VADER VAN DE DRAKEN

Nog twee boeken moet George R.R. Martin schrijven voor zijn Lied van ijs en vuur voltooid is, maar de dichte drommen fans – zeker sinds het nog veel grotere succes van de tv-adaptatie – maken het hem hoe langer hoe moeilijker om daaraan te werken. Finish the book, George!

Met witte baard en ronde buik zit George R.R. Martin (66) op de rand van een zetel in het Beau Rivage-hotel in het Zwitserse Neuchâtel. ‘De nieuwe Tolkien’, zoals iedereen hem altijd noemt – die eigenlijk ‘meer Tolstoj dan Tolkien’ is, aldus de New York Times – ziet er nog kleiner uit dan hij in het echt al is. Met een kind op de knie zou hij eruitzien als de Kerstman.

Miljoenen mensen lezen hem – van Het lied van ijs en vuur, waarvan tot nog toe vijf delen verschenen, zijn wereldwijd al 55 miljoen stuks verkocht. Nog meer miljoenen laven zich voor het scherm aan zijn fantasieën – Game of Thrones wordt intussen in 192 landen uitgezonden. Omdat hij zo bloeddorstig over oorlog schrijft, zo expliciet over seks, zo kil en slim over macht, zo tragisch over liefde. En vooral omdat hij zulke wonderlijke personages creëert. Liefdesparen die je hart breken; booswichten die je moet haten en die je tegelijk maar al te goed begrijpt, als de duistere kant van je eigen natuur. En net op het moment dat je hen in je hart gesloten hebt, brengt Martin ze om.

Vandaag voelt hij zich duidelijk niet lekker. Dat ligt gedeeltelijk aan de zetel, die niet bij de volheid van zijn lichaam past, gedeeltelijk aan de temperatuur. Martin is gewend aan de airco-installaties van Santa Fe, New Mexico, waar hij sedert 1979 woont. Maar zijn lichte misselijkheid zou nog een andere oorzaak kunnen hebben. Misschien voelt hij zich hier, in de werkelijkheid van het jaar 2014, in het algemeen niet meer echt thuis. Want zijn heden zit volgepropt met allerlei lastige verschijnselen die met zijn fenomenaal succes gepaard gaan: met signeersessies, prijsuitreikingen, interviews en met fans die almaar opstandiger worden. Die beletten hem meer en meer om de reizen te maken die hij bij voorkeur onderneemt: de reizen in zijn hoofd, naar de ingebeelde, pseudomiddeleeuwse wereld van ijs en vuur, vol prachtige ridders, wrede koningen, heerlijke dames, eunuchen en hoeren, maar ook echte draken, schrikwolven, reuzen en Anderen met ijsblauwe ogen.

Als je in je eigen romanwereld zou kunnen leven, welk personage zou je dan het liefst zijn?

GEORGE R. R. MARTIN: Hemeltje. Ik ben zonder meer een Amerikaan van de 21e eeuw. Ik ben gesteld op mijn cheese tacos en mijn cola met ijs. In mijn romanwereld zou ik niet lang overleven. Maar het liefst bekijk ik die door de ogen van Tyrion Lannister. Hij is grappig en doortrapt. Zijn dwergachtige gestalte maakt dat hij het niet makkelijk heeft. Al mijn hoofdpersonages kunnen op grote genegenheid van mij rekenen. Dat kan ook niet anders. Ik schrijf al vijfentwintig jaar over hen, ik lééf met hen, ik heb al ontelbare mijlen in hun schoenen moeten stappen. Ze zijn een deel van mezelf, ook al doen ze af en toe afschuwelijke dingen, zoals Theon Greyjoy of Jaime Lannister.

Martins grote vertelling is het verhaal van een eindeloze oorlog, die onmiskenbaar de trekken van de Engelse Rozenoorlogen uit de 15e eeuw draagt, toen de adellijke geslachten York en Lancaster – Stark en Lannister in Het lied van ijs en vuur – elkaar bestreden. Talrijke elementen van zijn verhaal zijn geïnspireerd door historische gebeurtenissen, personen en plaatsen. De 200 meter hoge ijsmuur bijvoorbeeld, die de koninkrijken van Westeros van het onbeschaafde noorden scheidt, vindt zijn oorsprong in de Romeinse muur van Hadrianus. De stad Qarth ziet eruit als Byzantium en het ruitervolk van de Dothraki verwijst naar de Mongolen. ‘Het probleem met historische verhalen is dat je al op voorhand weet wat er gaat gebeuren. En ik wilde draken hebben en een muur van ijs. Nee, ik ben een fantasyschrijver, de realiteit is me te eng.’

Er vloeit veel bloed in je verhalen. Je lijkt daarvan te genieten, je esthetiseert de oorlog.

MARTIN: Ik wilde de verschrikkingen van oorlog weergeven, maar er zit daar ook schoonheid in. Een ontzettende schoonheid zelfs: de vaandeldragers, de bonte vlaggen, de schitterende wapenrustingen, de aarde die beeft onder de paardenhoeven. En dat alles transformeert op het slagveld in bloed en drek. Uit die contrasten ontstaat het grote drama. Waarom wordt Homeros’ Ilias nog altijd gelezen? Achilles kon kiezen tussen een lang, gelukkig, conventioneel leven, waarna hij vergeten zou worden, en een kort, glorieus bestaan als oorlogsheld die sneuvelt maar nooit vergeten wordt. Hij koos voor het laatste.

Dat is dezelfde prikkel die jonge mannen ertoe verleidt naar de ‘heilige oorlog’ in het Nabije Oosten te trekken.

MARTIN: Ja, misschien. Vermoedelijk. Dat is niet veranderd.

Als je op YouTube naar onthoofdingen zoekt, stuit je zowel op scènes uit Game of Thrones als op terechtstellingen door islamistische radicalen.

MARTIN: Ik heb nooit geprobeerd om een allegorie op de moderne wereld te schrijven, maar in mijn boeken houd ik me bezig met universele vragen, bijvoorbeeld die naar de fundamentele verhouding tussen heersers en onderdanen, naar de aard van de macht. Dat zijn dingen die nooit veranderen.

In Het lied van ijs en vuur vallen de helden bij bosjes, veranderen slechteriken in goeden en omgekeerd. Is dat jouw visie op de wereld? Dat je op niets en niemand kunt rekenen?

MARTIN: Het is de realiteit. En het grote thema van alle literatuur is, zoals William Faulkner ooit zei, dat het menselijke hart met zichzelf overhoopligt. Daaraan heb ik me altijd gehouden. Niemand is alleen maar goed, niemand alleen maar slecht. Zelfs bij mensen als Martin Luther King, Mahatma Gandhi of moeder Teresa vind je zeer dubieuze kantjes. Anderzijds hadden ook de grootste monsters onder de mensen beslist een paar goede kanten, Attila de Hun bijvoorbeeld, Dzjengis Khan of Hitler.

Hitler?

MARTIN: Nu ja, hij hield van honden! Hij was goed voor honden. Dat moeten we hem toch wel nageven.

De George R.R. Martin-fanclub is ondertussen gigantisch. Er zijn zelfs fans die hun realiteit beginnen aan te passen aan zijn fictie, die hun kinderen namen van zijn protagonisten geven en de schrijver foto’s van hun kleine Tyrions, Tywins en Arya’s sturen. Toen Martins beroemdheid nog niet zulke dimensies had aangenomen, onderhield hij een zeer open en vriendschappelijke relatie met zijn lezers, maar tegenwoordig wil dat wel eens benauwend worden. Voor hij naar Neuchâtel kwam was Martin in het Franse Dijon op bezoek, eigenlijk alleen maar voor een lezing met signeersessie.

MARTIN: Er kwamen 3000 mensen opdagen. Drieduizend! Ik heb vier uur aan een stuk gesigneerd. Tientallen mensen hadden brieven voor me meegebracht, zeer persoonlijke brieven. Honderden zeiden me dat ze van mijn boeken hielden, maar ook dat ze van mij hielden. Van mij, George Martin! Hoe kunnen ze van mij houden? Ze kennen me niet. Wat denken die mensen wel wie of wat ik ben?

Voor heel wat van je lezers ben je een god, een schepper.

MARTIN: Een god of een demon, ja. Liefde en haat liggen heel dicht bij elkaar bij deze mensen. Toen deel vier, Een feestmaal voor de kraaien, in 2005 verscheen, waren veel lezers teleurgesteld. Ze hadden zich het verloop van het verhaal anders voorgesteld. Velen beschouwden dat werkelijk als een soort verraad. Ik heb honderden, nee duizenden woedende e-mails en brieven gekregen, met vreselijke dingen. Ik begrijp dat niet. Waanzin. Ik heb zelf ook heel wat series verslonden. Als een boek wat minder was dan het vorige, schreef ik dan brieven: ‘Je hebt me het hart uit het lichaam gerukt’? Natuurlijk niet! Wat is er eigenlijk in die mensen gevaren?

Op die zinnen laat Martin een vertwijfeld gegrinnik volgen. Hij staart ongelovig in de lucht. Het is koketterie noch snoeverij zoals hij over zijn vurigste discipelen spreekt. Eerder verontwaardiging. Of angst.

Aan het vijfde en laatste deel van zijn heptalogie, die in 2011 onder de titel Een dans met draken verscheen, heeft hij zes jaar gewerkt – langer dan aan elk vorig boek. Veel te lang voor heel wat popelende fans, wier leeszucht omsloeg in haat aan het adres van de schrijver. Ze organiseren zich onder slogans als ‘Finish the book, George!’ op eigen websites en noemen zich ‘GRRuMblers’, een woordspel met Martins initialen. De grrumblers zijn woedend als ze horen dat Martin af en toe naar het voetbal kijkt in plaats van te schrijven. Ze winden zich op als hij op leestournee gaat in plaats van te schrijven. De volgende dag zal hij tijdens een videogesprek met een Zwitserse krant een duidelijke boodschap aan het adres van de grrumblers sturen. Gevraagd naar wat hij vindt van de fans die vrezen dat hij zijn werk niet zal voltooien, steekt hij zijn middelvinger in de lucht en zegt: ‘Fuck you to those people’.

MARTIN: Op dit moment komt er van schrijven niets in huis. Een filmfestival bezoeken of interviews geven zou ik volgens sommige lezers niet mogen doen. Die dwaze heisa vreet aan mijn krachten. En de gedachte dat zoveel mensen elke regel die je schrijft zo minutieus onderzoeken, versnelt het schrijfproces evenmin. Maar ik blijf optimistisch.

Maar een happy end zit er voor Het lied van ijs en vuur niet in, toch?

MARTIN: Ik heb altijd gezegd dat de mensen geen gelukkig dansende ewoks moeten verwachten, zoals in Star Wars. Meer zeg ik er niet over. Tegelijk geloof ik dat een echt einde niet meer mogelijk is. De plot zal eindigen, zeker, maar de wereld van ijs en vuur is nu geschapen. Af en toe heb ik de indruk dat die al lang geheel onafhankelijk van mezelf bestaat. © DER SPIEGEL / VERTALING: PIET DE MOOR

GAME OF THRONES – SEIZOEN 3

Elke zondag op 2BE.

HET LIED VAN IJS EN VUUR

In het Nederlands verschenen bij Luitingh-Sijthoff.

DOOR GUIDO MINGELS – © DER SPIEGEL / VERTALING: PIET DE MOOR

GEORGE R.R. MARTIN: ‘NIEMAND IS ALLEEN MAAR GOED OF SLECHT. ZELFS BIJ MOEDER TERESA VIND JE ZEER DUBIEUZE KANTJES. EN EEN MONSTER ALS HITLER HAD BESLIST GOEDE KANTEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content