‘VLIEGTUIGEN NAAR IBIZA STORTEN NIET NEER, TOCH?’

Zesenvijftig is hij ondertussen, de meest rock-‘n-roll schrijver die Vlaanderen ooit heeft gekend, en hoewel er hier en daar een grijs haar opduikt in zijn lange zwarte manen, blijft Herman Brusselmans vriend en vijand verbazen met alweer een nieuwe roman, Poppy en Eddie. Verguisd en bejubeld, rebels en scherpgebekt, maar, met de jaren, ook milder geworden. ‘Anders wordt het ronduit zielig.’

Onlangs werd het nog wetenschappelijk bewezen: Herman Brusselmans is Vlaanderens bekendste schrijver. In een universitair onderzoek naar literatuurkennis, waarbij de deelnemers bij willekeurige namen moesten aanstippen of het wel of niet auteurs waren, belandde de volksschrijver met stip op 1; honderd procent van de deelnemers herkenden hem als auteur, een navenant hogere score dan pakweg Shakespeare. Kwatongen en cultuurpessimisten zouden dat resultaat kunnen aangrijpen om nogmaals de ondergang van het avondland te prediken, of op zijn minst de verloedering van het taalonderwijs aan te kaarten, maar feit blijft dat Brusselmans een haast ongenaakbare status heeft bereikt. Wat Mulisch is voor Nederland, is Brusselmans voor Vlaanderen: de absolute belichaming van de schrijver.

We treffen de langharige literaire god in zijn Gentse loft, net terug van een veertiendaagse reis, naar een hotel driehonderd meter verderop in de straat. ‘Er moest dringend geschilderd worden. Een heel gedoe. Twee weken zijn ze ermee bezig geweest en een groot deel van de tijd werd gespendeerd aan de voorbereidende werken: een dikke laag nicotine afbleken. Dertien jaar rookwalmen afschrobben, daar ben je wel een tijdje zoet mee. Noodgedwongen moest ik op hotel, gelukkig niet te ver: als ik uit mijn raam keek, kon ik mijn huis zien. En elke dag drie keer langslopen om mijn mails te checken, tot de schilders finaal rond mijn computer moesten verven en de stekker eruit ging. Dus heb ik voor het eerst sinds mensenheugenis nog eens met de hand geschreven, veertig pagina’s. Wonder boven wonder: ik kon het nog. Alleen moet ik die hele zwik overtikken, een hatelijk kutwerkje. Doch, het viel mee qua heimwee. En een mooi hotel – hotel Harmony, I kid you not, een echte familieonderneming. En je raadt het nooit: de dochter van de oprichter heet effectief Harmony.’

Dergelijk volkstoeval zou zo een verzinsel uit een van zijn talloze columns kunnen zijn, maar wie de notoire huisraaf Brusselmans een beetje kent, weet dat dergelijke verhuizing, ook al is het amper een straatlengte verder, geen sinecure is. ‘Het is de eerste keer in mijn leven dat ik veertien dagen van huis ben. En nu niet om te stellen dat ik de reismicrobe te pakken heb, maar halverwege dit jaar ga ik zowaar naar Ibiza, voor een verjaardagsfeestje van, laat ik het nu maar zo stellen: mijn ex-vrouw Tania. Rest assured: het is aan de rustige kant van het eiland, tussen de ezels en de katten. Toch, voor de eerste keer sinds 1992 zal ik weer op een vliegtuig stappen, en dat is dan weer aan mijn huidige vriendin Melissa te danken – onder geen beding doe ik zoiets alleen. En wat is het ergste dat kan gebeuren? Als we neerstorten, zijn we allemaal dood. Simpel. Maar vliegtuigen naar Ibiza storten niet neer, toch?’

IK NIP VAN MIJN KOFFIE EN STEL HEM GERUST: statistisch heeft hij meer kans om te sterven als hij de straat oversteekt. Toch baart het opzien, Brusselmans op een vliegtuig. Hoewel het eerder ongebruikelijk is in een literair interview, valt Brusselmans’ privéleven nauwelijks te omzeilen – het is zodanig vervlochten met zijn oeuvre dat iedereen op de hoogte is van het wel en wee ten huize Herman. Of iedereen heeft er een mening over, en om revolverheld Eastwood te citeren: ‘Opinions are like assholes. Everyone has one.’ Doch, de nieuwe liefde doet hem zichtbaar deugd. Als je hem stralend, arm in arm met zijn jongedame over de Vrijdagmarkt ziet wandelen, ga je er zelf spontaan van glimlachen. Aanstekelijk geluk. ‘Tania blijft natuurlijk mijn soulmate, en ze komt nog vaak langs om de boel wat te beredderen, om Eddie (Brusselmans’ hondje, dat om chocola komt bedelen, ook al heb ik ooit gehoord dat dat niet goed is voor een hondenmaag, nvdr.) te zien en bij te praten. Ze heeft een moeilijke periode achter de rug, moet nog steeds medicijnen slikken, maar het gevaar lijkt – hout vasthouden – voorlopig geweken. En ze komt goed overeen met Melissa, dat scheelt – ook al moeten ze nu niet elkaars deur gaan platlopen, natuurlijk.’

Het valt allemaal na te lezen in Brusselmans’ nieuwe roman Poppy en Eddie en de lichtere pers heeft een smeuïg verhaal geroken. ‘Jaja, ze weten me weer wonen, en ik zou liever hebben dat ze het over de roman hebben, maar dan beweren ze dat ze een recensie gaan brengen, eerder dan een human-interestverhaal, en wat kun je daartegen beginnen?’ Brusselmans en de media, het heeft iets van een haat-liefdeverhouding. Maar de media-ervaring van Melissa sterkt hem, wat onlangs nog gesymboliseerd werd in een kleine Twitterrel. ‘Een of andere pipo zond onder mijn naam tweets de wereld in, en dan werd ik daarover op straat aangesproken. Terugslaan met hun eigen wapens, was Melissa’s devies. We maakten een kort filmpje op mijn hotelkamer, Melissa zette het op Twitter, de media pikten het gretig op en warempel: de dag erop was die valse account al verdwenen. Niet dat ik me nu op die sociale media ga storten, verre van – ik kan nauwelijks mijn wasmachine bedienen, mijn computer is een veredelde typemachine en ik kan me wel eens ergeren aan dat tomeloze getwitter van Melissa, maar in onze tijd was dat niet anders. Toen ik jong was, luisterde ik ook naar hardrock, iets wat mijn ouders ook op de kast joeg, maar ergernis komt vaak gewoon voort uit onwetendheid – mocht ik in deze tijd geboren zijn, ik zat waarschijnlijk ook constant op die schermpjes te loeren.’

HET VALT OP. TOEN IK ONLANGS KOU VAN JOU (dat vier Brusselmansromans uit de jaren tachtig bundelt) nog eens doorbladerde, spatte het cynisme van de pagina’s. Een episch, snoeihard relaas van het bestaan als kantoorslaaf, gedrenkt in alcohol, wereldhaat, verveling en eenzaamheid. Om over angst en gitzwarte humor nog maar te zwijgen. En altijd in die snibbige stijl, met zinnen die op het eerste gezicht vlot weglezen, maar waar duidelijk aan geschaafd is – menig debutant zou een pink veil hebben om Brusselmans’ alinea’s uit zijn pen te krijgen. Doch, de grimmigheid is wat gezakt. Heeft de angry young man een spuitje gekregen? ‘Als je jong bent, móét je als auteur op de barricades staan, en in die tijd schreef ik schuimbekkend van woede mijn romans – ik was kwaad op alles en iedereen, had lak aan een wereld die voor 90 procent gevuld is met randdebielen en idioten. En ik blijf jonge auteurs aanmoedigen om rebels te schrijven, maar ik zeg er ook meteen bij dat ze dat maar tot hun dertigste moeten doen. Een vijftiger die nog steeds hysterisch staat te roepen en te brullen dat de wereld niet deugt, dat is ronduit zielig. En kijk, ik ben ondertussen 56 en ja, dan word je milder. Gelukkig maar. Er zijn ook voordelen aan: het je-m’en-foutisme dat je kweekt, iets wat ik ook bij mijn vader Gust gemerkt heb toen hij op zijn laatste benen liep. Hij verbleef toen in een rustoord en daar mag je niet roken, maar hij stak toch regelmatig een sigaret op. Kwam de verpleegster hem berispen, dan zei hij simpelweg: ‘Wat ga je doen, mij buitengooien?’ Nog een anekdote: mijn vader leed aan chronische pijnen, niets hielp nog, en toen kwamen we op het idee om hem joints te geven – medicinaal gebruik, weet je wel. Nu, wij op een zondag naar Gust toe, die fel gekant was tegen drugs, en we boden hem tien van die ‘speciale sigaretten’ aan. Dinsdag kregen we al telefoon van Gust, hij zat al door zijn voorraad heen. Een rustoord vol wietdampen, kun je nagaan. Maar dat is symbolisch voor het ouder worden: wie kan je nog wat maken? Het heeft iets benijdenswaardigs.’

Het geluid van twee zippo’s die openklikken, de oplaaiende vlam, het knisperen van Marlboro’s – rood voor mij, wit voor Herman – en het uitblazen van een rookwolk. Even is het stil, en voel je ons beiden aan de dood denken. ‘Mijn ouders zijn allebei vroeg gestorven, en mijn levensstijl’ – Brusselmans priemt zijn sigaret in de lucht, bijna als een uitdaging aan de hemel – ‘noopt ook niet tot een honderdjarig leven. Ja, het baart me zorgen, en anderzijds kan ik met enige tevredenheid terugkijken op mijn schrijversleven. Het is nooit genoeg natuurlijk, nooit, maar kom, het is een begin. En op mijn leeftijd komt de dood vaker langs in je omgeving. (pdw), Thomas Blondeau, recent nog Philip Seymour Hoffman – ja, de grim reaper heeft een aardig maaiseizoen achter de rug. Ik herinner me nog een van mijn eerste interviews voor Humo, toen ik als jong opdondertje de uitspraak deed dat sterven op mijn vierendertigste een aangenaam vooruitzicht was – live fast, die young – en nu kijk ik daar toch met enige meewarigheid op terug. Ik ben ondertussen een half leven verder. De angst voor de dood is er natuurlijk altijd, en finaal moeten we allemaal het graf in, en eerlijk gezegd dacht ik dat ik mijn leventje hier – in mijn loft, met mijn hond en mijn boeken – rustig ging uitzingen, dat dit het zou zijn tot het einde van mijn dagen, dat ik op een eenzame nacht in Gent op mijn bank mijn laatste rochelende adem ging uitblazen. Maar kijk, Melissa is in mijn leven gekomen, Melissa, die beduidend jonger is dan ik, en ik begin zowaar zelfs een beetje aan mijn tweede jeugd. Liefde gaat natuurlijk gepaard met nieuwe angsten, je zult het nooit anders zien: ook zij kan mij verlaten, ook al zit alles voorlopig snor tussen ons beiden, en finaal blijft daar altijd de dood – die krijg je niet gewist. Ja, daar pieker ik wel eens over tijdens de nachtelijke uren.’

Het is tijdens die Gentse nachten dat Brusselmans aan een razend tempo verderbouwt aan een indrukwekkend literair oeuvre dat niet alleen een paar dozijn romans behelst, maar ook duizenden columns, een genre dat hij als geen ander in de vingers heeft. Zoveel jaloersmakende werklust, alsof Brusselmans zich, opgejut door doodsangst, een weg naar de eeuwigheid tikt. ‘Jongen, ik dóé dat gewoon heel graag, schrijven. Niet meer en niet minder. Van alle dingen in mijn leven staat literatuur met stip bovenaan. Lezen en schrijven, niets liever dan dat.’ Brusselmans maakt een handgebaar naar een lege hoek. ‘Hier lag dus een berg boeken. Omdat ik maandelijks recensies schrijf voor de Playboy sturen uitgevers me met plezier hun nieuwe boeken toe. En ik probeer ook bij te blijven, er zijn weinig debuten die aan mijn aandacht ontsnappen. Niet allemaal even lezenswaardig, maar het houdt me wel scherp – ik ben gewoon oprecht nieuwsgierig naar de jonge garde. Je moet als schrijver toch te midden van de literatuur leven.’

TUSSEN DE SIGARETTEN EN DE KOFFIE DOOR keuvelen we verder over de stortvloed der letteren. Brusselmans’ belezenheid is indrukwekkend. De naam Hugo Claus valt, haast onvermijdelijk. ‘Dat was toch een voorbeeld. Niet alleen als schrijver – zeker zijn eerste romans hebben me beïnvloed – maar ook als figuur. De bontjas, de mooie dames, zijn Parijse periode, dat scherp gevijlde middelvingertje naar kneuterig Vlaanderen, fantastisch toch? Schrijver is een stiel, dat moet je leren, ook het optreden, wat een heel ander vak is.’ Wie Brusselmans ooit op een podium zag, weet hoe intimiderend straf hij uit de hoek kan komen. Menig slampoëet blaast hij van de bühne. ‘Nochtans, de eerste keren ging ik trillend op mijn benen aan de bak. Het was Tom Lanoye die me meezeulde: “Kom, jij gaat mijn voorprogramma doen.” Niet evident voor een schuchtere knaap. Maar met de jaren word je beter. Vaak zie ik collega’s knorrig achter de pupiter staan, nasaal voorlezend… Tja, no wonder dat literatuur een nuffig imago krijgt. Ik heb aparte teksten, gereserveerd voor optredens, en ik tast de zaal ook af. Zo zat ik onlangs weer eens in Nederland, voor een zaal jongelui die verplicht werden te luisteren, bij wijze van een opdracht voor Nederlands. Enkele jonge grietjes hadden een vraaggesprek voorbereid en eentje van hen – de typische seut van de bende, met een braaf kapseltje en een brilletje – droeg een beugeltje. Nog voor ze haar eerste vraag had gesteld, vroeg ik haar of dat makkelijk pijpt, zo’n ijzerwerk. Hilariteit in de zaal, en dan heb je ze mee voor de rest van de namiddag. En ja, Nederland is lange tijd mijn habitat geweest, die voorleescultuur zit er echt in gebakken. Ondertussen begint het in Vlaanderen ook wat te lopen. Luc Coorevits heeft met zijn jarige Behoud de Begeerte-tournees pionierswerk verricht, maar mij ligt het met de leeftijd wat moeilijker. Een maand onderweg is me te slopend. Geef mij maar sporadische optredens. De baan op met mijn trouwe chauffeur, rokend op de achterbank, een avond vullen met literatuur, je lezers eens ontmoeten en dan terug naar Gent, dat ligt me het beste.’

Een veteraan is hij ondertussen, en bestand geworden tegen de ups en downs van het literaire leven. Om erkenning van jury’s en recensenten maalt hij niet meer. ‘Ook dat leer je met de jaren. Er valt simpelweg geen staat op te maken: de ene keer lever je een tussendoortje af en wordt dat bejubeld, de andere keer wring je een boek uit je klavier dat je zelf hoog acht en wordt er niet naar omgekeken. Ik maak het de literaire goegemeente ook niet makkelijk. Ik kan het me voorstellen: denkt zo’n criticus: ‘Ach, deze keer heeft Brusselmans zichzelf overtroffen’, en dan steekt die man de tv aan en ziet mij weer de onnozelaar uithangen in een of ander programma. Weg reputatie. Ik probeer voorzichtig om te gaan met tv-optredens – pas op: als broodschrijver zijn ze zeker welgekomen, it pays the rent – maar soms trap je nog eens in de val. Normaal doe ik geen quizshows – ook weer de leeftijd: vroeger kon ik in een tel alle bandleden van een obscure rockgroep afratelen en nu werkt mijn geheugen te traag voor de buzzers – maar ze hadden me onlangs toch weer liggen. Sta je daar in een krokettenshow (Zijn er nog kroketten?, nvdr.) tegen enkele BV’s raadseltjes op te lossen. Een quiz die ik trouwens glansrijk won. De hoofdprijs: een jaar gratis kroketten. Ik dacht dat het een grap was, tot die pr-dame me belde: Waar moeten we die vijftig kilo kroketten leveren? Ik heb ze dan maar aan het rustoord van mijn vader geschonken. Wiedergutmachung voor dat incidentje met die stonede bejaarden.’

HOE ZIJN MEDIAOPTREDENS HEM OOK PARTEN spelen, je kunt niet om het schrijverschap van Brusselmans heen. Blakend van literaire ambitie vertelt hij over zijn volgende projecten. ‘Poppy en Eddie zou het begin van een trilogie moeten worden. Daarnaast ben ik al aan een andere trilogie begonnen, in het thrillergenre zowaar. Een echte whodunit die zich afspeelt in de jaren zestig, zeventig – een bewust gekozen tijdsgewricht; niet alleen kan ik mijn liefde voor de oude Ford Taunussen van deze wereld zo nog eens tentoonspreiden, maar het is ook een periode waarin de opsporingstechnieken nog niet zo geavanceerd waren. Hoef ik me niet te verdiepen in DNA-onderzoek. De eerste ligt al klaar, de volgende zitten al in mijn hoofd. Kan ik weer verder voor het komende jaar. Misschien doe ik er nog een Guggenheimer tussenin. Schrijflust? Ja, zo kun je het noemen. Maar het kan ook een kwelling zijn. Lig ik hier soms over de middag op de bank een siësta te doen, dan kan het zijn dat er me een openingszin te binnen schiet en dan móét ik gewoon opstaan en de hele zwik uittikken – dan is er geen houden meer aan. Het grenst aan het manische. Dat mis ik soms aan het schrijversbestaan: simpelweg met rust gelaten worden, niet constant bezocht worden door inspiratie, door opdringerige zinnen en alinea’s die zich een weg naar het blad eisen.’

Eindigen doet spraakwaterval Brusselmans met goed nieuws. ‘Net het bericht gekregen dat Ex-drummer vertaald is in het Macedonisch. Dat is een neveneffect van de film van Koen Mortier. Hier heeft die film geen potten gebroken – de pers was vernietigend – maar door de jaren heen heeft dat werkstuk wel een cultreputatie opgebouwd: de film blijft rouleren in nichecircuits en houdt zo de belangstelling voor de roman levendig. Maak je maar geen illusies over de vertaalrechten, dat leverde welgeteld 300 euro op. De helft gaat naar de uitgever en jij kunt ook rekenen: een nieuwe Triumph zit er voorlopig nog niet in. En ja, ik vond het best wel een goeie film, hoewel het draaiproces een serieuze lijdensweg was. Geen geld, altijd hetzelfde liedje, zeker als je iets alternatievers wilt maken. Veel respect voor Mortier ook, die heeft zich daar als een pitbull in vastgebeten. Maar ik ga me in de toekomst niet meer moeien met scenario’s. Niet dat mijn invloed op Ex-drummer zo groot was – Mortier wilde de setting naar Oostende verplaatsen en daar heb ik mijn zegen aan gegeven. Naast wat rolletjes zoals in La vie sexuelle des Belges van Bucquoy, hou ik de filmwereld voor bekeken. Laat mij maar schrijven.’

POPPY EN EDDIE

Herman Brusselmans, Prometheus, 272 blz., ?17,95.

DOOR RODERIK SIX – FOTO’S JEF BOES

Herman Brusselmans ‘VAAK ZIE IK COLLEGA’S KNORRIG ACHTER DE PUPITER STAAN, NASAAL VOORLEZEND. TJA, NO WONDER DAT LITERATUUR EEN NUFFIG IMAGO KRIJGT.’

Herman Brusselmans ‘NORMAAL DOE IK GEEN QUIZSHOWS MAAR ONLANGS HADDEN ZE ME TOCH WEER LIGGEN. HET JAAR GRATIS KROKETTEN DAT IK ERMEE WON, HEB IK GESCHONKEN AAN HET RUSTOORD VAN MIJN VADER. WIEDERGUTMACHUNG VOOR DAT INCIDENTJE MET DIE STONEDE BEJAARDEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content