Herman Jacobs
Herman Jacobs Medewerker Knack

KOP IN KAS

Met Wij wonderkinderen schreef Hugo Hartung een roman die, hoewel geen onvergankelijk meesterwerk, misschien toch het herontdekken waard is.

Hugo Hartung,

Cossee (originele titel: Wir Wunderkinder. Der dennoch heitere Roman unseres Lebens), 239 blz., ?22,50.

Hugo Hartungs ‘ondanks alles een vrolijke roman van ons leven’, zoals de ondertitel van Wij wonderkinderen luidt, verscheen oorspronkelijk in 1957, en was in (toen nog West-)Duitsland een doorslaand succes; er werden uiteindelijk alles samen zo’n vijf miljoen exemplaren van verkocht. Tegelijk bleef de Duitse kritiek erg terughoudend. Want zo ironisch en zo, ja, luchthartig schrijven over de Duitse ramp-in-afleveringen, waarvan de aanzetten in de jaren 1910 tot de nasleep in de vroege jaren vijftig geschetst worden: kon dat wel? Zinnen als deze: ‘Was vanuit het perspectief van de wereldgeschiedenis, van opvoeding, heropvoeding en her-heropvoeding van de volkeren, van dood, graf en eeuwigheid uiteindelijk niet alles slechts een absurd en lachwekkend spel – en was welbeschouwd de roman van het leven van ons allemaal dus vrolijk?’, wezen die niet op een al te kleinburgerlijk gebrek aan politiek, ja zelfs moreel benul?

En het is waar: Hartung schreef een ánder soort boek dan in hetzelfde jaar, 1957, Heinrich Böll met Biljarten om halftien en Alfred Andersch met het hier te weinig bekende Zanzibar, of de laatste reden deden, en Günter Grass twee jaar later met De blikken trommel zou doen. Romans die, om eerlijk te zijn, ook meer indruk maken. Anderzijds geeft Hartung een misschien wel beter beeld van de innere Emigration, de ‘innerlijke emigratie’: geen actief verzet plegen tegen de dictatuur, maar er ook niet aan meewerken, en je zo veel mogelijk terugtrekken in je eigen wereldje. Op zijn Vlaams: kop in kas.

Dat is de strategie die de verteller van Wij wonderkinderen kiest. Deze R., een echte klassieke Bildungsbürger, doet het relaas van zijn wedervaren vanaf 1913, toen zijn klasgenoot Bruno Tiches stiekem in de luchtballon kroop die speciaal voor de viering van de slag bij Leipzig (1813) werd opgelaten, tot zo’n veertig jaar later, wanneer R. voor een tijdschrift een reportage moet schrijven op basis van de in diens nalatenschap aangetroffen papieren en dagboeken van deze Tiches. Die blijkt een aartsopportunist te zijn geweest – net zoals die luchtballon met alle winden meewaaiend. Dus bij de nazi’s gegaan, al vroeg, maar te onbeduidend om het, ondanks zijn brandende ambitie, in de partij nu echt heel ver te brengen. En na de oorlog, die R. en zijn geliefde met veel ontberingen maar dan toch ongeschonden doorkomen, verdomme alwéér succesvol, zowel in een rechtse politieke partij als in zaken.

Kortom: de onbeschaamden hebben de halve wereld, en de meeste mensen zijn geen helden. Ook geen duivels, trouwens: Tiches is vooral een zak, maar geen schurk van het kaliber van een Hitler of een Lenin. Maar onbedoeld maakt dit heldere en realistische (maar in zijn stijl af en toe wat gedateerd ‘humoristische’) boek nog iets duidelijk: niets ten nadele van morele principes, en R. had het zichzelf met enig draaien heel wat makkelijker kunnen maken, hij is beslist een fatsoenlijk mens – maar als allen zich tot ironie en melancholie beperkt hadden, dan was de ban van de tirannie vermoedelijk nooit gebroken.

HERMAN JACOBS

SLEUTELZIN

‘Ja, ik heb’, zei Bruno, ‘een poos meegedaan, en misschien zul je ooit inzien dat mensen als ik nog altijd het ergste hebben kunnen voorkomen.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content