De beste ziekenhuisreeks van de planeet zit al in haar tiende seizoen, en is bij ons aan de tweehonderdste aflevering toe. Gesprek met Noah Wyle, alias John Carter, de enige acteur die alles vanaf het begin heeft meegemaakt. Door Stefaan Werbrouck

Het verhaal gaat dat toen George Clooney enkele jaren geleden op vakantie was in Nepal, hij de televisie op zijn hotelkamer aanzette en tot zijn eigen verbazing zichzelf zag, als dokter in ER. Om maar te zeggen hoe wereldwijd het Amerikaanse ziekenhuisdrama is verspreid. In zowat vijftig landen worden de belevenissen van de dokters op de spoedafdeling van County General Hospital in Chicago op de voet gevolgd, en je moet de voorbije tien jaar al doorgebracht hebben in een grot in Guatemala, om nog nooit van de serie te hebben gehoord. En zelfs dan. De populariteit van ER in de Verenigde Staten zelf is eigenlijk nauwelijks te schatten. Sinds de start tien jaar geleden is de reeks nooit meer uit de top van de kijkcijfers weggeweest, en gemiddeld kijken er per week zo’n dertig miljoen Amerikanen. De reeks heeft meer dan honderd Emmy-nominaties gekregen (waarvan er twintig zijn verzilverd) en is al ieder jaar verkozen tot beste dramareeks van het land.

‘ER’ kwam voor het eerst op de Amerikaanse televisie in het najaar van 1994, met de kracht en de snelheid van een exprestrein. De reeks is een creatie van Michael Crichton, auteur van onder meer Jurassic Park, die zich baseerde op een van zijn oude onverfilmde filmscenario’s. Crichton, zelf dokter, gebruikte zijn eigen ervaringen als jonge student geneeskunde voor een frenetieke roetsjbaanrit door een Amerikaanse spoedafdeling (in de pilot zaten niet minder dan 45 medische verhalen), waar de adrenaline bij beken stroomt en er geen seconde rust is. ER kreeg dan ook meteen het label ‘rock’em – sock’em television’ opgeplakt, omdat de kijker van bij de begingeneriek werd meegesleurd in de helse strijd van de dokters, om pas drie kwartier later opnieuw te worden losgelaten. Tien jaar later is ER nog altijd tegelijk opwindend, krachtig, diepgaand en bedachtzaam, een reeks met schitterende scripts en ijzersterke regie, een voorbeeld van hoe je populariteit kan paren aan kwaliteit.

Door het razende tempo (de scenario’s van de reeks zijn over het algemeen dubbel zo lang als die van een andere serie) heeft ER vaak meer iets van een duiventil dan van een spoedafdeling. De ene patiënt is (letterlijk) nauwelijks dichtgenaaid of er staan er alweer drie andere te wachten, de één nog gruwelijker verminkt dan de andere. Toen vorig jaar de 200e aflevering van ER – over twee weken te zien op Kanaaltwee – werd opgenomen, gaf de studio een feestje voor zowat achthonderd mensen. En dan had men al serieus geschift in de gastenlijst. Als iedereen was uitgenodigd die in de serie ooit eens een gesproken rol heeft gekregen (we tellen de figuranten dus niet mee), dan had men een zaal voor tienduizend mensen moeten reserveren. ‘Een geluk dat men de toeloop een beetje beperkt heeft’, lacht Noah Wyle, alias John Carter. ‘Stel je voor dat er op dat feest iemand op mij was afgekomen: ‘Hé, ken je me nog? Seizoen twee, open beenbreuk?’ (lacht) Maar in alle eerlijkheid: niemand had verwacht dat ER het tweehonderd afleveringen zou uithouden. Ikzelf dacht dat we niet verder zouden raken dan de pilootaflevering, de meest optimistische leden van de cast gokten dat het over zou zijn tegen Kerstmis (lacht). We hebben gewoon enorm veel geluk gehad. Dat we nu al aan nummer 200 zitten (ondertussen is men in de VS al de 220 voorbij, sw), en dat we een model zijn geworden voor andere series, daar kan niemand de eer voor opstrijken.’

Niet alleen in het patiëntenbestand is er een groot verloop in ‘ ER’, ook dokters en verpleegsters komen en gaan. In een reeks die zo lang meegaat, is het natuurlijk normaal dat er af en toe wat vers bloed wordt aangevoerd, maar ER slaat toch alles. George Clooney, alias Doug Ross, werd wereldberoemd dankzij de serie, maar hield er na bijna vijf seizoenen mee op. Zijn liefje Julianna Marguiles (verpleegster Carol Hathaway) volgde hem een twintigtal afleveringen later. Na het achtste seizoen hielden zowel Anthony Edwards (dokter Mark Greene) als Eriq La Salle (chirurg Peter Benton) het voor bekeken. En dat gaat zo maar door, en dan hebben we het nog niet eens over de personages die verdwijnen, weer opduiken, opnieuw verdwijnen… Te midden van alle chaos is er maar één constante: Noah Wyle. Zijn personage John Carter is het enige uit de pilootaflevering die er ruim tweehonderd afleveringen later nog altijd staat. Zijn evolutie van enthousiast, onschuldig groentje naar ervaren chief resident is dan ook de belangrijkste rode draad door alle seizoenen heen, en de kijkers zijn samen met Carter meegegroeid. Als enige overblijver van de ‘pioniersjaren’ en belangrijkste naam in de cast, is Noah Wyle zelf ook geëvolueerd tot ’the big head on the poster’, zoals hij het zelf noemt.

Toch twijfelde Wyle – die overigens met zijn rol negen miljoen dollar per jaar verdient – tien jaar geleden of hij wel zou meedoen aan ER, omdat hij bang was om voor meerdere jaren vast te zitten. ‘Ja, dat klopt’, zegt hij. ‘En in het begin van de serie was ik ook op mijn hoede. Nu denk ik echter: wat mijn personage heeft meegemaakt, die evolutie van student naar leraar, dat is een uitdaging die maar heel weinig acteurs krijgen. En zolang ik vind dat er nog leven in Carter zit, blijf ik. Maar ik wil nooit het gevoel hebben dat ik meedoe enkel en alleen omdat mijn kop verkoopt. De scenaristen hebben gelukkig systematisch nieuwe wendingen gecreëerd voor het personage, waardoor hij fris blijft. De enige reden waarom je als acteur een langlopende serie als ER zou willen verlaten, is om iets anders te doen. Dus als het personage dat je speelt af en toe wat verandert, vermindert dat de drang een beetje.’

ER zette zich van bij de start af tegen alle andere ziekenhuisseries door zijn hoge graad van realisme. De pilootaflevering werd bijvoorbeeld gefilmd in een echt hospitaal, dat medio jaren tachtig was verlaten, met echte charts die daar waren achtergelaten. Belangrijker was dat de camera in ER mee de operatiekamer in ging en er vrijuit werd gepraat over allerhande ziektes en aandoeningen, met alle jargon dat daarbij komt kijken ( ‘Get me a CBC, Chem-7! Stat!’). ‘Ja, we hebben wel wat moeten blokken’, lacht Wyle. ‘Maar vanaf het begin hebben we de hulp gekregen van een team technische adviseurs, dat met ons alle operatiescènes repeteert, toont hoe we de instrumenten moeten vasthouden, hoe we het jargon moeten uitspreken. Ik heb zelf ook tonnen handboeken gelezen, gewoon omdat ik vind dat de authenticiteit de basis is van ER. Dat onderscheidt ons ook van andere doktersseries: we hebben altijd echt aandacht besteed aan ’the medicine’. En dus hebben we ook respect gekregen van de medische gemeenschap.’

De maatschappelijke invloed van de reeks is groot. Na het eerste seizoen was het aantal sollicitanten in de Amerikaanse spoedafdelingen gestegen met bijna 300 procent. En een paar jaar geleden onderzocht de Kaiser Family Organization – de grootste liefdadigheidsinstelling van de Verenigde Staten – waar de modale Amerikaan zijn informatie over ziektes en sociale zekerheid vandaan haalt. ER kwam daar als belangrijkste bron naar voren, en werd niet minder dan twintig keer zo vaak genoemd als de tweede in de rij. Niet verwonderlijk dus dat de scenaristen om de haverklap verzoeken krijgen van belangenorganisaties om een bepaald ziektebeeld te behandelen in de reeks. Toen Bill Clinton nog president was, belde een van zijn ambtenaren ook vaak naar de schrijvers, om te lobbyen om een onderwerp aan te snijden. ‘Ongelooflijk, nietwaar’, zegt Wyle. ‘Ik weet ook dat een van de schrijvers onlangs een brief heeft gekregen van een vrouw in Texas. Die had zich dankzij de ziekte van Mark Green (die stierf aan een hersentumor, sw) in de serie gerealiseerd dat sommige problemen waar zij mee te kampen had, wel eens niet zo onschuldig konden zijn. Ze is naar een dokter gegaan en ze hebben een hersentumor gevonden.’

‘ER’ is dan wel Amerika’s grootste kijkcijferkanon, dat heeft de makers er nooit van weerhouden om risico’s te nemen. Er zijn al een paar vormelijke experimenten geweest: de eerste aflevering van het vierde seizoen werd in de VS bijvoorbeeld helemaal live gebracht (tweemaal zelfs, vanwege de verschillende tijdszones), en enkele weken geleden was er bij ons nog een episode te zien die achterstevoren werd verteld. Maar ook en vooral inhoudelijk was en is ER vaak baanbrekend. De serie schrok er van bij de start niet voor terug om de vaak lamentabele toestand van de gezondheidszorg in de Verenigde Staten te tonen. County General wordt voortdurend geplaagd door besparingen, onderbemanning, gewelddadige patiënten en ga zo maar door. ‘Dat is ook een van de belangrijkste oorzaken van ons succes geweest’, zegt Wyle. ‘Daar ben ik zeker van. We hebben het geluk gehad – wel, gelukkig voor ons maar minder aangenaam voor de mensen die er iedere dag mee te maken krijgen – dat de gezondheidszorg in de VS zo’n crisis meemaakte toen we startten. Wij hebben die zaken niet verbloemd, en de kijkers zijn ons daarin gevolgd. Zij waren al die positieve ziekenhuisseries, waarin alles draait om welke dokter het met welke verpleegster doet en de patiënten er maar voor spek en bonen bijliggen, meer dan moe. Dat wij ervoor kozen om ook de zwarte kant van het beroep in beeld te brengen, was dan verfrissend. Kijk, als ik ER zie, denk ik: hier hebben we de kans om elke week 30 miljoen mensen te bereiken in dit land – ik tel het publiek wereldwijd nog niet eens mee – en ze te vertellen over de 40 miljoen Amerikanen die geen ziekteverzekering hebben, of de 8 miljoen kinderen. Of over de dokters die in de echte spoedafdelingen overspoeld worden door patiënten, en over hoe die vloed de laatste tien jaar exponentieel is gegroeid. Toen we begonnen, dachten we ook: “Erger dan dit kan het niet meer worden.” Maar het is eigenlijk alleen nog maar verergerd. Hier in Zuid-Californië zie je gewoon dat ziekenhuizen hun deuren sluiten door financiële problemen, waardoor hele wijken plotseling elders moeten gaan en er daar weer problemen ontstaan. Ik zie er echt het nut niet van in om een realistisch ziekenhuisdrama te maken als je voorbijgaat aan de realiteit die zich dagelijks afspeelt in de ziekenhuizen in dit land.’

Toch ligt ‘ ER’ ook vaak onder vuur wegens zijn vergezochte plots. Want wat de werknemers van het ziekenhuis allemaal over zich heen krijgen! Ze worden neergestoken, krijgen bedreigingen, er wordt op hen geürineerd, er breekt een dodelijk virus uit in het hospitaal… En Doc Magoo’s, het toevluchtsoord waar men na een zware shift gaat uitblazen, werd onlangs overvallen, met enkele doden tot gevolg. Je vraagt je soms af of County General niet veeleer failliet gaat door de verzekeringspolissen van haar personeel dan door besparingsrondes. Ook de privé-perikelen van de hoofdpersonages worden soms wel heel breed uitgesmeerd. ‘Wel, het mes snijdt natuurlijk aan twee kanten’, aldus Wyle. ‘Je kunt het niet alleen over het beroepsleven van de dokters en verpleegsters hebben, zeker bij een harde serie als ER. Het publiek wil af en toe een rustpauze, en die geef je door het hospitaal te verlaten. Eenmaal je een bepaalde graad van authenticiteit hebt, kun je het je ook veroorloven om de privé-levens uit te spitten. Maar het ziekenhuis moet wel onze basis blijven en naar mijn mening hebben we inderdaad in de laatste seizoenen soms iets te veel de nadruk gelegd op de privé-levens. Dat is ook het probleem als er acteurs de serie verlaten: die seizoenen draaien dan voor een groot stuk rond hun exits en de entrees van de nieuwkomers. Maar nu hebben we eindelijk een cast waarin voor even niemand wegwil.’

Behalve Wyle zelf natuurlijk. Niet dat de acteur ER wil verlaten, zijn personage gaat er alleen even vandoor. Tegen het einde van het negende seizoen trekt John Carter enkele maanden weg uit County General, om als arts zonder grenzen in Congo te gaan werken. Een verhaallijn waar Wyle zelf op heeft aangedrongen, vertelt hij. ‘Ik wil meer van mijn eigen politieke visies in de show krijgen. Ik heb zelf veel werk gedaan met Doctors of the World, de Amerikaanse versie van Artsen zonder Grenzen, en met hen heb ik een paar keer rondgereisd, onder meer naar een vluchtelingenkamp in Macedonië. En wat je daar te zien krijgt… Als je bekijkt over welke apparatuur een fictieserie als ER kan beschikken, dan is dat gênant. Een goede vriend van mij, die ik heb leren kennen via Doctors of the World, was vroeger chirurg in Tsjetsjenië. Hij is eens naar de set gekomen en hij begon bijna te wenen, toen hij zag hoeveel dozen latex handschoenen hier staan, hoe gesofisticeerd onze toestellen zijn. Wij gebruiken stukjes gaas die geknipt zijn in de vorm van een ovaal, zodat je ze in een oog kunt passen, en hij keek ernaar alsof het de Heilige Graal was. Ik bedoel maar: dit is een man die instrumenten moet steriliseren door er wodka over te gieten en ze in brand te steken! En wij gebruiken dan nog dezelfde instrumenten telkens opnieuw. In een echt Amerikaans ziekenhuis moet je, als je maar één instrument uit een lade neemt, de rest weggooien. En dat gebeurt in ieder ziekenhuis, in iedere afdeling. Een man die moet werken in de slechtste condities mogelijk in Amerika, en die dan moet vaststellen hoe goed hij het heeft in vergelijking met sommige andere delen van de wereld, dat moet een goed verhaal opleveren.’

Stefaan Werbrouck

‘ER’ is na tien seizoenen nog altijd een voorbeeld van hoe je populariteit kan paren aan kwaliteit.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content