Zijn boeken zijn dik. En spannend noch gemakkelijk. Toch gingen na Noorwegen ook Vlaanderen en Nederland voor de bijl voor Karl Ove Knausgård en zijn autobiografische cyclus Mijn strijd. Bij het verschijnen van het derde deel Zoon, een zoektocht naar het waarom van dat onwaarschijnlijke succes. ?

OMDAT ‘MIJN STRIJD’ DE AUTOBIOGRAFIE OVERSTIJGT

Om Knausgårds autobiografische reeks Mijn strijd te duiden, worden vaak parallellen getrokken met Prousts Op zoek naar de verloren tijd. Een compliment van formaat en er valt zeker iets voor te zeggen, maar de zoektocht van Proust is hyperindividueel: wie ben ik, is de kernvraag, kan ik al schrijvende mezelf afbakenen met woorden? Knausgårds uitgangspunt is gelijkaardig, maar het resultaat van dat zelfonderzoek levert een algemeen beeld op, een Elckerlyc, een universele figuur waar iedere lezer zich in herkent. Knausgård heeft geen afkeer van het banale en toont, meer dan Proust, Het leven zoals het is. Met je kinderen naar saaie verjaardagsfeestjes gaan, vol zelfbeklag in een hoekje zitten huilen om een verloren liefde, de ongebreidelde haat die soms opborrelt tegenover je naasten, de alledaagse stommiteiten die – ecce homo – een mens nu eenmaal begaat in zijn leven. Tegelijk ontwijkt hij het potentiële soapgevaar door aandacht te hebben voor de sociale en historische context. Zijdelings gaat Min kamp, zoals de reeks oorspronkelijk heet, over het Noorse oorlogsverleden, over de omwentelingen die de jaren zestig meebrachten, over de ratrace waar de hedendaagse maatschappij ons in dwingt.

OMDAT HIJ AUTHENTIEK IS

Opvallend is dat de reeks niet alleen gretig gelezen wordt, maar ook appelleert aan een diepe behoefte naar – en daar is het verdomde woord – authenticiteit bij het publiek. De schrijnende eerlijkheid die Knausgård aan de dag legt, staat in schril contrast met de geluksplicht die elke consument wordt aangepraat via reclame, en steekt fel af bij de algemene vrolijkheidsbagger, de uitgekiende formats en plat gespinde politieke praatjes. Knausgårds oprechtheid choqueert, maar enkel omdat we gewend geraakt zijn aan een valse schijnwereld. Wie de minzame auteur ooit live heeft meegemaakt op een lezing staat dan ook versteld van de intieme vragen en opmerkingen die op de man worden losgelaten. Zelf is hij het ondertussen wat gewoon: ‘Het is een weerkerend fenomeen: eerst spreken ze me aan over mijn boek en dan storten ze hun hart uit. Sommige mensen voelen zich echt verwant en het is voor velen een opluchting om eens rechtuit te mogen zijn. Dan vertellen ze over hun eigen worstelingen en frustraties. Niet dat ik daarom gevraagd heb, maar blijkbaar maakt Mijn strijd veel los.’ En dat is tenslotte het oogmerk van elk kunstwerk, een emotie losweken bij het publiek – iets waar Knausgård met verve in geslaagd is.

OMDAT HIJ KAN SCHRIJVEN

Niet alles wat als zoete boekjes over de toonbank vliegt, is goeie literatuur, maar Knausgård is wel degelijk een knap auteur. Wie het niet meteen ziet zitten om de paar duizend pagina’s van Mijn strijd te verorberen, kan beginnen met Engelen vallen langzaam. Ook een vuistdikke roman, maar met een duidelijke literaire insteek; Knausgård vraagt zich daarin af hoe het komt dat engelen, ooit zo prominent aanwezig in schilderijen (en het dagelijkse leven?), nu niet meer voorkomen. Om dat te achterhalen, herschrijft hij zomaar eventjes het hele Bijbelse scheppingsverhaal. Rond de oude mythes bouwt hij een frisse roman, met levendige personages, een verslavende spanningsboog en gestut met glasheldere zinnen – Knausgårds stijl is zo gaaf dat hij nauwelijks opvalt. Maar ook dat is een kunst: iets laten weglezen alsof het niét geschreven is, alsof er niet aan elk woord getwijfeld en niet aan elke zin gewrocht is. Zijn filmische taalgebruik zorgt dat zelfs de meest beschrijvende passages – Noah die zwijgend zijn ark bouwt, een eenzame wandeling in de sneeuw die vijftig pagina’s duurt – niet vervelen. Probleemloos zie je het witte landschap voor je en voel je de houtsplinters je handpalmen binnendringen. Dan weet je: hier is een literair auteur aan het werk.

OMDAT HET MAG

Een boekenreeks die zo’n breed publiek aanspreekt, het doet altijd wat wenkbrauwen fronsen: massaverkoop en echte literatuur, die staan toch haaks op elkaar? Het is een diepgewortelde misvatting. We zijn het niet meer gewend dat een auteur een rocksterrenstatus krijgt, op covers van bladen komt, centraal staat in documentaires. Literatuur werd zo lang in het verdomhoekje gedrumd dat we het als haar natuurlijke habitat zijn gaan beschouwen; geen auteur die nu nog op tv verschijnt, doet dat zonder zelfkastijdende ironie: ‘Ik hoor hier niet thuis, mijn excuses dat ik uw ontspannende avond vergal met mijn liefde voor de letteren, geen paniek, na deze geinige vragenronde ben ik zo weer van uw flatscreen verdwenen.’ Nochtans is het niet zo lang geleden dat schrijvers centraal stonden in het culturele en sociale leven: denk maar aan Sartre die mee op de barricades van de Parijse studentenrevolte sprong, of Truman Capote die met The Black and White Ball in 1966 zowat het feest van de eeuw organiseerde. Of dichter bij huis: de boekpresentatie van Het verdriet van België van Hugo Claus was voer voor een veertig minuten durende reportage. Een boekpresentatie! Veertig minuten! Op televisie! Wie heimwee heeft, kan de beelden van feestende Claus-fans die de Gentse Hotsy Totsy Club op haar kop zetten nog eens herbekijken op Cobra.be, het is zowaar boeiend. Dat was in 1983, maar waarom zou het nu niet meer mogen? Meer nog: waarom zou het nu niet meer moeten?

ZOON

Karl Ove Knausgård, De Geus (originele titel: Min kamp. Tredje bok), 448 blz., a 25,00.

DOOR RODERIK SIX

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content