‘WE HOEVEN GEEN HYSTERISCHE MEIDEN OP DE EERSTE RIJ. ALHOEWEL’

Kunstenaar Rinus Van de Velde vond hun muziek zo goed dat hij hen een houtskoolhoes cadeau deed, de invloedrijke Britse dj Gilles Peterson tipte hen op Twitter en de AB laat hen nog het hele concertseizoen lang artistiek resideren in de Brusselse muziektempel. We hebben het over de jonge leeuwen van Stuff, wier frisse, instrumentale jazztronica vooral doet dansen. ‘We zijn allesbehalve punkers, maar we zijn wel vrijdenkers.’

‘Original Pirate Material, you’re listening to Stuff.’ Op Facebook leidt het Gents-Antwerpse kwintet Stuff – gestileerd, zoals dat heet, als ‘STUFF.’ – een van de songs uit zijn titelloze debuut in met een knipoog naar The Streets. Geen toeval, want hoewel de muziek op jazzfundamenten gebouwd is, stroomt er veel meer hiphop en electronica door. Wanneer we vier vijfde van Stuff – enkel toetsenist Joris Caluwaerts ontbreekt – in het aan de AB grenzende Huis 23 naar hun inspiratiebronnen vragen, zeggen ze daar ook Herbie Hancock, Marc Moulin en John Coltrane bij te rekenen, maar in de eerste plaats toch Aphex Twin, Kraftwerk en Flying Lotus. Het was trouwens een collega van die laatste, Daddy Kev uit LA, die er als mastering engineer mee voor gezorgd heeft dat Stuffseerste worp zo’n groovy plaatje is geworden.

Wat is het uitgangspunt van Stuff? De jazz verjongen?

LANDER GYSELINCK (DRUMMER): Nee, het is zeker niet onze missie met jazztradities te breken. We hebben uiteenlopende achtergronden en invloeden: van jazz, funk en fusion tot pop, hiphop, house en breakbeat. Als we samenspelen, borrelen die allemaal op.

ANDREW CLAES (SAXOFONIST): Wat wij doen, is wel in lijn met de jazzgeschiedenis, denk ik. Miles Davis, die bijvoorbeeld Cyndi Lauper heeft gecoverd, heeft ook altijd de vinger aan de pols gehouden van wat in zijn tijd populair was. Ik ben er zeker van dat hij ook dacht: wat speelt er nu op de radio, en wat kunnen wij daar op onze manier mee doen? Hetzelfde met Charlie Parker en Stravinsky. Die deden elk op zijn manier iets dat tussen popmuziek en ‘serieuze’ muziek in viel. Als je dat idee vandaag doortrekt, zoals wij doen, dan krijg je iets tussen jazz en dance.

De zaadjes van Stuff zijn vier à vijf jaar geleden geplant in de Gentse bar annex club White Cat, waar jullie drie jaar lang ongeveer elke maand gingen spelen. Wat blijft er nog over van de band die daar haar eerste jamsessie hield?

DRIES LAHEYE (BASSIST): De White Cat was ons laboratorium, waar we voornamelijk improviseerden. We vertrokken van samples en loops van bestaande hiphop en electro. Die speelden we elke keer op een andere manier, waardoor ze verbasterden en eigen nummers werden. Onze songs – op de plaat staat alleen eigen werk – zijn dus live tot stand gekomen. Het was heel moeilijk om daar in de studio een definitieve opname van te maken.

CLAES: We hebben er dan ook zo’n anderhalf jaar aan gewerkt. Niet aan één stuk door, want we zijn allemaal nog bij andere projecten betrokken.

LAHEYE: Voor ons is dit album een tijdsdocument. Het weerspiegelt wat we nu doen, niet noodzakelijk waar we naartoe willen.

GYSELINCK: Denk dus niet dat we tijdens de komende concerten de plaat klakkeloos zullen naspelen. We hoeven geen hysterische tienermeisjes op de eerste rij. Alhoewel. (lacht)

Hoe wordt jullie nogal eclectische sound onthaald in traditionelere muzikale kringen?

GYSELINCK: Ik vraag me af hoeveel strafschoppen we gaan krijgen van de jazz police. (lacht) Nee, over het algemeen reageren collega’s erg positief.

MENNO STEENSELS (TURNTABLIST): Fabrizio Cassol van Aka Moon, een grote held van ons, vindt het alvast de max. Het coole aan Stuff is dat op onze concerten zowel mensen afkomen die willen dansen als mensen die de muziek echt willen uitchecken. Wij mogen én DJ Grazzhoppa én Tom Barman tot onze fans rekenen. Hoeveel groepen kunnen dat zeggen? (lacht)

GYSELINCK: En buiten de muziek: Rinus Van de Velde!

Op de hoes prijkt een houtskooltekening van hem, The Inner Image. Waarom precies dat werk?

CLAES: Het is een heel sterk beeld. Zoals ik het zie, is de vadsige oudere man in dat beeld in slaap gevallen nadat hij is thuisgekomen van zijn nutteloze job. ‘Kus allemaal mijn kloten, ik heb hard genoeg gewerkt vandaag’, die mentaliteit. Het gaat er alsmaar erger toe in de wereld, maar hij is er blind voor. Tot hij, in mijn fantasie dan, wakker geschud wordt door de plaat van Stuff, omdat hij iets hoort dat niet in zijn verwachtingspatroon lag. (lacht) Ik wil hier niet beweren dat onze muziek zo’n effect zal hebben op mensen, of dat wij wél zo goed van alles op de hoogte zijn, maar we proberen tenminste alert te blijven, bewust te leven. En we geloven erin dat onze generatie de ballen zal hebben om dat ook te doen. Music for the jilted generation, zoals The Prodigy het op hun eigen trashy manier predikten. Wij zijn allesbehalve punkers, maar we zijn wel vrijdenkers. En dat is helaas niet de politieke tendens die we nu zien.

GYSELINCK:The Inner Image is een al wat ouder werk van Rinus. Het heeft een soort ruwheid die in andere van zijn beelden misschien niet zit. Hij is heel goed in haarfijne tekeningen, maar hier klopt iets niet – zo is de hand van de vrouw die ook half in beeld zit een beetje buiten proportie. Dat maakt het juist heel tof.

LAHEYE: Je voelt in die hoes ook echt het ambacht van Rinus. En dat gaat goed samen met onze muziek, vind ik.

GYSELINCK: Ja, wij zijn ook ambachtslui. (lacht)

Tot slot nog een vraagje dat we eerder al aan enkele collega-drummers voorlegden: wat vond jij van Whiplash, Lander?

GYSELINCK: Toen ik hem voor het eerst zag, werd ik herinnerd aan mijn periode aan de Manhattan School of Music in New York. Het gevoel van angst wanneer je drumleraar je haast dwingt om tegen de volgende middag je partijen te kunnen spelen, met als gevolg dat de hele klas tot vier uur ’s nachts zit te roffelen. Het zou niet mogen, maar zo gaat het er daar wel toe. Aan het conservatorium van Brussel gaat het absoluut niet zo, voor alle duidelijkheid, daar krijg je echt de ruimte om jezelf te ontwikkelen. Nu, ik was nog een vrij gecontroleerde student, maar voor sommige klasgenoten was Whiplash de realiteit. Ik ben er vorige week nog eens naar gaan kijken met een vriendin die met mij studeerde. Zij ging met buikpijn weer naar buiten.

Voor mij zegt die film totaal niets over jazz of over drummen, maar wel over instituties. Hij had even goed over de kerk kunnen gaan.

CLAES: Naar mijn mening is er niks mis met in God geloven, maar is er wel van alles mis met de kerk. Zo impliceert de film waarschijnlijk ook dat er niks verkeerds is met jazz, maar wel met de manier waarop sommige mensen die muziek benaderen, door ze te laten vastroesten in een bepaalde formule die allesbehalve jazz is.

GYSELINCK:Not quite my tempo! (lacht)

STUFF

Verschijnt op 15/3 bij Buteo Buteo. Stuff speelt onder meer op 18/3 in de Handelsbeurs in Gent, op 19/3 in de AB Club in Brussel en op 21 maart in Het Depot in Leuven. Alle info: stuffisthebandname.com en vwspringsessions.be

DOOR MICHAEL ILEGEMS

Menno Steensels ‘ÉN DJ GRAZZHOPPA ÉN TOM BARMAN ZIJN FANS VAN STUFF. HOEVEEL GROEPEN KUNNEN DAT ZEGGEN?’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content