc Uytterhoeven hen binnenhaalde voor Morgen Maandag, kreeg hun carrière nog een extra duw in de rug. Hun volgende producties Neandertaal, Bek, IJdele hoop en Lof der waanzin liepen voor steeds vollere en grotere zalen.

Vijftien jaar volle gas vooruit mocht wel een bekroning krijgen. Tijdens de afgelopen Gentse Feesten namen Raf en Mich de driedubbele cd Het Beste Live op. Op de eind vorig jaar verschenen dvd bundelen ze drie shows: IJdele hoop, Lof der waanzin en Wolfijzers en Schietgeweren. En als kers op de taart mogen ze op de Nekka-Nacht het mooie weer maken samen met een keur aan Nederlandstalige artiesten.

Met alle respect: centrale gast zijn op Nekka-Nacht is toch iets voor ouwe knarren?

Mich Walschaerts: Dat was ook onze eerste reactie: amai, da’s wel vroeg. We dachten dat het ons over een jaar of tien te beurt zou vallen. Maar bon, Stef Bos is twee jaar geleden ook centrale gast geweest.

Vereerd?

Raf Walschaerts: Tuurlijk! Zoiets is heel plezant: je mag artiesten uitnodigen die je bewondert en er samen een avondshow mee op poten zetten.

Kiezen jullie de gasten volledig zelf?

Raf: In samenspraak, we kunnen moeilijk al onze Gentse vrienden meebrengen. Als je speelt voor vijftienduizend man, moet je breder gaan. ManManMan, Flip Kowlier, De Schedelgeboorten, mja, die zijn van Gent, maar er zitten ook grote namen bij van elders zoals Els de Schepper, Rick de Leeuw, Kris De Bruyne, De Nieuwe Snaar…

Denk je niet als je hen uitnodigt: hola, die zullen misschien beter zijn dan wij!

Raf: ( lacht) Nee, absoluut niet. Het zijn van onze fijnste collega’s. Het is trouwens niet omdat je centrale gast bent, dat je de beste moet zijn.

In hoeverre bepalen jullie de inhoud?

Raf: We hebben Nekka-Nacht in alle ernst aanvaard. Als we het doen, willen we er een serieuze hand in hebben hoe we het invullen. We werken zelf zo lang aan onze eigen voorstellingen, we zijn allebei perfectionisten, we gaan daar niet gewoon een avondje staan spelen in het Sportpaleis. Het zal goed voorbereid zijn. Wat de anderen gaan doen, bepalen we mee. Er is meer overleg dan andere jaren.

Jullie gaan ook met iedereen meespelen en willen er een cabareteske touch aan geven.

Mich: Nekka-Nacht heeft meestal een festivalsfeertje: elk groepke speelt zijn nummers en als headliner sluit de centrale gast af met een set van drie kwartier. Dat willen wij niet. Wij presenteren ook en spelen bijna met iedereen mee, zodat het meer één geheel is. Door de keuze van onze gasten, De Nieuwe Snaar, ManManMan, De Schedelgeboorten zitten we ook meer in de cabaretsfeer. Dat is bewust.

Kijken jullie ernaar uit?

Raf:Ja gij.

Trac?

Mich: Ik niet.

Raf:Goh… Dit is toch echt iets anders, voor veertienduizend man… Ik ben blij dat we er al vier keer hebben gestaan (in 1995 als presentators, in 1997 op uitnodiging van Johan Verminnen, in 2000 bij Will Tura en in 2002 bij De Nieuwe Snaar, ivn). Want geloof me, de eerste keer schrik je je rot. Je gaat op, je gaat weer af en je denkt: ben ik nu op geweest? (lacht) We zijn gewoon aan grote schouwburgen, maar veertienduizend man tegenover 800… Helemaal anders! Van applaus van veertienduizend man gaan je haren rechtstaan. We gaan ook heel kleine liedjes brengen, alleen aan de piano. Als dat lukt, zal dat kicken zijn.

Mich: Eerst dachten we: Nekka-Nacht? Gas geven! Zo hard mogelijk zingen en spelen! Maar dat is niet nodig. Als je veertienduizend man muisstil krijgt, is dat veel straffer.

Tegelijk vieren jullie vijftien jaar Kommil Foo. Ooit gedacht toen jullie begonnen: hier gaan we zeker vijftien jaar mee door?

Raf: Natuurlijk niet. Dat is zo met alles in het leven, dat je plots denkt: is er al vijftien jaar voorbij? Het is ongelooflijk snel gegaan. We denken meestal maar één programma verder.

Mich: Dit jubileumjaar is eigenlijk toevallig gekomen. We wilden het twee maanden lang vieren, maar het is een beetje uit de hand gelopen. ( grijnst)

Raf: Het is wel leuk om een best of te spelen, om te gaan zitten en te zeggen: oké, onze best of-voorstelling is 160 keer verkocht. Wat steken we erin? We hebben echt de tijd genomen om te kiezen.

Werden jullie emotioneel bij de heel oude dingen?

Mich: Bij de eerste vijf jaar zat er niets dat we nog goed genoeg vinden. We hebben allebei geen opleiding gehad, de eerste vijf jaren waren eigenlijk onze opleiding.

Raf: Er is wel de nostalgie van de mensen. Mensen die ons toen hebben gezien, vinden dat nog steeds het beste wat ze zagen. Dat is zoals iemand die Bob Dylan heeft gezien op zijn zestiende in een kleine club. Oké, die vergelijking is misschien iets van de pot gerukt. Ondertussen vecht je daar altijd tegen. Je kunt niet elke voorstelling het warm water uitvinden. Het publiek heeft nu vaak al enkele voorstellingen gezien. Als je begint, speel je voor dertig man. Niemand had van ons gehoord.

Mich: In die tijd reden we met een volle wagen naar het stadje of de gemeente, zonder technicus, en dan stelden we zelf alles op in een of andere jeugdclub met héél luide muziek…

Raf:(lacht) En dan zwaaiden we van op het podium of op de biljarttafel naar de kerel achter de toog of hij de hardrock wilde afzetten, zodat we konden beginnen. Soms was dat heel moeilijk spelen, maar áls je de mensen meekreeg, was dat fantastisch. Da’s de paradox: als je nu opkomt, zie je de mensen al in hun handen wrijven. Ze komen voor ons. Ze staan open voor wat we doen. Ik kan dus aannemen dat als je ons ooit in een café hebt gezien, dat dat specialer is dan in pakweg het NTG.

Jullie slijten als broers zowat jullie leven samen. Gingen jullie als kind al de kluchtige toer op?

Mich: Daarvoor verschillen we te veel in leeftijd.

Raf: Vier jaar is als kind een groot verschil. Als ik in mijn eerste groepje zat, was ik veertien, Mich tien. We waren ook totaal anders: hij speelde cowboy en indiaantje, ik las boeken.

Wanneer is de klik gekomen?

Mich: Toen Raf op kot zat, ging ik af en toe naar Gent.

Raf: Ik was achttien en studeerde psychologie. Hij kwam soms af om uit te gaan. In die tijd hebben we eens gespeeld in studentencafé Kanivo in Gent. Eigenlijk is het begonnen in de jeugdclub van Essen, waar we vandaan komen. We hebben er ooit een avond opgetreden met een absurd zelfgeschreven toneelstukje en toen zeiden we: stel je voor dat we dit elke week konden doen en er duizend frank voor zouden krijgen zoals dat groepke en dat groepke, dat zou fantastisch zijn. Na twee jaar spelen hebben we gezegd: we gaan ervoor. We hebben nooit werk gezocht, we hebben het gewoon gedaan, zijn ervan beginnen leven – zonder geld dan. (lacht) Maar wel met die attitude.

Mich: Wat wij toen deden, was echt al Kommil Foo. Een mengeling van theater en muziek, van ontroering en grappen.

Ging het samen grappen bedenken en liedjes maken van bij het begin vlot?

Raf: Ja. We hebben zelden discussies, omdat we allebei makkelijk water in de wijn doen. Het moet voor allebei kloppen, anders veranderen we het. Dat is altijd zo geweest. Onze zwaarste – en dat is heel relatief – discussie hadden we voor het samenstellen van onze best of. Negentig procent lag er zo, maar over die laatste tien procent raakten we het moeilijk eens.

Komaan, jongens. Jullie spelen vijf keer per week samen, jullie leven op elkaars lip. Is er nooit een clash? Rondgeslingerde potten!

Raf: Sorry, we zijn geen ruziemakers. We zijn een rustig huwelijk. Eén keer hebben we een crisis gehad, zo’n zeven jaar terug. Toen zeiden we: we gaan splitten. We zijn toen welgeteld één dag gesplit. (lacht) Mochten we niet samenspelen, hadden we waarschijnlijk vaker ruzie. Alsof het een ingebouwd mechanisme is, dat we het niet zover willen laten komen. En je kunt altijd zwijgen. Of niet veel zeggen. We hebben één keer gespeeld met ruzie. In de pauze hadden we een woordenwisseling. We zijn toen elk aan een kant van het podium opgekomen en we hebben verschrikkelijk gespeeld. Normaal: we wilden elkaar niet eens in de ogen kijken.

Mich: Normaal lukt je dat wel: als je moe bent of ziek, draai je de knop om net voor je op moet.

Raf: Maar als je net op het moment dat je ruzie hebt, op moet… We kookten allebei. Zo zijn we opgegaan (doet een venijnig FUCK YOU-gebaar). Maar verder de beste broers!

Tot grote trots van jullie ouders kan ik me voorstellen. Vijftien jaar Kommil Foo: ze hebben vast al menige traan weggepinkt.

Raf: Trotser dan onze ouders krijg je ze niet. Een keer om de drie weken komen ze naar een voorstelling kijken. Ze zijn met pensioen en voor hen is dat een schonesoirée, een tof moment. Het is fantastisch voor hen: niet alleen zien ze hun eigen zonen spelen, maar onze vader zit evengoed rond te kijken naar de mensen, of ze lachen en applaudisseren.

Geven ze ook kritiek?

Raf: Ze zijn daar heel voorzichtig in. Wij hebben trouwens nooit kritiek aanvaard. We hebben altijd sterk ons eigen ding gedaan en weinig opzij gekeken. We doen per show zo’n dertig try-outs. Maar daar mogen onze ouders nooit naar komen kijken. Anders slapen ze een maand niet meer: het is niet goed, het is niet goed, het is niet goed genoeg. Het is minder goed dan vorige keer.(lacht) Dat is ook zo. Een try-out ís veel minder goed dan de vorige afgewerkte show, die strak en juist zit. Maar je moet erdoor.

Jullie hebben ook nog een jongere zus, een onderwijzeres met drie kinderen. Moeten jullie voor haar kinderen de ‘plezante nonkels’ uithangen?

Mich: Een beetje, ja. We hebben er een hekel aan om op familiefeestjes op te draven met onze liedjes. Onze familie weet dat intussen, dus doen we dat niet. We spelen veel liever voor een grote zaal dan voor vijftien man familie. Maar voor de kinderen is dat iets anders, voor hen hangen we de onnozelaar uit.

Jullie werken regelmatig voor en met kinderen. Mich was de boswachter in de VRT-serie ‘de Grote Boze Wolf Show’, Raf regisseerde ‘Specht’ en is sterk betrokken bij het kindertheatergezelschap 4Hoog.

Raf: Ik vind werken voor en met kinderen heel prettig. Het is een verfrissende zijsprong. Je bent met hetzelfde bezig als met Kommil Foo: iets op scène zetten, invalshoeken zoeken… Maar toch is het anders. Bij toneel kun je langzamer opbouwen. Cabaret is kort op de bal.

Zijn kinderen meer of minder plooibaar?

Raf: Beide. Kinderen zijn ongelooflijk eerlijk. Als je een liedje zingt en de strofe duurt ze te lang, zitten ze voor je het weet om te kijken en te babbelen. Zo simpel is dat. Een voorstelling maakt zich heel snel op die manier! Aan de andere kant zijn ze onbevangener: ze vinden bij wijze van spreken alles nog goed. Ik zie vaak kindertheater dat tegen mijn visie indruist en toch zijn de kinderen enthousiast. Jammer.

Mich: ( in de verdediging) Bij volwassenen heb je toch ook veel slechte dingen die goed worden bevonden? Kijk maar naar sommige tv-programma’s.

Over tv hebben jullie geen klagen. Jullie danken de grote naambekendheid aan ‘Morgen Maandag’.

Mich: Hm. Dat was een goede zaak, maar daar trek je geen volle zalen mee. Dat doe je met een goeie show. Het effect van Morgen Maandag was trouwens na een jaar al weggeëbd. Het is leuk om mee te maken, maar meer niet. Neem nu onze bedsketches voor Alles komt terug. Het was opnieuw Marc Uytterhoeven die ons vroeg of we wilden meedoen. We kregen vijf minuten per uitzending. Doe maar iets, als het maar goed is. Da’s heel plezant werken. We hebben er echte Kommil Foo kunnen maken, met ons eigen theatertje van bed en slaapkamer. Fijn. Maar we beseffen meer en meer dat we kiezen voor live spelen.

Hebben jullie trouwens tegen elkaar al dank u gezegd, of een cadeautje gegeven voor de voorbije vijftien jaar?

Raf:(lacht) Nee. Misschien moeten we dat op Nekka doen. Weet je wat het is? In ons leven is het elke dag onze verjaardag. Op een feestje sta je in het middelpunt van de belangstelling en ben je omringd door mensen die je waarderen. Tijdens een voorstelling heb je net hetzelfde gevoel.

Jullie spelen al bijna tien jaar in Nederland. Is de band met de Noorderburen sterk?

Raf: Ondertussen hebben we er een vaste kern fans. Maar eigenlijk is er weinig verschil met Vlaanderen. Als het licht uit is, weet je niet of je in Brugge of in Breda zit.

Mich: Soms heb je wel eens een publiek dat komt om zijn kaartje op te lachen. Dat iets te hard lacht met de grappen en de ontroerende dingen mist.

Raf: In Nederland is er zoveel cabaret dat heel veel publiek enkel voor de lach gaat. Een Vlaming is opener: hij gaat zitten en kijkt wat er komt.

Kunnen jullie nieuwe cabaretiers als Veldhuis & Kempert appreciëren?

Raf: Dat is zo Nederlands. Daar voelen wij geen enkele verwantschap mee. Nee, liever Vlaanderen dan: daar leven nu heel veel toffe dingen. Het is alsof er een nieuwe generatie is opgestaan. We mogen wel uitkijken voor de komende vijftien jaar… ( grijnst)

Misschien kunnen jullie, qua frisse wind, jullie rollen eens omdraaien. Want die zijn in de loop van vijftien jaar niet veranderd.

Raf: Maar het heeft net jaren geduurd voor we inzagen dat we elk onze rol hadden! Ik ben diegene die de banaan eet en de schil weggooit en Mich diegene die net komt aangewandeld en over de schil valt. Zo zit dat. Dat zie je pas na acht jaar samenspelen. Soms draaien we wel eens bewust de rollen om, we spelen ermee, hoor. Maar toch. Neem nu onze bedscènes voor Alles komt terug. Ik was diegene die de uitleg deed en Mich tuitte alleen maar de lippen. Dat is geen toeval. Ik moest elke keer hele lappen tekst uit het hoofd leren, hij niet. Ik moest hem meestal wakker maken tegen dat de camera draaide! (lacht)

Mich: Zoooo’n stress was dat.

Raf: We lagen toch elke keer een uur of vijf in dat bed. En het was een goed bed, Mich.

Mich:Mja. Tot we er zijn door gezakt.

Van attributen gesproken. Jullie voorstellingen zijn niet wars van opvallende decors of attributen. Ik las dat jullie soms ideeën hebben die moeilijk uit te voeren zijn, zoals een groot aquarium waarin jullie zwemmen. Geen zin om eens over de schreef te gaan op de Nekka: jullie zijn centrale gast. Ze kunnen niet weigeren!

Raf: Oh, maar als we echt in een groot aquarium wilden zwemmen, zouden we dat doen. Dat is trouwens wat we al een paar jaar aan het doen zijn: alle mogelijkheden verkennen van wat je kunt aanvangen met een podium.

Mich: Maar dat is niet het essentiële. Vaak proberen we een nieuwe show uit in kleine bars op twee barkrukjes met twee micro’s, piano, gitaar en viool. En dan moet het ook werken.

Raf: We hechten veel belang aan mooie beelden en decors, onze voorstellingen zitten vrij technisch in elkaar. Maar het blijft theater. Bij film kun je de Twin Towers laten exploderen. Dat halen we niet in de Arenberg. Tijdens de Nekka-Nacht ga ik trouwens aan de ringen turnen.

Dat lijkt me technisch niet echt moeilijk uitvoerbaar.

Raf: Nee, maar het is wel iets anders dan wat Johan Verminnen zou doen.

En? Moet je nu hard trainen?

Raf: (lacht) Een beetje toch, ik moet de indruk geven dat ik het kan. Gestrekte tenen en zo. Het moet afgewerkt zijn. Maar wat Mich doet tijdens die sketch, is veel moeilijker. Da’s pas straffe koffie. Nee, dat kunnen we niet verklappen. Wait and see. l

Ineke Van Nieuwenhove

‘Trotser dan onze ouders krijg je ze niet. Om de drie weken komen ze naar een voorstelling kijken; niet alleen om hun zonen te zien spelen, maar evengoed om rond te kijken naar de mensen.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content