Het komt uit Nederland, het rockt uitstekend, en ze kennen het in Amerika? Slechts één antwoord mogelijk: Bettie Serveert. De groep is een van de weinige overblijvers van de hausse in de Nederlandse rockmuziek tien jaar geleden, en klinkt nog even fris als vroeger. ‘Ik denk dat we flink wat mazzel hebben gehad.’

‘log 22’

Uit op 10/3 (PIAS)

Ruim tien jaar geleden zette Bettie Serveert zichzelf op de wereldkaart met een opvallend debuut dat meteen Amerika wakker maakte. Na die blitzstart nam de relevantie van de groep stilaan af, hoewel ze trouw en volgens regelmaat albums bleven maken. Bovendien dook zangeres Carol Van Dijk meer en meer op in zijprojecten, met Paskal Deweze in het van country doordrenkte Chitlin’ Fooks en met diezelfde Paskal en Mauro Pawlowski in het experimentele Shadowgraphic City. Maar nu is er het nieuwe Log 22, een prima album waarmee Bettie Serveert weer wil aanknopen met de begindagen.

Carol Van Dijk heeft de zaken goed op een rijtje. Ze pendelt tussen haar woonplaatsen Amsterdam en Antwerpen, en beheert haar agenda met een zelfbewustzijn dat haaks staat op haar niet aflatende schuchterheid. Tot haar zesde woonde Van Dijk in Canada, maar na de scheiding van haar ouders verhuisde ze naar Nederland, waar ze grote aanpassingsproblemen kende en van een vrolijk onbevangen meisje een teruggetrokken eenzaat werd. Maar ondanks haar verlegenheid heeft ze haar plan getrokken, het leven vastgepakt en is ze nu, zonder schroom, het uithangbord van een groep met internationaal succes. Deze maand vertrekt Bettie Serveert op tournee in Amerika, maar nu zijn Peter Visser, gitarist en tevens producer van het album, en Carol Van Dijk blij en trots om over de nieuwe plaat te praten, die verschijnt in het zog van de cd’s van Chitlin’ Fooks en Shadowgraphic City.

Het lijkt wel het grote Carol Van Dijkoffensief.

Carol Van Dijk: Het was niet de bedoeling dat alles binnen een kort tijdsbestek zou uitkomen. We hadden met Bettie Serveert afgesproken om pas in augustus vorig jaar opnieuw samen te komen, maar om de een of andere reden zijn we al in januari gestart. Het ging heel vlot. Maar eigenlijk zal het ook alleen maar in Vlaanderen opvallen, want in Nederland, laat staan erbuiten, heeft bijna niemand een idee van wat Shadowgraphic City en Chitlin’ Fooks zijn.

Zit er structuur in je artistieke leven? Deze maand speel ik in Chitlin’ Fooks, de volgende twee in Shadowgraphic City, en daarna geef ik me voor het volle pond aan Bettie Serveert?

Van Dijk: Neen. Het loopt allemaal door elkaar. De afgelopen weken heb ik opgetreden met zowel Bettie Serveert als Shadowgraphic City en Chitlin’ Fooks. Dat lukt aardig, hoor. Maar Bettie Serveert is wel mijn hoofdberoep. Dat is het al twaalf jaar, en dat blijft ook zo.

Dus de andere leden van Bettie Serveert kunnen met Carols zijsprongen leven?

Peter Visser: Jawel. Bovendien hebben haar escapades ook een voordeel. Wij hebben profijt van wat zij opsteekt bij Shadowgraphic City en Chitlin’ Fooks. Als het maar duidelijk is dat Bettie Serveert voor haar nummer één blijft.

Mag ik zeggen dat ‘Log 22’ jullie meest rijke album is? Blazers, samples, toetsen: de plaat is een stuk avontuurlijker dan de vorige.

Visser: Dat komt doordat hij voor een groot deel thuis is gemaakt. Je hebt meer vrijheid en je moet niet tegen de klok opnemen. Naargelang de zin en de inspiratie werk je ’s morgens met een kopje thee in de buurt, of ’s nachts met een fles wijn. Heel comfortabel, heel ontspannen. Maar wel spannend omdat het nieuw was voor ons. Als je een studio huurt, kost dat veel geld. Elke seconde is belangrijk. Dus neem je eerst de essentie op: bas, gitaar, drum en zang. Als er nog tijd rest, kun je wat experimenteren. Maar de ervaring leert dat er nooit tijd overblijft. Nu konden we precies omgekeerd werken. Eerst rotzooien met geluiden, en vervolgens inkapselen in de traditionele opnameprocédés. Daarom dat het hier en daar wat freakier en avontuurlijker klinkt.

En toch klinkt het ook poppier dan de voorgangers. Relaxed en opener.

Van Dijk: Dat heeft te maken met de invloed van die projecten van de afgelopen jaren. Daarbij kijken we constant terug op het oeuvre van Bettie Serveert. Wat hebben we gedaan, wat kunnen we eruit leren? Ik had een poos het gevoel dat ik tegen het plafond aan zat, dat ik niet verder kon. Daarom dat ik een jaar vrijaf wou nemen, andere dingen doen, met de bedoeling bij te leren en mijn eigen grenzen af te tasten. Nieuwsgierigheid, die ervoor zorgt dat je blijft groeien, is essentieel.

Je stemt klinkt beter dan ooit.

Van Dijk: Dat vind ik fijn om te horen. Ik zou zelf echt niet weten of dat zo is. De stembanden zijn door de jaren heen iets meer opgerekt. Misschien heeft dat ermee te maken.

Bettie Serveert lijkt onlosmakelijk verbonden met The Velvet Underground. Dat werk je zelf in de hand, door enkele jaren geleden een plaat vol covers op te nemen, en ook nu weer worden ze op ‘Log 22’ bedacht met een dankwoord. Hangt er in de studio een schrijn van hen dat je elke dag groet vooraleer op te nemen?

Van Dijk: Nee, stel je voor. Maar voor mij zijn ze zeer inspirerend geweest. Al is het gek verlopen. Een van de eerste liedjes die ik schreef, legde ik voor aan een vriend-gitarist van me. Die zei: ‘Hé, Carol, dit lijkt heel erg op iets van The Velvet Underground.’ Waarop ik: ‘The Velvet Wie?!’ Hij bracht de volgende dag een album mee, liet me daar There She Goes Again uit horen, en dat had exact dezelfde openingszin als mijn liedje. Ik viel steil achterover. Wat een schok. Ik vond het wel treffend dat ze ook een zangeres hadden.

Al meteen na het eerste album kreeg Bettie Serveert ruime aandacht in de Verenigde Staten, en heeft de groep er een trouwe aanhang. Ook nu gaan jullie er vijf weken toeren. Hoe is dat zo goed gelukt?

Visser: Wij hadden een bandje gestuurd naar platenlabel Matador. De baas van dat label was, en is nog altijd, een visionair. De belangrijkste majors kijken voortdurend over zijn schouder mee. Als hij iets goed vindt, springen ze er met zijn allen op. Hij heeft ons naar New York gehaald, voor een optreden op het Seminar. Een zaal van amper 250 mensen, maar iedereen uit de business was er wel. Enorme mazzel voor ons. Die drie kwartier optreden heeft ervoor gezorgd dat we meer dan tien jaar later opnieuw in Amerika op tournee kunnen gaan.

Is Amerika nu een must of een bonus?

Visser: Het is vakantie. Reizen van stad tot stad, en ’s avonds optreden. Wat kan je als groep uit Nederland nog meer willen? We mogen weer. Dat gevoel overheerst bij ons.

Van Dijk: De laatste keer waren we oorspronkelijk alleen geboekt voor het oosten en het midden van de Verenigde Staten. We kregen heel wat reacties uit het westen. ‘Wanneer komen jullie nog eens bij ons?’ Als je dat in het nietige Nederland te horen krijgt, dan krijg je toch wel kriebels, hoor. Ik ben daarom heel blij dat we nu de hele VS bestrijken met onze tournee.

Maar niet Canada, dat gezien jouw afkomst toch speciaal moet zijn voor jou?

Van Dijk: Inderdaad. Mijn vader en een groot deel van mijn familie wonen er nog steeds. Als het even kan, proberen we toch enkele dagen in te lassen om langs te gaan. Ik reken op een tweede Amerikaanse tournee in het najaar, mét Canada erbij.

Je bent heel bescheiden en schuchter. Komt dat door je jeugd?

Van Dijk: Dat heeft zeker meegespeeld. Ik kwam hier aan en kende geen woord Nederlands. Mijn onderwijzeres sprak dan weer geen Engels. Er was geen enkele communicatie. Ze dacht zelfs dat ik een spraakgebrek had. Vreselijk. Voor mij klonken die Nederlandse klanken verschrikkelijk. Net Chinees. Probeer dan maar als zevenjarig kind. Het was een bizarre, moeilijke tijd. Zo ben ik een bedeesd meisje geworden, want voordien was ik dat helemaal niet.

En dan kies je later toch voor het podium.

Van Dijk: Dat klinkt paradoxaal, en dat is het wellicht ook. Maar het is ook nooit mijn bedoeling geweest om op een podium te staan. Ik was geluidstechnicus bij De Artsen, waaruit later Bettie Serveert is ontstaan. Toen ik 15, 16 jaar was, wou ik liedjes maken. Ik wilde ze schrijven, maar ze zingen en live brengen, dat hoefde voor mij niet.

Heeft dan iemand tegen je gezegd dat je dat toch moest doen?

Visser: Ja, wij. We zagen wat we met Carol in handen hadden. Het was stom geweest daar niet mee verder te gaan.

Van Dijk: In 1986 zijn we met Bettie Serveert begonnen. En na het eerste optreden gesplit. Onze drummer ging weg omdat hij een andere baan kreeg, en geen tijd meer had. Peter zat ook nog bij De Artsen, en ik had enkele andere bandjes. In 1991 gingen De Artsen uit elkaar, en toen zijn we weer bij elkaar gekomen.

Visser: En ineens stonden we op Pukkelpop, het jaar met een droomaffiche. Nirvana, Dinosaur Jr., Sonic Youth, Ramones, The Pogues. We hebben de hele dag met open mond staan kijken. We hadden Nirvana voordien al enkele keren in Amsterdam gezien, maar op Pukkelpop speelden ze heel wat nummers die later op Nevermind zouden verschijnen. Toch een aparte ervaring, al besef je dat op dat ogenblik niet.

Nirvana is een legende geworden, mede dankzij de vroege dood van Kurt Cobain. Jullie hebben ook getoerd met Jeff Buckley. Ook hij werd een mythe na zijn dood.

Visser: Toen wij met hem toerden, was hij al een ster, na het verschijnen van Grace. Jeff was een ontzettend aardige kerel, maar hij werd op een vreselijk doortastende manier afgeschermd door zijn tourmanager. Zelfs een babbel met collega-muzikanten kon niet door de beugel.

Van Dijk: Alsof we hem pijn wilden doen. Zo’n schat. Wat hij tijdens zijn soundchecks liet zien, was werkelijk ongelofelijk, hij improviseerde op biervaten. Hij deed totaal andere dingen dan tijdens zijn concerten.

Jullie overleven een hoop Nederlandse groepen die ongeveer tegelijkertijd begonnen zijn. Ik denk aan Burma Shave, Urban Dance Squad. Ook aan Hallo Venray, die nog wel bestaan, maar waar wij hier nauwelijks nog iets van horen.

Van Dijk: Dat klopt. Heel bizar. Ik denk dat we toch flink wat mazzel hebben gehad. En ook de drang naar vernieuwing en experiment, die bij ons heel groot is, speelt mee. Het gevoel dat er nog veel te ontdekken is.

In België zijn er veel meer groepen die internationaal iets voorstellen. Ligt dat enkel aan talent, of ook aan een zeker klimaat dat ergens heerst?

Van Dijk: Hier durven groepen veel meer te experimenteren.

Visser: dEUS heeft de deur enorm opengezet. Nu duiken in Nederland een aantal uitstekende dj’s op. En hebben we intussen Spinvis en Brainpower. Het is heel belangrijk voor zulke jonge artiesten dat ze een tijdje underground blijven werken.

Was het dan een vergiftigd geschenk dat jullie meteen bij de eerste plaat al richting Amerika gingen?

Van Dijk: We waren nuchter, en dat zullen we altijd blijven. Ik zal mezelf altijd relativeren. Ik weet waar ik vandaan kom, ik weet waar ik sta. Het is me nooit naar het hoofd gestegen. Ik heb wel een paar keer op het punt gestaan om te imploderen. Omdat ik het mentaal niet aankon. Omdat mijn onzekerheid en verlegenheid het me moeilijk maakten. Maar zeker niet omdat anderen mijn hoofd op hol brachten.

Denk je dan niet dat dit eigenlijk je vak niet is? Dat de schuchterheid, de onzekerheid verlammend werken?

Van Dijk: Nee, dit is altijd mijn vak geweest. Ik reis dolgraag, en spelen vind ik fantastisch. Welnu, die twee samen, dat heet toeren. Kan je nagaan hoe gelukkig ik ben.

Door Eddy Hendrix

‘We blijven nuchter. We zullen onszelf altijd relativeren.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content