Tegenwoordige, alsmaar jonger wordende loungeliefhebbers houden van het ‘jazzy’ geluid van dwarsfluiten, en dat is voor mij reden genoeg om de hele beweging met de deletetoets uit te wissen. Ik denk dat ik daarmee de jeugd een grote dienst zou bewijzen. Eenmaal van de verontwaardiging bekomen, zouden ze mijn eliminatieactie zelfs toejuichen. Ze zouden beseffen dat ze nietsvermoedend in slaap werden gewiegd door neuzelklanken en repetitieve riedeltjes en dat ondertussen hun aller moeders ongestoord hun tienerkamers konden binnendringen en schoonmaken. Lounge predikt weinig, en dus vooral geen rebellie. Lounge zegt dat het goed is achterover te leunen en de boel de boel te laten. De ogen te sluiten en de geest te laten masseren, al dan niet door dwarsfluitklanken. Een muziekstijl en een daarvan afgeleide jeugdcultuur die de sofa als symbool kiest en zich al te vrijelijk van de terminologie van zelfhulpboeken bedient, het heeft iets tegennatuurlijks. Men zegt dat loungemuziek een afdoend antidotum voor de moderne stress is. Dat is best mogelijk, maar is het echt nodig dat een muziekgenre het loon van de apothekersgilde in het gevaar brengt?

Ik geloof heilig in de levensveranderende kracht van popmuziek. Popmuziek, die dus ook zelfs de meest experimentele dansmuziek omvat, kan ongemeen hard toeslaan binnen in de schedelpan van een mens, veel harder dan een schilderij of een film of een architecturaal meesterwerk. Ik ken voorlopig niemand die zich een radicaal nieuwe levenswandel shopte na het aanschouwen van een of ander subliem beeldhouwwerk of het ademloos uitlezen van een roman (nu ja, de gelukkige cherubijntjes die Gerard Reve op 16-jarige leeftijd ontdekten uitgezonderd). Popmuziek daarentegen, toch als de recipiënt (m/v) ontvankelijk genoeg is, maakt middels nog steeds niet wetenschappelijk vastgelegde geheime vibraties diepliggende gevoelens los, van het soort dat soms andere, veeleer animale uitingsvormen kent dan het sentiment dat ze heeft bedoeld. Het bewijs daarvan valt te rapen in encyclopedieën die vervaarlijke jeugdculturen catalogiseren, maar ook op de eerste rijen van rockconcerten of in het midden van een half verduisterde discotheekvloer. Het meest overdonderende effect heeft popmuziek echter in de besloten ruimte van de huiskamer, want daar krijgen de woorden en kreten nieuwtestamentische betekenissen en de melodieën en ritmes de waarde van een hypnosesessie. Goede popmuziek roept op tot actie, daarvan kunnen miljoenen mensen van getuigen, zelfs degenen die sindsdien mooi geformuleerde liefdesverklaringen kunnen prevelen. Lounge daarentegen huldigt de passiviteit; een loungecompilatie afspelen in de woonkamer is dus om moeilijkheden vragen. In plaats van het plotten van een revolutie nodigt lounge uit tot het uitschenken van een cocktail en het opschudden van de kussens. Thuis naar lounge luisteren, is het equivalent van de televisie afstemmen op een goed-gevoelsoap. Nog maar eens een andere manier om je dag te kleuren dus.

Loungemuziek, het zit al in de benaming, bekijkt het leven als opgedeeld in een helft nine to five en een helft vrije tijd. Alleen al die defaitistische positionering stoort me. De visuele omkadering van het genre toont steevast dezelfde totems: opstijgende vliegtuigen, wegrijdende bolides, exotische stranden, luchtzichten met witte wolken, lachende gezichten. Er wordt gesuggereerd dat we iets kunnen, neen, moeten ontvluchten en dat het dolce far niente de hoogste staat van het humane bestaan is. Escapisme is een wonderlijk goed, maar lounge vult dat gegeven bijzonder mager in. Steeds diezelfde retrografiek, steeds diezelfde zelfvoldane kitschprentjes en holle slagzinnetjes. Lounge, de beweging althans, vindt zichzelf luchtig en complexloos, maar bedoelt daar vooral mee: geen bedreiging voor de status-quo. Lounge heeft geen mening en geen ambitie, en is te allen tijde beleefd. Vandaar misschien dat niemand lounge wil verbieden, noch in het minst de groep godvrezende ouders en ouderlingen. De leefwereld van loungefans reikt trouwens letterlijk niet verder dan hun eigen territorium. De leefstijl lijkt belangrijker dan de muziek: het bijpassende behang, de juiste punchbowls, de met zorg uitgekozen muurposters. Een muziekbeweging die woonbladen boven fanzines verkiest, geef toe, dat kan niets anders dan een foute boel zijn.

Op de korrel genomen heb ik allesbehalve een afkeer van de loungemuziek zelve. De opperhoofden (deejays, sampleartiesten en bebrilde smaakmakers) geven vaak blijk van goede smaak, toch als ze hun archieven induiken en met Pat Metheny, of Joe Meek, of Herbie Hancock circa ’73 komen aanzetten. Ik denk dat ze hun werk serieus nemen, en geen cynische bijbedoelingen hebben (maar ze moeten wel ophouden te klagen dat ze alsmaar het onderspit moeten delven voor Britney Spears – er bestaat immers nog zoiets als gerechtigheid). Neen, de ware gesel vormen de lounge-omarmende trendkikkers die grinnikend een roodfluwelen broek en een surfhemd aantrekken en aldus menen een statement neer te zetten. Ze zeulen geïmporteerde likeuren en imitaties van jarenzestigmeubilair aan en gebieden iedereen het ‘cool’ en ‘chilled’ te houden, vanzelfsprekend met een vet Vlaams accent. Ze verzamelen zich zelfs, in de waan daarmee de goegemeente te verbazen. Ik denk zelfs ooit op de televisie beelden van een neo-loungefestival te hebben gezien, weerzinwekkend. Het gebeuren vond plaats in de openlucht, als rekwisiet was er een barbecuestel. De meisjes droegen rugzakjes en de jongens brillen met gekleurde glazen, zoals de acteurs in Costa. Iedereen danste onbehouwen, alsof dansen eigenlijk niet mocht. Een oecumenische toffe-namiddag-in-het-veld gelijk, hoe hard men ook lurkte aan grassigaretten. De Vlaamse jeugd is in wezen lief, ik weet het, maar ik verlangde op dat moment heel hard naar mijn volgende verjaardag.

Peter De Potter

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content