Cristina Branco straalt eenvoud, charme, gratie en bescheidenheid uit. Ze is de spits van een nieuwe generatie Portugese fadozangeressen. Een generatie die de structuren van de traditionele fado durft te overschrijden, en die daardoor de wind van voren krijgt. Maar dat stoort haar niet. Door Eddy Hendrix

‘Corpo Iluminado’ (Universal). Concert: 29 oktober, AB Brussel

Je meest recente album, ‘Corpo Iluminado’, is enkele maanden uit. Hoe zijn de reacties?

Cristina Branco: Ik hoor overal dat het een rijke, rijpe en volwassen plaat is. Dat is prettig, want ik heb nog altijd een knagende twijfel als ik een nieuwe plaat opneem. Het blijft gissen hoe ze zal worden ontvangen. Als je dan bijna unaniem enthousiaste reacties hoort en leest, dan is dat een geweldige voldoening.

Is die druk er nog? Je hebt toch al een serieuze status opgebouwd.

Branco: Ja, maar mensen worden veeleisender. Precies als je die status hebt, vinden ze het maar normaal dat je telkens weer een sterke plaat aflevert. We hebben er al vijf uitgebracht, maar bij het opnemen van de zesde zal ik opnieuw zenuwachtig en onzeker zijn. In de eerste plaats zijn we natuurlijk onze eigen criticus. Maar als wij er een goed gevoel bij hebben, betekent dat nog niet dat het publiek mee zal zijn. De mensen evolueren, wij ook, maar niet noodzakelijk in dezelfde richting. Het is nauwelijks nog in te schatten wat de mensen over pakweg een jaar leuk zullen vinden. Stresserend, maar dat is niet erg. Dat bezorgt ons een extra prikkel.

In je eigen Portugal word je door een groep fadofundamentalisten verweten dat je de fado te zeer moderniseert. Is dat een belangrijke groep of een marginaal clubje?

Branco: Het zijn enkele tegenstanders die star aan principes vasthouden. Maar het leven gaat vooruit. Als ze echt met muziek begaan zijn, dan moeten ze juist toelaten dat muziek leeft, en dus per definitie evolueert. Misschien is er wel muziek geweest die ter plaatse bleef trappelen, maar die is iedereen dan ook vergeten. Dus ik ken er geen. Elke stijl evolueert. Dat is een natuurlijke gang van zaken. Als je als artiest wil worden herinnerd, moet je evolueren.

Hier zijn we al ruim tien jaar vertrouwd met Madredeus, maar wat zij doen, is wel heel anders dan jouw muziek, niet?

Branco: Absoluut. Zij maken geen fado, maar wel heel mooie eigentijdse Portugese muziek.

Fado is de blues van Portugal. Van blues wordt gezegd dat je die pas kunt zingen als je zelf ongelukkig bent. Klopt dat ook voor een fadozangeres?

Branco: Dat is onzin. Niet alleen wat fado betreft, maar ook voor de blues. Ik leid een heel gelukkig leven, en ik ben ervan overtuigd dat dit ook geldt voor een hoop bluesartiesten. Ik ben geen droevig iemand, maar ik kan droefheid wel vertolken. Ik begrijp de droefenis van mensen, maar ik ben geen van hen. Portugal is een geciviliseerd, modern land, met dezelfde geneugten en problemen als de andere westerse landen. Waarom moeten we ons altijd laten vastpinnen op die droefheid, die weemoed, die saudade? Het is toch ridicuul om je daaraan vast te klampen. Amalia Rodrigues, de allergrootste Portugese fadozangeres, heeft die weemoed misschien geïntroduceerd en een stem gegeven, maar zij had wel een tragische achtergrond. De nieuwe generatie daarentegen, dat verzeker ik je, leidt een normaal leven.

Portugal wordt nochtans vaak beschouwd als het meest weemoedige land van Europa. Dat is achterhaald?

Branco: Ja. Het is precies zoals iemand die zich ooit een bepaald imago heeft aangemeten. Dan mag hij nadien nog tientallen pogingen ondernemen om daar onderuit te komen, de mensen zijn dat eerste beeld niet vergeten. Dat geldt ook voor het Portugese volk. Maar nogmaals, zo zijn wij echt niet meer, hoor. Ik vind dat melancholische imago dat men ons aanmeet zelfs een arm beeld van ons land en ons volk. We zijn trots op onze cultuur, ook trots op die melancholie, maar wij wentelen ons daar niet voortdurend in.

Jij bent pas op je achttiende in contact gekomen met fado.

Branco: Als kind kende ik wel fado, maar heel vaag. Het is dus niet zo dat je er onmogelijk aan kunt ontsnappen als je in Portugal opgroeit. We hadden thuis wel wat fadomuziek, maar het zei me gewoon niets. Ik vond het niet mooi, te ouderwets voor mij. Dat leverde hele discussies op met mijn grootvader. Hij vond dat ik die traditionele muziek van Portugal moest goed vinden, omdat het onze wortels zijn. En hij bleef maar op mij inwerken. Met succes. Tien jaar geleden gaf hij me voor mijn verjaardag een plaat van Amalia Rodrigues cadeau. Een briljante zet van hem, want omdat het zijn geschenk was, moest ik er wel naar luisteren.

Op dat album zong Amalia eigentijdse poëzie op eigentijdse muziek. Ze werkte toen samen met een Fransman, die nieuwe fadocomposities maakte. Dat had tevoren niemand ooit durven te doen, precies uit angst voor de toorn der puristen. Het resultaat van die samenwerking was eigentijdse fado, die uit haar beperkingen getreden was. Ik viel daar direct voor. Daarna ben ik ongeveer alles van haar gaan kopen. Maar ik dacht er nog helemaal niet aan om ook zelf te gaan zingen. Pas vijf jaar later nodigde iemand me uit om te zingen, maar ik vertelde hem dat ik het niet leuk vond om op een podium voor een publiek te staan. Ik ben wel met hem gaan kijken naar een fadoconcert en ik was meteen verkocht. De klank van die instrumenten was het ultieme argument om op een podium te springen en te zingen. Dat was de klik voor mij.

Je hebt er veel voor opgegeven. Je studies, en je plannen om in de journalistiek te gaan.

Branco: Eerst ben ik wel blijven studeren, maar het werd snel duidelijk dat de combinatie te belastend was. Ik droomde van een job in de journalistiek, maar ik moest een keuze maken. Ik heb voor het zingen gekozen, omdat dat helemaal in mij zit, het is een natuurlijk gegeven. Het is misschien niet de meest praktische beslissing in mijn leven geweest, maar wel de meest romantische.

Luisterde je, zoals de meeste tieners, naar popmuziek vooraleer je Amalia Rodrigues ontdekte?

Branco: Nee, ik hield niet van popmuziek. Nog altijd niet. Bij ons thuis stond blues, jazz, Braziliaanse muziek, tango en eigentijdse Portugese muziek op. Ik ging als tiener niet op zoek naar de nieuwste hippe groepen, ik koos voor de dingen die thuis lagen. Misschien omdat me geleerd werd om ervan te houden.

Is de Portugese jeugd nu meer in de ban van MTV? Verliest ze het contact met Portugals muzikale erfenis?

Branco: Dat vrees ik wel ja. Al moet ik zeggen dat mijn generatie artiesten, die moderne Portugese muziek maakt, toch ook aanslaat bij jonge mensen. Dat zie ik op onze concerten. Daarom dat ik het als een voorrecht beschouw van deze generatie deel uit te maken, precies omdat ze als doorgeefluik fungeert.

Nochtans zijn je teksten authentieke poëzie, soms hoogdravend en voor een heel jonge generatie wellicht ook onbegrijpelijk.

Branco: Ze houden ervan omdat het goede poëzie is. En daar staat geen leeftijd op. Net zomin als op goede muziek. De muziek die ik maak, is heel open en dat helpt om de poëzie begrijpelijk en licht verteerbaar te maken.

Is de tekst dan belangrijker?

Branco: Voor mij wel, ja.

Wat vindt je echtgenoot daarvan? Hij schrijft de muziek.

Branco: Hihi, dat weet ik niet, ik heb het hem nog niet gevraagd. Fado is een huwelijk tussen woorden en muziek. En in een goed huwelijk zit een goede balans.

Als je op zoek bent naar mooie poëzie om op muziek te zetten, ga je dan die poëzie niet vooral technisch lezen?

Branco: Ik maak het mij gemakkelijk. Ik ben voortdurend op zoek naar mooie gedichten, en alles wat me aanspreekt, speel ik door naar Custodio. Hij mag de praktische kant van de zaak oplossen. Daar heeft hij trouwens een uitstekende neus voor. Hij kan meteen zeggen welke gedichten op muziek gedijen, en welke niet. Hij beweert zelfs dat iedereen die schrijft muziek in zich heeft. Custodio’s taak is het de muziek die in het gedicht zit te traceren.

Je hebt poëzie van de Nederlandse dichter Slauerhoff op muziek gezet. Je hebt het huis waar hij woonde in Leeuwarden bezocht, je hebt de plaat er opgenomen, en je zei achteraf dat je in het huis kon voelen dat hij een ongelukkige man was.

Branco: In ieders huis zit een stuk van de ziel van de bewoner. Dat is bij jou zo, dat is bij mij zo. Slauerhoff woonde in een groot, maar triest huis. Hij was niet aangepast aan zijn naaste omgeving, waarschijnlijk was hij zijn tijd te ver vooruit. Dat kon je in zijn gedichten ook aanvoelen.

Hoe ben je in contact gekomen met zijn werk?

Branco: Door met Nederlandse fans te praten. Ik vertelde hen hoe geweldig ik Fernando Pessoa vind, waarop ze repliceerden dat zij met Slauerhoff een soortgelijke dichter hadden. Dat benieuwde me wel. Een vriendin van me heeft op mijn vraag twee gedichten naar het Portugees vertaald, en die zaten meteen perfect. De beelden, het ritme, de woorden, voor mij was het een 100 procent Portugees gedicht. Daarna heb ik me in zijn leven verdiept, zijn achtergrond, de reizen die hij maakte, en ik vond dat alles heel erg Portugees aanvoelde.

Kunnen niet-Portugezen de fado zingen?

Branco: Dat denk ik niet. Is het niet opvallend dat je Vlamingen, Fransen, Japanners flamenco of tango hoort zingen, maar ik heb nog nooit een buitenlander de fado horen uitproberen. Daar beginnen ze niet aan. Omdat het zo Portugees is. Je kunt natuurlijk volgens het juiste schema zingen en musiceren, puur op techniek, maar het juiste gevoel, nee, ik denk van niet. Je moet met fado in de aderen geboren zijn.

Je speelt op 29 oktober in Brussel. Wat mogen we verwachten?

Branco: Ik breng drie muzikanten mee, mijn drie mannen zoals ik ze noem. Vrij eenvoudig qua concept, niet? Ik vertel graag verhalen. Met een leuk begin en een sterk einde. Maar het zijn nooit dezelfde verhalen. Ik probeer telkens andere verhalen op eenzelfde manier te vertellen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content