THE MATRIX

Soms zit er meer in een film verborgen dan je op het eerste gezicht zou denken. Soms zit dat vooral ook niet in de film. Joost Vandecasteele keert terug naar de dagen dat hij, tussen twee vers gewogen zakken popcorn, enkele minuten van The Matrix meepikte.

Misschien lag het aan onze angst voor de allesverwoestende millenniumbug, misschien wilden we 1999, ons laatste jaar op aarde voordat al onze gadgets en gizmo’s nooit meer zouden opstarten, met een cinematografische bang eindigen en werden we daarom verwend met zo veel films die een hele industrie hebben getransformeerd. Kijk maar naar de lijst, van The Sixth Sense tot The Blair Witch Project, van Fight Club tot Magnolia, van American Beauty tot Being John Malkovich. Maar vooral, kijk naar The Matrix. Heb ik ook nog eens gedaan voor dit artikel.

Zo veel jaren geleden, toen die film zijn ronde langs de Belgische bioscopen deed, werkte ik in een daarvan. In de Kinepolis van Kortrijk hield ik het nog geen maand uit aan de popcorn- en drankstand – in het jargon: ‘The Fast Lane’ – waar de West-Vlamingen de vervelende neiging hebben om nacho’s uit te spreken als nootjes en ik de zakken snoep soms moest wegen op een kapotte weegschaal, dus gokte ik maar en zolang ik geen rond getal uitsprak, bleven ze bijvullen. Tussendoor, als de overrompeling aan de kassa was bedaard, konden we als werknemers heel even in een zaal binnenglippen, waar we nooit meer dan enkele minuten van een bepaalde film zagen.

Van The Matrix zag ik die maand altijd enkel een bepaalde scène, het rustpunt van de film, het moment dat Neo (Keanu Reeves) wordt voorgesteld aan The Oracle, een oud vrouwtje in een appartement dat hem een koek geeft en iets brabbelt over Neo als uitverkorene. En ook iets over een vaas die misschien niet gevallen zou zijn als zij niet daarvoor had gezegd: ‘Niet erg van de vaas.’ And all the stoners go woooh.

Ik zag de film zoals de situationisten decennia geleden naar de cinema gingen: bewust te laat om ergens in het midden te vallen en daardoor zichzelf te verplichten hun eigen verhaal te construeren, gebaseerd op details als een trillende vinger of een voorbijsnellende auto. Ik zag de film met de best mogelijke introductie: niet een zoveelste vechtscène met de draden achteraf weggegomd, maar een gesprek over het universum van The Matrix. Met het personage van Keanu Reeves als een mogelijke Ware, maar evengoed kon het die kale jongen met zijn buigzame lepels zijn.

Dat ene moment, die ene gedachte dat Neo niet het centrum van het verhaal is, zorgde ervoor dat er twee verschillende artistieke stromingen ontstonden binnen de industrie van The Matrix. Aan de ene kant de twee filmsequels, Reloaded en Revolutions (dit jaar zijn er opnieuw geruchten over een trilogie van prequels) en de twee videogames, Enter the Matrix en Path of Neo (de onlinegame TheMatrix Online, een speelbare virtuele wereld over mensen die willen ontsnappen uit een virtuele wereld, raakte nooit echt van de grond. Misschien was de ironie te groot), waarin de focus op Neo en de zijnen bleef. En aan de andere kant waren er visuele pareltjes als de animekortfilms (onder andere van Peter Chung, bedenker van Æon Flux) onder de noemer Animatrix en The Matrix Comics, met een focus op andere personages die het hele idee van Neo als De Ware ondermijnen. Hier ligt de kern en de kracht van The Matrix. Of beter gezegd, het beste aan The Matrix is niet de film, maar wat de film heeft veroorzaakt.

DE BROERS (MOMENTEEL BROER EN ZUS) WACHOWSKI HEBBEN nooit verheeld hoeveel inspiratie ze hebben geput uit comics en Japanse animatie. Zo was de reden voor mijn oorspronkelijke enthousiasme voor de film niet de reputatie van de regisseurs (hoe goed hun eerste, de wat wulpse film noir Bound (1996), ook was), maar het nieuws dat tekenaar Geof Darrow bij het project betrokken was.

Zijn naam zal voor altijd verbonden blijven met dat ene meesterwerk, gecreëerd met die andere levende legende, Frank Miller: de driedelige strip Hard Boiled, over een robot die denkt dat hij een verzekeringsmakelaar is en een volledige stad verwoest om een wanbetaler op te sporen. Toegegeven, de plot is even flinterdun als de politieke geloofwaardigheid van Jurgen Verstrepen, maar de strip bulkt van de details, elke prent gevuld met te veel van alles – rommel, mensen en reclame. En Darrows invloed op de eerste Matrix-film is ook niet te ontkennen, met de robots als duizendpotige insecten en de cockpit van het schip die volgestouwd is met schermen, processors en kabels. Het beste voorbeeld daarvan is de machine die gebruikt wordt om een zender uit de buik van Neo te halen, een soort steampunktoestel met gasmeters en allerlei uitsteeksels. Die esthetiek gaat verloren in de latere films, waar alles veel properder en gestroomlijnder is. Alsof je van een gepimpte pc op het randje van een crash upgradet naar een Apple die niet eens kreunt bij de zwaarste bestanden.

Misschien lag het werkelijk aan eerst vier keer die scène met het Orakel zien voordat ik de volledige film aanschouwde dat bepaalde details mij meer bezighielden dan de cgi-momenten die de toenmalige media als een verheerlijking van geweld bestempelden (zeker nadat in hetzelfde jaar die schietpartij in Columbine High School had plaatsgevonden). Details zoals: hoe dat orakel alwetend is en toch ervoor kiest de opstandelingen niet te waarschuwen voor een valstrik op de terugweg, met vier doden als gevolg, zogezegd om te testen of Neo later zijn leven voor Morpheus zou riskeren. Of hoe een glitch in het systeem tot op heden nog steeds als de beste verklaring van een déjà vu klinkt. Of hoeveel nadruk erop gelegd wordt dat mensen als batterijen voor robots worden gebruikt, terwijl enkel en passant wordt gemeld dat het vocht rondom deze ‘dromende’ individuen sap van gemixte dooien is. Hoe agent Smith, de vertegenwoordiger van de robots in de valse wereld, zij het met een stevige dosis menselijke frustratie, vertelt over vorige versies van de Matrix: hoe ze eerst een perfecte wereld hadden geprogrammeerd, maar de mens die perfectie niet aanvaardde en in opstand kwam. Een idee dat, net als de Architect als godsfiguur in The Matrix Reloaded, afgekeken is van J.G. Ballard.

Maar het fascinerendst waren de subtiele referenties naar eerdere mislukkingen en triomfen. Dat idee werd door Ted McKeever uitgewerkt in de korte strip A Life Less Empty (in The Matrix Comics 1), over een superhacker die de door Morpheus aangeboden andere pil aanvaardde en liever niet de waarheid over de Matrix hoorde. Het zijn Elf strippagina’s over een eenzame depressieve vrouw in een appartement vol twijfel over haar keuze en het besef dat haar kans verkeken is.

Die details die de consequenties van het universum onderzoeken, zorgen ervoor – nog meer dan het verhaal of de beelden – dat The Matrix overeind blijft als een moderne klassieker. Details zoals een kortverhaal van Neil Gaiman (The Sandman), over een man met uitzonderlijke reflexen die in de jaren zeventig wordt benaderd door een Agent om een gevechtsvliegtuig te besturen bij een aanval door ruimtewezens (ja, die bestaan ook nog eens, want waarom niet?) en zijn leven in fast-forward wordt gezet (twintig jaar in twintig minuten) om hem op te leiden als piloot.

Het zijn die details die ervoor zorgen dat in de animatiecompilatie Animatrix (2003) de korte anime Beyond veel straffer is dan The Second Renaissance, ook al is voor die laatste duidelijk veel moeite en denkwerk gestoken in het achtergrondverhaal van de films: hoe het allemaal begon met een robot die zijn baas vermoordde uit zelfverdediging (and all the geeks go ‘Asimov’), hoe daarna robots worden opgejaagd en afgemaakt (met duidelijke knipogen naar Vietnam, concentratiekampen en het Tiananmenplein), hoe hun vraag om in de VN te zetelen arrogant wordt afgewimpeld en hoe ze zich terugtrekken in hun beloofde land Zero One. Allemaal episch en gewelddadig in beeld gebracht, maar niet zo overweldigend als Beyond, dat bijna aanvoelt als een Murakamivertelsel, over een vrouw die haar kat zoekt en binnendringt in een verboden huis. Volgens de kinderen die haar vergezellen een behekste plek, maar in de logica van The Matrix gewoon een error in het systeem. In het verlaten pand geven gebroken lampen toch nog licht en doet de verstoorde zwaartekracht een mens zweven. Al dat vreemds wordt niet angstig of behoedzaam benaderd, zoals de langspeelfilm zou verkiezen, maar als een speeltuin met als enige dreiging een vrachtwagen die met een rotvaart nadert om alles hermetisch af te sluiten. Zo verkrijgt het meest onwaarschijnlijke geloofwaardigheid. Zoals het de beste sciencefiction betaamt.

En ik weet heus wel hoeveel parallellen er te trekken zijn tussen The Matrix en de paranoia van vandaag, hoe ons leven bekeken en beheerst wordt door hoogtechnologische, gezichtsloze instanties. Hoeveel referenties er zijn naar ander bekend werk zoals Alice in Wonderland en 1984 – het appartement van Neo heeft niet toevallig nummer 101. Net zoals ik me bewust ben van de terechte kritiek op de flauwe filmsequels, niet het minst hoe het personage van de Kid, dat zichzelf met niets anders dan wilskracht kan loskoppelen van de droomwereld (iets waar zelfs de uitverkorene niet toe in staat is), in de sequel Revolutions gereduceerd wordt tot drager van munitie. Hoe het neutrale, emotieloze gezicht van Keanu Reeves het perfecte masker is om ons eigen gelaat op te plakken en onszelf de held te voelen (een theorie die briljant uiteengezet wordt in een aflevering van de webserie After Hours), een strategie die ondertussen elke blockbuster – van Harry Potter tot Pirates of the Caribbean – hanteert, met als sidekick steeds het interessantste personage met de beste citaten.

Maar de blijvende impact van The Matrix – dus niet enkel de film – op mijn denken is het besef dat een fictief universum, hoe onwerkelijk ook, tot in elk klein detail moet kloppen. Hoewel ik soms twijfel aan dat fictieve: in mijn appartementsgebouw draagt een open internettoegang de naam Nebuchadnezzar, het schip van Morpheus.

HET BESTE AAN THE MATRIX IS NIET DE FILM, MAAR WAT DE FILM HEEFT VEROORZAAKT.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content