‘WAT IS DIT?’ DANS? THEATER? OPERA?

Hij had niets met Verdi. En toch liet Alain Platel zich overhalen om er iets mee te doen. Hij sleurde er Wagner bij, een tachtigkoppig koor, tien dansers en een paar volksopstanden. En toen brak de crisis uit. ‘Mocht ik weten wat ik nu weet, ik was er nooit aan begonnen.’ Verslag van het – euhm – wagneriaanse productieproces van C(H)OEURS.

GENT 14 OKTOBER 2011: ‘WE KOMEN ER WEL’

‘Wat wil je dat we hiermee doen?’ Het is plots ongewoon stil in de repetitieruimte van Les Ballets C de la B op de Bijlokesite in Gent. Het opgewonden gekir en getrippel van mensen die elkaar na lange tijd opnieuw ontmoeten en van dansers die wat blij zijn dat ze er voor de eerste keer bij zijn, zijn plots verstomd nadat Platel Dies irae van Verdi heeft laten horen. De stilte zwelt aan als hij Va pensiero van diezelfde Verdi oplegt en wordt ronduit ongemakkelijk als daarop Heil König Heinrich uit de Lohengrin van Wagner uit de boxen schalt. Iemand gniffelt. Een ander staat op en begint demonstratief te stretchen. Wagner? Zeg dat het een grap is. Platel meent het. De twee meest bombastische en emotioneel exhibitionistische aller operacomponisten wil hij met elkaar verbinden. ‘Wat wil je dat we hiermee doen? Wat wil je dat we hieraan toevoegen?’ Het is de Argentijnse Lisi Estaras die finaal de vraag stelt die op ieders lippen ligt.

Het is de vraag waarmee Platel de voorbije acht jaar ook geworsteld heeft. Vanaf het moment dat Gerard Mortier, nu opera-intendant bij het Teatro Real van Madrid, hem na de première van Wolf had geopperd, of nee, had geprikkeld en uitgedaagd om over een project rond Verdi na te denken. Hij had niets met Verdi. Nog minder met Wagner. Toch kwam die er later op verrassend logische wijze bij. Beide componisten – hoe verschillend ook – deelden met elkaar een zucht naar verandering en totale bevrijding van geest, maatschappij en lijf. In het revolutionaire jaar 1848 hadden ze elk aan hun kant van de barricaden gestaan. Bovendien hadden ze elk prachtig resonerende koorscènes geschreven, die – hoe weinig je ook van muziek kent – ergens een snaar in het collectieve geheugen raken. Maar precies omdat ze zo algemeen gedeeld en gekend zijn, zijn ze bitter moeilijk te herinterpreteren.

‘We komen er wel’, stelt Platel zijn dansers nu gerust. Maar ook door zijn keel giert een lichte vorm van paniek. De voorbije twee jaar heeft hij meermaals met de zakelijk verantwoordelijke aan de lijn gehangen. ‘Ik doe het niet. Het lukt me niet.’ Maar dat vertelt hij niet. Nog niet. Hij zet ogenschijnlijk rustig de prelude van Lohengrin op en begint zoals hij altijd begint: met improvisatie en onderzoek. Tussendoor licht hij als bij een ouderwetse diavoorstelling beeld per beeld toe wat hem tot C(H)OEURS gebracht heeft. Hij had het over het kerkkoor waar hij als jongen in zong, over de schoonheid van al die stemmen die elkaar dragen en versterken. Maar hij had het vooral over wat hij elf jaar eerder in Londen had ontdekt: dat een koor als een sappige sinaasappel is, want een sinaasappel is pas sinaasappel dankzij de oranje schil, de pitten en de beentjes.

LONDEN MAART 2001: ‘IETS MET KOREN’

Het was na de drukke en bijna onwezenlijk succesvolle jaren van Moeder en Kind, Bernadetje en Allemaal Indiaan. Platel had voor zichzelf op de pauzeknop geduwd. Hij wilde van de druk af, van de drang permanent vernieuwend en origineel te zijn. ‘Het was voor mij een hele verlossing toen ik vernam dat ook Bach een leermeester had gehad. In mijn fantasie was Bach vanuit het luchtledige op aarde neergedaald, had hij hier al die prachtige muziek gemaakt en was hij weer vertrokken. ‘Je moet eens naar Dieterich Buxtehude luisteren’, zei iemand me op een dag. Ik luisterde ernaar en hoorde Bach. Ook hij, dacht ik toen, heeft zijn mosterd ergens gehaald. Het belangrijkste is niet om origineel te zijn, wel om dicht bij jezelf te blijven.’

Vanuit het Roundhouse, een cultureel centrum in Londen, vroegen ze een muzikaal project op te starten. Hoe, wat en met wie mocht hij zelf kiezen. Alleen het waar lag vast: het moest aan Londen haken. ‘Iets met koren’, dacht Platel zeer snel. ‘En waarom mensen samenkomen om te zingen.’ Hij vroeg een lijst van de koren in Londen op en kreeg een bundel A4’s met duizend namen. Hij bezocht er driehonderd. Het dovenkoor. Het koor van de Lloydsbank. Het koor van vluchtelingenkinderen. Het homokoor. De ambities waren hoog, maar de tijd te kort. Tijdens twee avonden zongen ze hun favoriete nummers. ‘Ooit’, dacht Platel. ‘Doe ik er iets mee op scène.’ Het effect van de massa tegenover het individu. Zoiets. ‘En’, dacht hij ook. ‘Dan wil ik dat elk van die koorleden tijdens de voorstelling zijn naam zegt.’ Dat laatste droeg hij met zich mee sinds iemand hem verteld had over het Museum Passchendaele 1917, waar de herinnering aan WO I levend wordt gehouden. Hoe er in de dodengang permanent namen klinken. Alsof je op de rand tussen leven en dood, heden en verleden loopt. Het zijn gewoon namen, maar ze grijpen je naar de keel.

ROME 12 MAART 2011: DE WELWILLENDEN

‘We hebben te lang gezwegen.’ Het waren de woorden van dirigent Riccardo Muti in de opera van Rome. Bis, bis, had het publiek even daarvoor geroepen. Tussen hen: een van zweet en botox glimmende Berlusconi. Het waren zijn ogen die Muti fixeerde toen hij zich in zijn orkestbak omdraaide en zei dat hij zich schaamde over wat er van Italië geworden was. Hebben we te lang gezwegen, vroeg ook Platel zich af? In Egypte barstte de Arabische lente los. Mannen en vrouwen marcheerden door de straten, ze schilderden een rode vlek op een afgescheurd stuk laken en prikten het uitdagend op hun hart. Hoe begin je te praten als je te lang gezwegen hebt? Welke woorden zijn juiste woorden? Platel las De welwillenden van Jonathan Littell, herontdekte wat Marguerite Duras allemaal had gezegd over democratie, vrijheid en massa’s en moest terugdenken aan zijn eigen dagen in Palestina. Hoe hij bij een dreigende aanval vanuit Israël prompt met een geblindeerde wagen geëvacueerd werd, door de checkpoints raasde, terwijl de Palestijnse familie bij wie hij gelogeerd had onbeschermd achterbleef. Had hij moeten terugdraaien? Stop moeten roepen? Op de radio klonk Bach. Zijn lievelingscomponist. ‘Zet dat alstublieft uit’, was het enige wat hij kon zeggen.

Die verwarring, die emotionele rollercoaster, de spanning tussen je verantwoordelijkheid als individu en de macht van de massa. Dat wilde hij bestuderen en uitwerken. Met dansers. Met een koor. Met veel volk op de scène. Maar hoe vermijd je dat die overvloed aan mensen, beelden en indrukken vooral een zootje ongeregeld wordt? Dat het in plaats van indruk te maken, niets zegt.

GENT 11 JUNI 2011: ‘HET IS GAUW TE VEEL’

‘Gezocht: veel vrijwilligers om deel te nemen aan het nieuwe project van Alain Platel’ stond er in de advertentie. En verder: ‘Voor zijn nieuwe productie C(H)OEURS (in samenwerking met de Opera van Madrid) wil Alain Platel (Les ballets C de la B) onderzoeken hoe gevaarlijk schoon een massa kan zijn.’

Wie daaraan wilde meewerken – zonder betaald te worden en zonder deel te nemen aan de echte voorstelling – mocht zich op 11 juni 2011 in de studio’s van Les Ballets C de la B aanmelden. Individueel, in groep of als vereniging. Aan dertig mensen had Platel genoeg. Met veertig mensen zou hij zeer blij zijn. Honderddertig vrijwilligers verdringen elkaar op de balletvloer van de studio. De jongsten zijn zes en klampen zich verlegen vast aan de benen van hun vaders. De oudste is zeventig. Allemaal hebben ze hun eigen reden om daar te zijn. ‘Om iets mee te maken.’ Zo klinkt de eenvoudigste van die redenen. ‘Om opnieuw iemand te zijn.’ ‘Om weer zin te geven aan mijn leven.’ ‘Hier haal ik moed uit.’ Zo klinken de meer zwaarwichtige, maar misschien wel meest universele van al die redenen.

‘Eerst dacht ik niets te doen’, vertelt Platel. ‘Gewoon te kijken en te luisteren, gezichten proberen te onthouden.’ Maar toen hij het enthousiasme als een hoogspanningsdraad door de ruimte voelde zinderen, besloot hij er gewoon mee te beginnen. ‘Ik laat jullie een keer een lied horen en daarna zingen we mee.’ Gemompel, gesnuif, gelach. ‘Geloof me: dat lukt.’ Het is de manier waarop Platel werkt. Uitdagen en geruststellen. Hij creëert een sfeer waarin mensen zich schaamteloos blootgeven zonder dat dit enige schaamte opwekt. Va pensiero rolt door de ruimte. Gezichten klaren op, er wordt mee geneuried en hier en daar klinkt met een brommerige stem: ‘Überall auf der Welt scheint die Sonne.’ Het is wat Platel wilde aantonen: dat het lied in ons geheugen gebeiteld zit zonder dat we daarom weten hoe het daar komt.

Wanneer ze er écht aan beginnen, zijn ze nog met honderdenzeven. Ze worden gefotografeerd en hun gezichten hangen vanaf nu aan de muur tussen de beelden van woedende massa’s, huilende vrouwen, militaristische parades en verwrongen lichamen. Het is het DNA van deze voorstelling. De puzzelstukken die nu naar lichaamstaal moeten worden vertaald.

Platel probeert – wat hij noemt – een ‘social choreography’ uit. Mensen worden gevraagd groepen te vormen op basis van het antwoord op vragen, die van banaal als ‘wie drinkt Pepsi en wie drinkt Cola’ evolueren naar indringend als ‘wie heeft ooit al een geliefde pijn gedaan?’ Of mensen moeten uit de groep die persoon pikken die volgens hen het meest op hem of haar lijkt. ‘Van fragmenten die ik die eerste dag zag, wist ik meteen: dat wil ik in de voorstelling’, vertelt Platel. ‘Maar het werd ook snel duidelijk dat een massa weinig nodig heeft om indruk te maken. Een vinger in de lucht volstaat. En het wordt ook gauw te veel. Ik had in mijn hoofd het beeld van een pompend houten hart dat op het podium gebouwd zou worden. Ik besefte snel: Alain, dat is belachelijk.’

GENT 14 OKTOBER 2011: ‘ALS EEN ORGASME’

Drie keer heeft Platel de prelude uit Lohengrin laten horen. Schoorvoetend moeten de dansers toegeven dat het, ja, wel iets heeft, die muziek. Ze is schrijnend, pompend, terughoudend en dan weer genadeloos rollend als hoge golven. ‘Als die seconden voor een orgasme, maar dan eindeloos uitgerekt’, zal Rosalba Torres Guerrero het later omschrijven.

GENT NOVEMBER 2011: TRANEN IN DE OGEN

Een man staat met zijn rug naar het publiek. Het hoofd zo diep naar voren gebogen dat je enkel de golvende lijn van de schouders ziet. De handen krommen zich links en rechts als onvolgroeide vleugels om de schouderbladen. ‘ Dies irae’ klinkt het pompend en smachtend. De man beweegt frenetiek, schudt, beeft, lijkt het vel van zijn lijf te willen scheuren. Het is het openingsbeeld van C(H)OEURS. Het is het lijden van zo veel tijden samengevat. Het is weerzinwekkend en hypnotiserend. Maar Platel twijfelt nog. Is het sterk genoeg? Waar moet hij het koor in dit alles plaatsen? ‘Misschien moeten jullie gewoon de trap afkomen’, suggereert hij aan de vrijwilligers. De trap, dat zijn drie treden over de breedte van het speelvlak achter aan de scène. De rest van het decor bestaat uit plastic flappen zoals die aan de in- en uitgang van de koelafdeling in de Colruyt. De vrijwilligers komen de trap af. Kalm. Bedaard. Ondertussen het hunkerende, schokkende bewegen van de dansers. Ook ik krijg tranen in de ogen. ‘Waarom is dat’, vraagt Platel zich af. ‘Ik wilde dat ik het verstond.’

Een paar weken geleden kwam Mortier voor het eerst kijken. Na dit beeld was hij helemaal in de wolken. ‘En misschien ook wel gerustgesteld’, zegt Platel. ‘Ik vind het nog steeds ongelooflijk. Hij weet dat ik hem niets kan garanderen. Hij weet dat ik niets heb als ik hieraan begin. Toch neemt hij het risico en geeft hij me dat vertrouwen. Dat is zo zeldzaam geworden.’ Hij zwijgt even. ‘Tegelijkertijd word ik dan teruggekatapulteerd naar het prille begin. Naar de absurditeit van deze hele onderneming. Ik wilde hier helemaal geen carrière in maken. Ik droomde niet van een première in een operahuis.’

GENT 7 JANUARI 2012: ‘MENSEN WILLEN HOOP’

‘Ik wil iets zeggen.’ De repetitie is voorbij en iedereen zoekt zijn spullen bij elkaar. Een van de oudere vrijwilligers staat recht en vraagt of hij de microfoon even mag hebben. ‘Jullie moeten weten’, zegt hij tegen Platel, de dansers en de mensen van de muziek. ‘Dat wij voor honderd procent achter jullie staan. Ook inhoudelijk.’ Vooral dat laatste bleef bij Platel hangen. Een paar dagen eerder was hij een van de vrijwilligers op straat tegengekomen. Die had hem iets gelijkaardigs gezegd. ‘In het begin dat ik die dansers bezig zag, dacht ik: wat een geschok en wat een gedoe. Ik vroeg me zelfs af of die spastische trekken wel echt nodig waren. Maar nu voel ik dat die iets communiceren dat heel diep gaat.’ ‘Het raakte me’, zegt Platel. ‘Omdat ik weet dat het niet evident is. Ik denk er niet bij na of wat wij doen provoceert. Maar ik weet dat het niet door iedereen gesmaakt wordt. Ik heb familieleden die zeggen: “Alain, alstublieft, wij komen niet.” Voor hen is dat te donker. Het boezemt hen angst in. Het gaat te veel over lijden, onmacht en de dood. Mensen willen dat niet meer. Mensen willen hoop. Voor mij zit er veel hoop in deze voorstelling.’

GENT 23 JANUARI 2012: ‘DANS, THEATER ÉN OPERA’

Vier Spaanse journalisten zitten met gekruiste benen op een krukje. Designerbril op de neus, fluwelen pumps – variërend tussen rood, turkoois en paars – aan de voeten, luisteren ze naar wat Mortier en Platel te vertellen hebben over de voorstelling die in maart in Madrid in première gaat. ‘ C(H)OEURS‘, fluistert een van de vrouwen alsof ze een muntje dat in haar luchtpijp schoot er weer probeert uit te rochelen. ‘Wat een lelijk woord.’ ‘Het zegt ons niets’, fluistert de journaliste naast haar. ‘In Madrid spreekt niemand Frans.’ Als er gevraagd wordt of er nog vragen zijn, steekt ze haar vinger op. ‘Wat is dit eigenlijk? Dans? Theater? Opera?’ ‘Het is zoals de Grieken theater brachten’, antwoordt Mortier met de hem gebruikelijke charme. ‘Dans, theater en opera.’ Ze schudt haar hoofd. ‘Ik weet niet of ze dat bij ons begrijpen. Het publiek in Madrid is niet vertrouwd met ballet. En al zeker niet met moderne dans.’

Hij heeft ervan gehoord, van de kwalijke reputatie van het Madrileense publiek, zegt Platel. Net zoals van de traditionele rigueur van een operakoor. Want dat is de volgende stap: de hele set verhuist naar Madrid en het koor neemt de choreografie over die Platel met de vrijwilligers ontwikkelde. En, als het van hem afhangt: meer dan dat. Hij wil het koor in het dansen integreren, de dansers in het koor laten verdwijnen. ‘Naar het schijnt is het koor van Madrid een uitzondering, maar koren durven al eens te zeggen: dit doen we niet. Ik weet niet hoe ze zullen reageren. Contractueel zijn ze verplicht te doen wat wij vragen, maar wat als ze er echt geen zin in hebben? Als ze vinden dat wat wij op Va pensiero doen ongehoord en onaanvaardbaar is?’ Twee dansers, Romeu Runa en Lisi die krampachtig een duet dansen, waarbij ze hun als met haken opengesperde monden op elkaar duwen, terwijl op de achtergrond het koor Va pensiero zingt. Zelfs in huis zorgde het voor zenuwachtigheid. ‘Dit kun je niet maken’, werd gezegd. ‘Mensen zullen denken dat het om te lachen is.’ ‘Nee’, denkt Platel. ‘In die muziek zit zo veel verlangen dat het ondraaglijk wordt. Dat probeert die choreografie in zijn onmacht uit te drukken.’

MADRID 14 FEBRUARI 2012: ‘GRANDIOOS’

Graça Ramos, de persverantwoordelijke van de Opera Real, maakt zich zorgen. Over het weer. Al drie maanden viel er geen druppel regen in Madrid. De lucht is te droog en de stembanden van de koorzangers hebben net als tropische kamerplanten de juiste vochtigheidsgraad nodig. Niet alleen het weer, ook geld is op dit moment een probleem. Jonge mensen hebben geen cent te veel om aan een avond opera te besteden. De reductieprogramma’s werden teruggeschroefd en dus viel de opera terug op haar vertrouwde – en vooral oude – publiek. Mensen met een – euhm – klassieke smaak. ‘Het Madrileense geld is oud geld. Ons publiek is niet van slechte wil, het is niet opgevoed. Ze zijn bang iets goed te vinden waarvan ze niet zeker zijn of ze het wel goed mogen vinden’, zegt Graça Ramos.

Dat Spanje een land in recessie is, merk je aan hartverscheurende details. De straat tussen metrostation Sol en de opera vult zich met een gezang helder en breekbaar als kristal. Een frêle Aziatische vrouw zingt een aria van Verdi. Haar handen diep weggestoken in de zakken van haar wollen vest. Haar ogen strak op de straat gericht. Tussen haar voeten een kartonnen beker van Starbucks. Dat is het gezicht van de crisis: solisten die op straat staan. De ironie wil dan weer dat diezelfde crisis de kwaliteit van de operakoren opkrikt, omdat werkloze solisten nu wat graag onderdak bij een koor vinden. Ook het koor van Madrid bestaat voor een groot deel uit eersteklassezangers. Zoals de Amerikaanse Spanjaard Alvaro Vallejo. Hij verloor zijn job bij de opera van New York, verhuisde naar Madrid, maar zag ook daar de crisis toeslaan. ‘Een koor is de enige manier om te overleven. Maar het knaagt soms. Ik voel me bij momenten een solozanger gewrongen in een groep. Uiteindelijk willen we allemaal het liefst uitblinken.’

Daarom dat hij wat Platel nu van hen als koor verlangt, toejuicht met het onverdeelde enthousiasme dat enkel Amerikanen kunnen hebben. Dat ze als koor moeten dansen, op de grond vallen, rollen, weer opstaan. Hij vindt het alleen maar geweldig. ‘In de vorige productie waren we bomen. Dan is dit toch wat uitdagender. Je denkt: ik zal dit nooit kunnen, maar dan rafelen ze die beweging uit elkaar en zie je hoe het werkt.’

Die eerste dag met het koor van Madrid is Va pensiero de lakmoesproef. Het koor zingt – ingehouden, want ze mogen hun stembanden nog niet belasten – Romeu en Lisi dansen hun amechtige duet. ‘Grandioos’, reageert dirigent Marc Piollet. Platel haalt zichtbaar opgelucht adem. ‘Muzikaal voel ik mij nog altijd een leek. Ik beluister muziek met mijn buik, zonder de valiezen kennis die een man als Piollet met zich meedraagt. Zijn goedkeuring is voor mij veel waard. Het stelt me gerust’, zegt Platel. ‘Pascale – mijn zus – heeft me geleerd op mezelf te vertrouwen. Misschien is het fout, misschien ook niet, maar ik krijg dan wel graag bevestiging van mensen die weten waarover het gaat.’ Hij denkt na. Gaat verder: ‘Dit is een voorstelling die staat of valt met volledige overgave. Het is als een vleeshaak in je hart. De lijn tussen grandioos en ridicuul is zeer dun. Maar dat risico neem ik graag. Omdat het moet. Ik mag niet blijven zwijgen.’

C(H)OEURS

Wereldpremière: 12/3, Opera Real, Madrid.

Daarna te zien in Amsterdam, Ludwigsburg en van 12 tot 14 juni in het Concertgebouw in Brugge.

DOOR TINE HENS

ALAIN PLATEL: ‘HET WAS VOOR MIJ EEN HELE VERLOSSING TOEN IK VERNAM DAT OOK BACH EEN LEERMEESTER HAD GEHAD.’

ALAIN PLATEL: ‘IK DENK ER NIET BIJ NA OF WAT WIJ DOEN PROVOCEERT.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content