Peter Van den Begin mocht als Master op het Filmfestival van Oostende tien films selecteren, komt net van de set van de langspeler Allez, Eddy én ziet Kiekens, zijn nieuwe fictiereeks samen met Stany Crets, dit najaar op één verschijnen. ‘Er zal weer van alles gebeuren! En het zal weer met dieren zijn!’

Locatie van het gesprek: een statig wit sixtiesvakantiehuis in Schoten, waar Van den Begin binnen afzienbare tijd heen verhuist met kersverse vrouw en kinderen, maar die vooralsnog als zomerresidentie dienstdoet. De keuken is vintage bomma, een formica tafel zou niet misstaan; de tuin, een groene weelde met enkele verdwaalde kinderfietsjes en tuinmeubels, teleporteert je naar Kinderen voor Kinderens Kom je strakjes bij me spelen?. Een huis met karakter, kortom.

Peter Van den Begin: Ik ben al aan het fantaseren geweest om alles aan te kleden zoals in de jaren waarin het gebouwd is en hier met enkele bevriende acteurs een film op te nemen. Een beetje op zijn John Cassavetes’: met gelijkgestemden aan tafel zitten en samen een film maken. Concreet is het allemaal niet, maar wie weet. In het theater gebeurt dat vaker – Olympique Dramatique durft al eens zonder regisseur aan de slag te gaan – maar in film heb ik het hier nog niet gezien.

Wat ons met wat goede wil bij je masterselectie brengt. Al Pacino in ‘Dog Day Afternoon’, Philip Seymour Hoffman in ‘Capote’ of Michel Piccoli in ‘Mauvais Sang’: iets doet ons vermoeden dat je selectie in de eerste plaats om acteurs draait.

Van den Begin: Klopt. In plaats van tien films te kiezen, heb ik een lijstje van tien acteurs gemaakt en daarbij een film gezocht. Pas op: de films in mijn selectie zijn niet door de minsten geregisseerd – Woody Allen, Francis Ford Coppola, Sidney Lumet zijn fantastische regisseurs. Maar de acteurs zijn uiteindelijk wel de laatste schakel, en dat wordt soms wel eens over het hoofd gezien. Als zij niet presteren, blijft de film niet overeind. De tien films die ik gekozen heb, zijn door de acteurs die erin meespelen gemaakt.

Merken we daar de preferenties van een acteur uit de theaterwereld?

Van den Begin: Dat zal er zeker mee te maken hebben. In een theaterzaal maken acteurs nog meer het stuk. Daar gaat het puur om de mensen die er staan en het verhaal vertellen. En daarvoor ga ik ook naar de cinema: om een acteur te zien. Ik word niet zo snel geraakt in de filmzaal, maar de zeldzame momenten waarop dat al gebeurde, zijn wel gecreëerd door acteurs of actrices. Neem nu The Conversation: het is zeker vijfentwintig jaar geleden dat ik de film nog gezien heb, maar ik zie altijd de scène voor mij waarin Gene Hackman radeloos voor zich uit staart, in een appartement dat hij zonet heeft afgebroken omdat hij ontdekt had dat hij afgeluisterd werd. De manier waarop hij daar zit, niet eens acteert, maar gewoon is: dat blijft bij.

Viel ons nog op: stuk voor stuk heb je voor veelzijdige acteurs gekozen. Wellicht niet toevallig voor iemand die als blonde Debby én als maffiose Raymond Van Mechelen in het collectief geheugen zit.

Van den Begin: Toen ik een paar jaar geleden in New York was, ben ik True West gaan bekijken, een toneelstuk van Sam Shepard met Philip Seymour Hoffman en zijn maatje John C. Reilly – in 2009 heb ik me er met Stany Crets zelf nog aan gewaagd. En toen viel me nog eens op hoe veelzijdig die Hoffman is. Hij heeft een heel uitgesproken fysionomie, een heel specifieke kop, en toch zie je hem in ontzettend uiteenlopende rollen én geloof je hem telkens weer. Dat bewonder ik in zo’n acteur. Het zijn ook tien mensen die me als acteur geïnspireerd hebben. Toen ik Al Pacino zag in Dog Day Afternoon, voelde ik zijn aanwezigheid in die film heel sterk. De enorme dynamiek en energie waarmee hij speelde, die tegelijk ontzettend strak gecontroleerd waren: puur vakmanschap. En tegelijk zag ik iemand heel genereus spelen. Dat is misschien wat de acteurs in mijn lijstje het meest samenbrengt, die generositeit. Vol, met open vizier

ertegenaan gaan. Gáán voor een rol.

Was net iets controversiëler dan je masterselectie: je rol als juryvoorzitter van de Vlaamse Filmprijzen, uitgereikt op het Filmfestival. Dat ‘Frits & Freddy’, waarin je meespeelde, drie nominaties in de wacht sleepte, flirtte met een woord als ‘belangenvermenging’. Zou je niet verveeld zijn als de film echt zou winnen?

Van den Begin: Ik ken de uitslag, dus dat is een beetje een rare vraag. Maar ik heb er geen lastig gevoel bij, neen. Eigenlijk begrijp ik de hele heisa niet. Ik kon als juryvoorzitter niet op een film stemmen, maar had als taak de debatten in goede banen te leiden. En als er over Frits & Freddy gepraat werd, heb ik braafjes de kamer verlaten.

Dan heb je veel buiten gestaan: ‘Frits & Freddy’ was in principe in elke categorie een kanshebber.

Van den Begin: Ik heb het er vooraf met het festival over gehad, maar zij zagen er geen graten in. Ik heb gezegd dat als ze wilden dat de Filmprijzen een langer leven beschoren waren, ze de jury in de toekomst zouden moeten uitbreiden. En daarna hebben we er niet meer over gesproken. Op mijn erewoord: alles is heel netjes en helder verlopen.

De voorbije twaalf maanden heten een wonderjaar voor de Vlaamse cinema. Krijg je die indruk ook als je de dertien films op een rijtje ziet?

Van den Begin: Er is toch nog groeipotentieel, hoor. Er zijn dingen die ik graag heb gezien en er zijn dingen die ik minder graag heb gezien. Nu, dat zal altijd wel zo zijn als je de films van een land naast elkaar legt. En als ik kijk naar de debuten – Rundskop, Adem, Beyond The Steppes – en naar wat er nu in de steigers staat, ben ik er gerust in dat de Vlaamse cinema de komende jaren opnieuw stappen vooruitzet. Ik kom zelf net van de set van Allez, Eddy, een film waarnaar ik heel benieuwd ben. Een heel goede ploeg, met een verrassend sterke Jelte Blommaert in de hoofdrol – nog maar elf, maar ontzettend volwassen als acteur. Uitstekend scenario ook, over de strijd tussen een dorpsbeenhouwer en een net geopend grootwarenhuis, tegen de achtergrond van Merckx’ poging om een zesde Tour de France te winnen – de Tour waarin hij een stomp in zijn maag kreeg. Ik vroeg aan Gert Embrechts, de regisseur, hoe lang hij er al mee bezig was. ‘Veertien jaar’, antwoordde hij. Dat er zulke debuten gemaakt worden, stemt me optimistisch over de toekomst.

Precies een kwarteeuw geleden kwam ‘De Paniekzaaiers’ in de zalen, je eigen filmdebuut. Is dit een punt in je leven waarop jij je carrière durft te overschouwen?

Van den Begin: Ik speelde maar een portier in De Paniekzaaiers, hoor. Ik deed de deur open op het stadhuis, dat was alles. (Lacht) Mijn eerste echte filmrol was in Alles Moet Weg. Tot dan dacht ik dat film ‘iets voor de anderen’ was en mijn plaats in het theater lag. Pas met die film heb ik de smaak te pakken gekregen. Maar om op je vraag te antwoorden: ik merk wel dat ik sinds een paar maanden langer en intenser nadenk over de dingen die ik waardevol vind en echt wil doen. Tijd wordt kostbaarder op de een of andere manier. Zeker nu ik kinderen heb: ik wil mijn zomers niet zomaar volplannen om bezig te kunnen zijn.

Nostalgie naar het vervlogen Vlaanderen van je jeugd lijkt wel een leidraad in je werk.

Van den Begin: (Denkt lang na) Blijkbaar wel, ja. Ik heb er nooit bij stilgestaan, maar Oud België speelt zich in die sfeer af. Een bigband als El Tattoo del Tigre bestaat ook niet meer. In het theater refereren Wilde Lea en Vrijen met Dieren aan vervlogen tijden. En Debby & Nancy komt voort uit dat gevoel dat je op zondagavond met natte haren voor de televisie zat, vol verwachting. ‘Er zal weer van alles gebeuren! En het zal weer met dieren zijn!’ Dat is het gevoel dat altijd terugkomt.

Mogen we je van enige weemoed verdenken?

Van den Begin: Het huis hier gaf het al weg, zeker? (Lacht) Het is moeilijk te zeggen hoe het komt, maar ik heb heel sterke herinneringen aan het verleden, die op gezette tijden terugkeren. Zulke dingen verbind je aan andere verhalen om iets mee te maken. Nu ook weer met Kiekens, dat dit najaar op televisie komt. Daar zit zeker een nostalgische kant aan. Het is een abstractie van een school, maar het zit wel duidelijk in de sfeer van het College in Berchem waar ik school heb gelopen.

Over ‘Kiekens’ gesproken: opgelucht dat het dan tóch op televisie komt? Nadat Exqi ermee stopte, was het niet duidelijk of één de reeks zou kopen.

Van den Begin: Het is lang geleden dat ik ervan wakker gelegen heb, maar ik ben wel blij, ja. Het is een tijd niet ondenkbaar geweest dat het er nooit van zou komen. Maar ik heb geen spijt van het Exqiverhaal, als je dat zou denken. Stany en ik hadden op dat moment zin in een avontuur. Fé (Gabriel Fehervari, CEO van Alfacam; nvdr.) en ik gaan ook al langer terug. Hij had vroeger een videotheek op de Mechelse Steenweg, zo groot als mijn keuken, met daarachter een montagecel om video’s van bruiloften en communiefeesten te monteren. Ik bracht mijn video’s al eens te laat terug, zo hebben we elkaar leren kennen. Later ben ik hem bij Alfacam weer tegengekomen. Ach, we hebben er Kiekens gemaakt, en dan hebben we Kiekens verkocht. Ik heb er altijd in berust dat het zijn weg wel zou vinden. De reeks is nu drie zomers oud, maar er plakt niet echt een tijd op: als het goed is, is het een beetje tijdloos.

Intussen ben je weer in zo’n productie beland: je speelt mee in ‘Met Man En Macht’, de nieuwe reeks van Tom Lenaerts en Tom Van Dyck voor Woestijnvis. De reeks wordt nu gedraaid, maar een koper is er nog niet.

Van den Begin: Dat is een heel ander verhaal. (Lacht)

Wij zijn een en al oor.

Van den Begin: Wat kan ik daarover zeggen? Het is een unicum, maar ik vind dat alleen maar spannend. Ik ben benieuwd hoe de markt zal evolueren. Er leeft iets bij alle zenders. Meer kan ik er niet over kwijt: dat is niet aan mij.

We hoorden ook waaien dat er een tweede reeks van het bijzonder fijne ‘Oud België’ in de maak zou zijn. Iets van aan?

Van den Begin: We hebben wel met de gedachte gespeeld om er iets meer mee te doen. Op een gegeven moment hadden we het snode plan om er een trilogie van te maken. De Antwerpse AB is in 1985, tien jaar nadat de eerste reeks zich afspeelde, een discotheek geworden. Het idee was om te wachten tot alle acteurs tien jaar ouder waren en dan rond die discotheek een nieuw verhaal te schrijven. Geen make-up en maskers, maar echt wachten tot Ben (van den Heuvel, Eddy in de reeks; nvdr.) 21 is – als hij dan nog wil acteren. Zoveel jaar later werd de AB dan een kledingzaak – dat zou de derde reeks worden. Een fascinerende gedachte, vind ik. Het zou een mooi tijdsdocument opleveren. Maar we hebben dus nog een jaar of zeven om dat concreet te maken. Er is nog tijd. (Lacht)

FILMFESTIVAL OOSTENDE

2-10/9, Oostende. Info:filmfestivaloostende.be.

DOOR GEERT ZAGERS

‘Er is toch nog groeipotentieel in de Vlaamse cinema. We zullen er de komende jaren weer op vooruitgaan.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content