THIRD / SISTER LOVERS

Elke week geven we een werk dat ten onrechte vergeten is of onderschat wordt de aandacht die het verdient.

Brian Eno heeft ooit beweerd dat iedereen die het geflopte debuut van The Velvet Underground had gehoord later zelf een band is begonnen. Iets soortgelijks gaat op voor Big Star, een gruwelijk miskend gezelschap uit Memphis, Tennessee dat in de vroege seventies de powerpopklassiekers #1 Record en Radio City afleverde, maar door de incompetentie van zijn platenlabel tussen de plooien viel. Toch zou de anglofiele sound van Big Star later luid en duidelijk doorklinken in het werk van R.E.M., The Replacements, Teenage Fanclub en The Posies.

Klonken zijn eerste platen nog fris en bruisend, de derde van Big Star was een ander paar mouwen. Toen ze werd ingeblikt, najaar 1974, was er zelfs geen groep meer. Voorman Alex Chilton en drummer Jody Stephens, de enige overblijvers, doken de studio in zonder vastomlijnd plan en lieten het aan producer Jim Dickinson over om uit hun chaotische opnamen iets beluisterbaars te destilleren.

Stilistisch raakt het werkstuk vaak kant noch wal: melodieuze gitaarpop en rafelige rock worden afgewisseld met een vreemd amalgaam van covers, desolate ballads en noise-experimenten waar ijverige lieden de term fucked up voor hebben bedacht. Chilton, als zanger van The Box Tops op zijn zestiende al een ster, was gefrustreerd en verbitterd. Inhalige charlatans waren er met zijn geld vandoor, managers en producers zagen hem als een willoze marionet en Big Star, de groep die voor de emancipatie moest zorgen, kwam, ondanks lovende kritieken, niet van de grond. Alex Chilton had niets meer te verliezen: voortaan zou hij zelf zijn spelregels bepalen en al zijn grillige impulsen volgen.

Was Sister Lovers een doelbewuste poging om zijn eigen carrière te saboteren? Een vorm van rebellie tegen media en muziekindustrie? Feit is dat songs als Big Black Car – sleutelzin: ‘I can’t feel a thing’ -, het met ontregelende feedback- en mellotrongeluiden gelardeerde Kangaroo en het huiveringwekkende Holocaust – ‘You’re a wasted face / You’re a sad-eyed lie / You’re a holocaust’ – tot onbehagen stemden en door de platenbonzen werden afgedaan als schizofreen en onbeluisterbaar. Uiteindelijk zou het nog tot 1978 duren voor de opnamen officieel het licht zagen en de derde van Big Star tot een cultklassieker kon uitgroeien.

Over de lp zelf bestaan nauwelijks zekerheden. In de loop der jaren werd hij door diverse labels heruitgebracht, vaak onder een andere titel en met andere nummers, zodat er niet eens een definitieve versie van bestaat. De meest uitgebreide uitgave is die op Ryko (1992) met 19 tracks in totaal. Geen hond weet echter welke songs écht voor de plaat bedoeld waren. Heet ze Third, Sister Lovers of Beale Street Green? Hoort ze aan Big Star of Alex Chilton te worden toegeschreven? Of heette het duo toen al Sister Lovers, verwijzend naar het feit dat beide leden op dat moment een relatie hadden met tweelingzussen? Het blijft voer voor speculatie, zeker nu twee van de drie protagonisten al een poosje wijlen zijn.

Het werkstuk steunt hoe dan ook op tegenstrijdige emoties. Chilton werd heen en weer geslingerd tussen melancholie en ingehouden woede, exorcisme en vakmanschap, nonchalance en nonconformisme. Als songwriter sprong hij vrolijk van de hak op de tak, maar afgaand op de spookachtige, soms barokke strijkersarrangementen en het niveau van het materiaal was hij lang niet zo labiel en losgeslagen als vaak wordt beweerd. Sister Lovers klinkt visceraal en intens, maar ook teder, troostend en geniaal in zijn onvolmaaktheid. Een plaat voor alle tijden.

DIRK STEENHAUT

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content