Zo groot als de naam van Flip Kowlier op zijn platenhoezen prijkt, zo klein staat die van Wouter Van Belle in de begeleidende liner notes. De één is de producer van de ander, maar de vriendschap en het respect zijn wederzijds. ‘Ik ben veel te ernstig met mijn vak bezig om energie te verspillen aan tact.’

Flip Kowlier, de gevierde gipgopper en troubadour uit Izegem, zit in between houses. ‘In de tussentijd woon ik met vrouw en kind op een piepklein kamertje, zonder stereoketen. Vandaar dus dat de nieuwe plaat Otoradio heet: de auto is op dit moment de enige plaats waar ik naar muziek kan luisteren.’

Otoradio is trouwens een reggaeplaat, als we de vermetele pogingen van Coco Jr. even niet meetellen wellicht de eerste in de Lage Landen sinds Klaar van Doe Maar. Kortom, een reggaeplaat maken in de eigen moerstaal: it takes cojones the size of melones. Of gewoon een goede producer natuurlijk. Die hoefde Flip Kowlier niet ver te zoeken: al acht jaar lang is Wouter Van Belle zijn los-vaste producer, musical director en geluidsarchitect. Van Belle is onder collega’s geliefd en gehaat, wordt door muzikanten geprezen én bescheten, maar heeft van op afstand bekeken een onberispelijke staat van dienst. Hij lanceerde Gorky, Axelle Red en Yevgueni. En hij boetseerde hits voor Novastar, Soulsister en Clouseau. De strijkers aan het einde van Daar gaat ze waren zíjn idee, de versnelling in Ik hou van u is zíjn vondst en de piano in Mia wordt beroerd door zíjn vingers.

Maar, zo vroegen wij ons af tijdens een lunch op de Mechelse Vismarkt, hoe hebben Kowlier en Van Belle elkaar leren kennen?

Flip Kowlier: Dat moet zo’n tien jaar geleden zijn, toen ik mijn eerste akoestische liedjes had geschreven. Ik zat met ’t Hof van Commerce bij het label Kinky Star, dus ben ik mijn demo’s aan Luc Waegeman gaan voorleggen. Hij zag het echter niet zitten om daar zelf mee aan de slag te gaan. ‘Zulke nummers opnemen kost veel te veel geld, dat is met een echte drummer en al!’ (Lacht) Hij heeft mijn demo’s dan wat rondgestuurd, en zo zijn ze bij Wouter terechtgekomen.

Wouter Van Belle: Die demo’s waren opgenomen op een four track, maar ze klonken al heel professioneel. Ik heb hem meteen uitgenodigd in mijn studio om wat liedjes te komen voorstellen. Vooral Min Moaten herinner ik mij nog goed: die song maakte indruk op me. Ik wist meteen dat ik met een groot talent te maken had.

Jullie samenwerking was meteen ook de kiem van het label Petrol.

Van Belle: Flip was zo overduidelijk getalenteerd dat ik mij wilde engageren als producer én als producent. We zijn nog wel met een paar labels gaan praten – waaronder Virgin, geloof ik – maar het was ons al snel duidelijk dat we het beter allemaal zelf konden doen. Ik heb zijn eerste plaat uit eigen zak betaald. Niet veel later is Werner De Wachter erbij gekomen en hebben we Petrol opgericht, een label en boekingskantoor in één.

Petrol staat waar het nu staat door een strikte doe-het-zelfpolitiek en een soort no-nonsenseattitude. Bij Petrol is er geen plaats voor onnodige kosten of overbodige assistenten links en rechts: geen grote decors, geen schminksters met pluimen in hun gat. Dat heb ik van Rudy Trouvé geleerd: die wilde bij Dead Man Ray zelfs geen roadies. ‘We stellen zélf onze instrumenten op en daarmee basta!’ (Lacht) Helemaal Rudy, maar wel een gezonde mentaliteit. Al bleek dat motto voor mij als toetsenist iets moeilijker in de praktijk te brengen. Probeer op een podium maar eens in je eentje een keyboard, een Hammondorgel én een vleugel-piano op te zetten. (Lacht)

Flip, kende je in die tijd Wouters reputatie als pathologische dwingeland en tiran?

Kowlier: Neen, die wilde verhalen over ‘dictator Van Belle’ had ik toen nog niet gehoord. Ik wist alleen dat hij een grote meneer was in de productiewereld. Wie of hoe hij was, daar had ik geen idee van. Niemand heeft mij voor hem gewaarschuwd. (Lacht) Neen, serieus: ik begrijp niet waaraan hij dat imago verdiend heeft. Wij hebben altijd goed kunnen opschieten, ruzie hebben we zelden. Er zijn natuurlijk menings-verschillen in de studio, maar ambras komt daar nooit van.

Van Belle: Zal ik je eens zeggen waar die reputatie vandaan komt? Ik heb meestal een duidelijke mening, geïnspireerd op wat ik voel bij wat ik te horen krijg, en daardoor neem ik op korte tijd veel beslissingen in functie van de sound waar ik heen wil. Maar ik werk samen met artiesten: dat zijn mensen die zich volledig openstellen, zich volledig moeten geven. Op dat moment hebben ze feedback nodig en iemand die snel beslist. Dat is dan de producer. Ik heb er geen probleem mee om die verantwoordelijkheid op mij te nemen. En het is dan maar logisch dat hun plaat dan ook een beetje mijn plaat wordt.

Bij Flip is dat anders. Hij weet heel goed wat hij wil. Ik moet er bij wijze van spreken alleen maar voor zorgen dat wat hij in de studio doet, wordt opgenomen en goed klinkt. Bij de jongens van Yevgueni juist hetzelfde. Ik heb een zesde zintuig, denk ik. Ik weet meteen: dit wordt trouble of dit wordt een walk in the park.

Dit is wel pas de eerste plaat van Flip die je integraal zélf hebt geproduceerd. Waarom nu pas?

Van Belle: Bij de vorige platen was ik vooral een soort musical director die vanaf de zijlijn toekeek en af en toe wat aanwijzingen gaf.

Kowlier: Voor de vorige plaat was je als producer ook niet echt – euhm – beschikbaar.

Van Belle: Neen, dat is waar en dat geef ik toe. Ik heb de voorbije jaren een lastige periode gehad waarin mijn hoofd niet altijd naar producen stond. Maar in deze plaat had ik wél meteen goesting. Flip had de preproductie al zelf gedaan en had quasi afgewerkte demo’s bij. Dan is mijn job eigenlijk heel simpel. Al heb ik evenzeer het gevoel dat ik weer veel van mezelf in deze plaat kwijt kon.

Weet je, ondanks de bewering van veel muzikanten dat ik mij te nadrukkelijk met hun muziek bemoei, zijn er eigenlijk maar een handvol platen die ik zelf ook voor een deel als mijn eigen platen beschouw. De eerste van Gorky bijvoorbeeld, maar ook Gigant van Noordkaap, Sans plus attendre van Axelle Red en de debuutplaat van Novastar. Wel, in dat beperkte lijstje hoort voor mij ook Otoradio thuis.

Flip, jij had twee jaar geleden al zin in een reggaeplaat, maar je borg die plannen op omdat je vreesde dat je publiek zo’n plaat niet van je zou pikken. Wat heeft je van het tegendeel overtuigd?

Kowlier: Of mijn publiek deze plaat zal lusten, weet ik nog altijd niet. Ik ben alleen gaan beseffen dat een reggaeplaat letterlijk de enige plaat was waarin ik echt zin had. Als ik deze reggaeplaat niet had gemaakt, had ik simpelweg géén plaat gemaakt. Mijn prioriteiten lagen de voorbije jaren sowieso al elders: trouwen, een huis kopen, een kindje krijgen – dat soort dingen.

En wat mijn publiek betreft… Ik denk niet dat heel veel mensen Doe Maar als een pure reggaegroep zien. In dezelfde zin hoef je Otoradio niet als een zuivere reggaeplaat te beschouwen. Het is evengoed een poppy Flip Kowlierplaat met liedjes in het reggaegenre. Maar tegenstand is er altijd en overal. Onlangs ben ik op reggae.be op een discussie over Mo Ba Nin gebotst. Van de tien reacties was er maar één positieve. De tendens van de andere reacties was: ‘Als hij naar Reggae Geel komt, hoop ik dat het is om te leren.’ Ook onder reggaeliefhebbers bestaan blijkbaar puristen. (Lacht)

Reggae blijft ook onlosmakelijk verbonden met de blowcultuur. Of is dat maar een vooroordeel?

Kowlier: Zelf ben ik absoluut geen blower meer. Vroeger deed ik haast niets anders, zeker in de beginperiode van ’t Hof. Maar nu… Ik kan me niet herinneren wanneer ik nog voor het laatst geblowd heb.

Van Belle: Het klopt wel dat de groove van reggae – die lazy beat – heel erg appelleert aan de roes van het smoren.

Kowlier: Wat mij vooral opvalt is dat je je haast onmogelijk down kunt voelen bij reggae. Van een nummer van Radiohead kan ik echt depressief worden, bij reggae zou me dat niet lukken. Dat heeft reggae misschien wel gemeen met weed.

Van Belle: Het is ook een genre waarin productioneel en geluidstechnisch heel veel geëxperimenteerd wordt. En dat zal ook wel met dat vele blowen te maken hebben. (Met lijzige stem) ‘Wat zou er gebeuren als we eens aan dit knopje draaien? Yeah mon! Coole sound! Misschien eens aan dit knopje draaien. En aan dit…’ (Lacht)

CAN YOU DUET?

Laten we eens op zoek gaan naar wat jullie bindt. Jullie hebben bijvoorbeeld allebei een grenzeloos geloof in eigen kunnen. Flip vond zichzelf op school al slimmer dan de andere kindjes. En jij, Wouter, staat ook niet bepaald om je bescheidenheid bekend.

Van Belle: Ja, ik weet van mezelf dat ik een goede producer ben. Dat klinkt misschien arrogant, maar aan de andere kant: het is ook ongeveer het enige wat ik kan. (Lacht)

Kowlier: Ik ben dat onwankelbare geloof in mezelf met de jaren een beetje kwijtgespeeld. Tien jaar geleden geloofde ik oprecht dat alles wat ik deed geniaal was. Ik zweer het je: zó zelfzeker was ik toen. Maar dat zelfvertrouwen heeft een deuk gekregen. Ik ben gaan beseffen dat ik niet alles kan, of toch zeker niet alles even goed. Ik troost me maar met de gedachte dat mijn ware talent nu schuilt in de gave om in te schatten waar mijn talent begint en waar het eindigt.

Van Belle: Ik denk dat je vooral kritischer geworden bent voor jezelf, want je zelfvertrouwen als muzikant ben je zeker niet kwijt. Ik weet waarover ik spreek: ik ken getalenteerde zangers die verkloot zijn geweest door de producer met wie ze samenwerkten, zangers die door hun onzekerheid zo kwetsbaar waren dat ze door een al te lompe producer gewoon zijn doodgeknepen. Daarvoor heb jij te veel ruggengraat.

Kowlier:(Tegen Wouter) Weet je wat wel raar is? Als ik thuis mijn demo’s inspeel, weet ik heel goed hoe ik mijn liedjes moet spelen. Maar als we bij jou in de studio zitten en jij wordt vijf minuten weggeroepen, voel ik me plots verloren. (Lacht) Echt vreemd: dan weet ik ineens niet meer wat ik moet doen.

Van Belle: Als muzikant heb ik dat ook wel, hoor. Ik ben geen onverdienstelijke toetsenist, maar als ik in de studio een orgelsolo speel, krijg ik óók graag feedback. En dan bedoel ik eigenlijk: bevestiging. (Lacht)

Kowlier: Terwijl jij in je feedback juist erg hard kunt zijn. Tegen een groep met een slechte drummer durf jij gewoon te zeggen: ‘Weg met die drummer of we stoppen ermee.’ Dat zou ik nooit kunnen.

Van Belle: Muziekproductie is no nonsense. In mijn eigen studio, maar ook in een chique buitenlandse studio als Abbey Road. Ik heb daar met een groot symfonisch orkest opgenomen voor mijn soloplaat Wow & Flutter. Wel, als ik de aandacht voelde verslappen, stuurde ik dat hele orkest wandelen. Ook al werkten ze daar met een vast uurrooster, was het nog lang geen tijd voor een pauze en kreeg ik rare blikken van de technici: als ze te hoog begonnen te spelen, vlogen ze buiten. Een sigaret gaan roken of een koffie drinken, maakte niet uit: refresh ears en opnieuw beginnen. Ik ben veel te ernstig met mijn vak bezig om energie te verspillen aan tact.

Over jouw aanpak als producer zei Stijn Meuris onlangs: ‘Wouter is een kampioen in het vinden van dat ene goede nummer op een lijst van twaalf.’

Van Belle:Amai, sinds wanneer heeft Meuris iets positiefs over mij te vertellen?

En hij vervolgde: ‘Als hij zijn talent ook zou toepassen op de elf andere nummers van de plaat, zou dat fantastisch zijn.’

Van Belle: Dat klinkt al meer als een uitspraak van Meuris. (Lacht) Maar moeten we het daar echt over hebben? Ik denk dat ik mijn talent meer dan genoeg heb toegepast op de platen van Noordkaap. Kijk, die albums moesten altijd heel snel gemaakt worden. Net als zoveel andere groepen hadden ze telkens een aantal nummers die de middelmaat overstegen, die smeekten om meer aandacht. En ik geef toe: gezien de korte tijd die we ter beschikking hadden, heb ik me inderdaad meer met die potentiële hits beziggehouden.

Ik zal nooit mijn bezoek aan Studio B van de Country Music Hall of Fame in Nashville vergeten. Aan de ingang hing een bordje met het opschrift: ‘If you go into the studio with a weak song, you’ll end up with a weak song dressed up.’ Daar komt het op neer. In de zwakkere nummers hoor je de minder geproducete, rauwere Noordkaap. En ik ben best wel content dat ik die nummers toen níét heb opgesmukt.

Van Meuris zelf werd ik soms moe. Hij vroeg enorm veel aandacht in de studio. Niets is zo moeilijk als samenwerken met paniekerige mensen. Flip is daar de tegenpool van. En eerlijk gezegd houd ik meer van de ontspannen natuur van Flip. Wat dat betreft, ben ik meer een hippie. Als je vertrekt van het uitgangspunt ‘Ik ben oké, jij bent oké’, is het makkelijker samenwerken dan wanneer je vertrekt vanuit een soort argwaan – zo van: ‘Jij zou weleens niet oké kunnen zijn.’ Meuris moet zich altijd tegen iets kunnen afzetten. Flip en ik doen dat waarschijnlijk ook, maar dat gaat dan wel gepaard met een grotere dosis humor en relativeringsvermogen.

Weet je, de teksten die Meuris schrijft voor Het Gesproken Dagblad in Man bijt Hond vind ik goed. Daar zie ik Meuris op zijn best: een gezonde dosis cynisme, ver weg van de ernst. Waarschijnlijk is een tv-studio een betere plek voor hem dan een muziekstudio. Maar nu streel ik zijn ijdelheid. (Lacht)

Is ijdelheid jou helemaal vreemd dan? Jij hebt een paar jaar geleden nog in de jury van ‘Can You Duet?’ gezeteld, een dubieuze talentenjacht op VT4.

Van Belle: Om te beginnen: dubieus vond ik dat programma zeer zeker niet. Het format was gewoon dat van Idool, maar dan met duo’s. En ik speelde gewoon ‘de kritische producer’. Niemand verwachtte dat ik aan zo’n programma zou meewerken en juist daarom heb ik het wél gedaan. Ik had niets te winnen of te verliezen en een groot deel van het programma werd live uitgezonden: daardoor kon ik me een enorme vrijheid permitteren. Kijk, Daan noemt zichzelf een player. Wel, ik ben óók een speelvogel. En de speelvogel in mij had toen zin om zich eens in zo’n avontuur te storten. Ik vond het een van de markantste ervaringen uit mijn leven, echt waar. Want vergis je niet: de man die je daar zag, was niet Wouter Van Belle, maar een soort decorversie van mezelf. (Lacht). Ik vond het leuk om te doen, net omdat ik wéét dat ik daar boven sta. Aan zulke shows meedoen wordt pas problematisch als je die programma’s nodig hebt en bij wijze van spreken een professioneel panellid wordt. Als ik Jean Blaute op televisie bezig zie – tot in programma’s over bier toe – dan kan ik alleen maar denken: ‘Jean, ik wil je liever nog eens een straffe plaat horen producen.’ Iets wat kan tippen aan pakweg Rolstoel van Jan De Wilde.

Flip heeft ook al productiewerk gedaan, onder meer voor Brahim en De Planckaerts. Heeft hij talent?

Van Belle: Die single van Brahim stond alleszins meteen op nummer één.

Kowlier: Ik was daar zelf helemaal niet tevreden over.

Van Belle: Ik denk dat Flip liever door het leven gaat als zanger, schrijver en poëet dan als producer. Maar Flip is net als ik een speelvogel: hij wil ook niet zomaar op één facet van zijn persoonlijkheid worden vastgepind.

Kowlier: Het is ook daarom dat ik bas speel in de groep van Admiral Freebee. Daar valt misschien niet zo veel eer uit te halen als uit mijn soloproject, maar ik vind het best leuk om eens met mijn basgitaar op de achtergrond te staan. Alleen niet te lang misschien. (Lacht)

Van Belle: Flip is trouwens een ge-wél-dige bassist, een van de beste van België. Ik zou eigenlijk óók wat vaker als muzikant willen werken. Dat is een van mijn grootste Sinterklaaswensen: dat men mij inhuurt om Hammondorgel te komen spelen. Hoewel, ze kunnen mij toch niet betalen. (Lacht) Grapje!

OTORADIO Uit bij Petrol

door vincent byloo – Foto’s guy kokken

Kowlier: ‘Tien jaar geleden geloofde ik oprecht dat alles wat ik deed geniaal was. Dat zelfvertrouwen heeft een deuk gekregen.’VAN BELLE: ‘Ik weet van mezelf dat ik een goede producer ben. Dat klinkt misschien arrogant, maar het is ook ongeveer het enige wat ik kan.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content