WAAROM MET KIM JONG-UN HOLLYWOODS LAATSTE ETNISCHE SLECHTERIK STERFT

Deze week komt, na de hacking van Sony en de terroristische dreigementen uit Noord-Koreaanse hoek, dan toch The Interview in de zalen. Het kwaad is evenwel al geschied: na de nazi’s, de Sovjets, de indianen, de Vietcong, de Chinezen en de Midden-Oostenaars haken nu ook de Noord-Koreanen af. Met Kim Jong-un sterft de laatste etnisch gestereotypeerde bad guy in Hollywood.

Even recapituleren: The Interview, een komedie waarin James Franco en Seth Rogen naar Noord-Korea trekken om Kim Jong-un te vermoorden, had afgelopen december al moeten uitkomen. Guardians of Peace, een groepering die volgens de FBI gelinkt is aan Noord-Korea, had daar evenwel een stokje voor gestoken door Sony Entertainment Pictures te hacken en vervolgens te dreigen met aanslagen tegen bioscopen die de film vertoonden. Iets wat aardig lukte: de release werd aanvankelijk afgeblazen, tot de Amerikaanse overheid zich realiseerde dat ze daarmee terroristen liet winnen en de film digitaal meer dan 40 miljoen dollar opbracht. Waarna er alsnog een bioscooprelease kwam.

U begrijpt: een groot verhaal over vrije meningsuiting, het toegeven aan terroristische eisen en digitale veiligheid. Wij onthouden evenwel vooral het andere verhaal: dat over de doodsteek voor de etnische bad guy. Met de moord op Kim Jong-un in The Interview – we gokken dat dat geen spoiler is – verliest Hollywood zijn laatste gestereotypeerde slechterik.

Ze zijn namelijk op.

Om te snappen wat we daarmee bedoelen, moeten we terug naar 2012, toen Red Dawn in de zalen kwam, Dan Bradleys actiefilm met Chris Hemsworth. U hebt die film wellicht niet gezien. En terecht. Lag drie jaar op het schap bij MGM voor hij uitgebracht werd en prompt flopte.

Maar het is de reden voor die vertraging waarom we hem oprakelen: Red Dawn was een remake van John Milius’ gelijknamige film uit 1984, waarin de Sovjet-Unie boots-on-the-ground-gewijs Spokane, Washington binnenvalt en gestuit wordt door guerrillajongeren onder leiding van Patrick Swayze. Nobody puts baby in the corner, en zeker de Sovjets niet. In de remake van 2012 waren er geen Sovjets te bespeuren. De suspension of disbelief reikte, bij acuut gebrek aan Koude Oorlog, niet zo ver dat iemand echt zou geloven dat de Russen Spokane zouden binnenvallen, dus hadden de makers voor een ander rood leger geopteerd: China. Niet hun beste plan: na Chinese krantenkoppen als ‘U.S. Reshoots Cold War Movie to Demonize China’ besliste MGM om voor één miljoen dollar in reshoots en postproductie te investeren om alle verwijzingen naar China uit de film te halen en te vervangen door een andere vijand. Meteen de reden voor de vertraging die de film opliep: er moesten nog aardig wat militaire insignes digitaal veranderd worden.

De vijand na twee jaar postproductie: Noord-Korea.

HET ZEGT ONGEVEER ALLES OVER EEN probleem waar Hollywood nu al een decennium mee kampt: de bad guys sterven uit. Ooit waren die een grote traditie in de mainstreamactiefilm. Behalve zinsneden als ‘I’ve got a bad feeling about this’ en shots waarin helden zo achteloos mogelijk wegwandelen van explosies, had elke matige actiefilm één constante: de etnisch gestereotypeerde slechterik. Sprak Engels met een raar accent. Kon niet schieten. Wilde de wereld middels een snood plan veroveren. En vooral: mocht geen blanke Amerikaan zijn.

En dat ging lang goed. Indianen, nazi’s, Sovjets, Vietnamezen: keuzemogelijkheden genoeg om met clichés te overladen. Tot die in de jaren negentig plots begonnen te slinken. De indianen werden Native Americans. Het begon een tikje oubollig te worden om zie bad iengliesh zpeaking Zerman named Hanz in de plot te schrijven. De Koude Oorlog nog maar eens oprakelen was geen goed idee – om over Vietnam maar te zwijgen. De zoektocht naar meer hedendaagse slechteriken leidde Hollywood even naar het Midden-Oosten, maar ook dat werd geen groot succes. In 2002 kwam The Sum of All Fears uit, gebaseerd op een boek van Tom Clancy over Palestijnse terroristen: de filmversie had er neonazi’s van gemaakt. Ook dat zegt ongeveer alles: na 9/11 werd elke film met een link naar het Midden-Oosten als een statement bekeken. Wat betekende dat de regisseur in elk interview zijn standpunt over het conflict in het Midden-Oosten moest geven. Leverde zelden goede promo op.

Bad guys hadden vroeger geen nuance. Het waren gewoon bad guys. Zoek je vandaag evenwel naar een slechterik in het Midden-Oosten, dan ben je verplicht om ook een gematigde Midden-Oostenaar in je film te steken die afstand neemt van terrorisme én een subplot waarin de verantwoordelijkheid van de VS op de radicalisering van de desbetreffende terrorist wordt geschetst.

Voor je het weet, zit je dan met een serieuze film.

Vloekt aardig met dat shot van de held die achteloos wegloopt van een explosie.

Er was nóg een goede reden waarom Red Dawn de Chinezen uit de film weggomde: rond 2010 was China een belangrijke internationale filmmarkt geworden. Zo haalde Transformers: Age of Extinction afgelopen zomer 300 miljoen dollar op in China – méér dan de 245 miljoen dollar die aan de Amerikaanse box office verdiend werd. Wil Hollywood de grootste buitenlandse markten – China, maar ook Rusland en Duitsland – niet missen, dan gaat het zijn bad guys beter niet in die landen zoeken: ook buiten de VS zien mensen zichzelf niet graag als de slechteriken.

Gelukkig was daar nog één land dat sowieso al geen Amerikaanse films liet zien: Noord-Korea. Een land dat op zich al een beetje over the top is. Een rare leider. Een vreemde militaire fetisj. Communistisch. Bizarre binnenlandse propaganda. Ideaal, kortom, voor de rol van slechterik. Het begon met Die Another Day in 2002, daarna volgden Team America: World Police (2004), Behind Enemy Lines II (2006), Salt (2010) en Olympus Has Fallen (2013). Geen enkel land dat het voorbije decennium zo’n grote leverancier van filmboosdoeners was als Noord-Korea. Tot bleek dat ze konden hacken dus.

Dat is het drama van The Interview: het laatste ontginningsland van slechteriken is het beu om de risee van Hollywood te zijn. Het gaat er niet om dat The Interview alsnog is uitgekomen: Hollywood zal voortaan twee keer nadenken voor het Noord-Korea fictief aanvalt. In de nasleep van de heisa over The Interview annuleerde producent New Regency alvast de plannen voor Pyongyang, een Steve Carell-vehikel dat zich afspeelt in Noord-Korea. Hollywood wil geen gedoe.

Slachtoffer van de heisa: de etnische bad guy. Opgeofferd ten behoeve van de nuance en de internationale markten. Wat ons voortaan rest, zijn slechteriken met een vage of verzonnen nationaliteit, zodat geen enkel land zich aangevallen kan voelen: Britten, die zich nooit aangevallen voelen, en de altijd paraat staande neonazi’s. Zolang het geen Duitse, Chinese, Amerikaanse of Russische neonazi’s zijn.

En zombies, natuurlijk.

Zombies hebben geen lobbygroepen.

Voorlopig toch niet.

THE INTERVIEW

Vanaf 4/2 in de bioscoop.

DOOR GEERT ZAGERS

JARENLANG HAD ELKE MATIGE AMERIKAANSE ACTIEFILM ÉÉN CONSTANTE: DE SLECHTERIK DIE ENGELS MET EEN RAAR ACCENT SPRAK, NIET KON SCHIETEN EN DE WERELD MIDDELS EEN SNOOD PLAN WILDE VEROVEREN. EN VOORAL: HET MOCHT GEEN BLANKE AMERIKAAN ZIJN.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content